Het koninkrijk Marokko is een autoritair geregeerde staat, waarin het parlement slechts beschikt over beperkte corrigerende bevoegdheden en waar de koning en hoge hofdignitarissen in feite alle belangrijke beslissingen nemen. Alleen de koning mag de minister-president benoemen en alleen hij bezit de bevoegdheid het parlement naar huis te sturen. De rechterlijke macht is onafhankelijk maar de koning heeft alle belangrijke benoemingen in handen doordat het Ministerie van Justitie is aangewezen als een zogenaamd souvereiniteitsdepartement. Het bestuursapparaat is een vrij zuiver voorbeeld van wat de beroemde socioloog Max Weber in het begin van deze eeuw de patrimoniale bureaucratie heeft genoemd. Ambten zijn persoonsgebonden en taken worden juist niet zonder aanziens des persoons uitgeoefend. De structuur van de ambtenarij bestaat uit een zich op de verschillende niveaus repeterende reeks van patroon-clintverhoudingen (Driessen, 1990). Bestuurlijke corruptie is in een dergelijk systeem endemisch, of beter nog: voor zover patronage algemeen is aanvaard, is het als criminele categorie zelfs onbestaanbaar. Getoetst aan het officile recht dat op Franse leest is geschoeid, is er echter wel degelijk sprake van wijdverbreide corruptie. Van verschillende gouverneurs en caids (districtshoofden) is zonder meer vastgesteld dat zij actief meewerken aan criminele (cannabis-)organisaties of dat zij zelf de drugsbaronnen zijn. De Marokkaanse en de Franse pers doen verslag van reeksen van dergelijke recente corruptiegevallen. Ze hebben betrekking op leden van de gendarmerie, het leger, de politie en de douane. De drugsbaronnen zijn bovendien genfiltreerd in de Marokkaanse politiek. Zij worden aangetroffen in rechtse partijen (zoals de Ressemblement National des Independants), maar ook wel bij links. Hun macht werd zo bedreigend dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken zich genoodzaakt zag bij de verkiezingen van 1992 niet minder dan 400 kandidaten van de kieslijsten te verwijderen vanwege betrokkenheid bij de drugshandel.
In de top van dit bestuur regeert de koning op grond van zijn goddelijke recht en zijn bestuur bestaat in feite uit
het uitdelen van belangen en gunsten in ruil voor concrete diensten en loyaliteit. Hij zorgt ervoor dat de
verdeeldheid die in deze samenleving bestaat tussen etnische categorien, stammen, sociale klassen en
politieke partijen, op peil wordt gehouden zodat hij als arbiter kan blijven optreden (Richard en Waterbury,
1990). Koning Hassan II geniet een absolutistische reputatie (Perrault, 1990) en zijn bewind wordt door
internationale organisaties zoals Amnesty International, de Wereldbank en ook het Amerikaanse Huis van
Afgevaardigden fel bekritiseerd. In een dergelijk systeem is het ondenkbaar dat de omvangrijke drugshandel
kan floreren zonder de actieve medewerking of althans de passiviteit van het ambtelijke apparaat. Dit doet de
vraag rijzen of en in hoeverre de koning zelf bij deze handel is betrokken. Het is buitengewoon lastig om deze
vraag te beantwoorden. De bekendste beschuldiging in deze richting is afkomstig van de journalist Moumen
Diouri (1992), maar zorgvuldige lezing van hoofdstuk V, paragraaf 6 van zijn boek A qui appartient le Maroc?,
waarin deze beschuldiging is opgeschreven, levert toch geen overtuigend bewijs op. Verder schrijft Ali
Bourequat, voormalig medewerker van de Marokkaanse inlichtingendienst, die enkele jaren geleden onder
Amerikaanse politieke druk na 18 jaar gevangenschap in een geheime kerker is ontslagen: Hasj is voor
Marokko een ware goudmijn. Zodra Hassan II aan de regering kwam, hebben Nederlandse technici zich in het
land gevestigd om toezicht te houden op de verbouwing van kif, het bereiden van plakken hash en het
conserveren van het sap ervan (Bourequat, 1994: 34).
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken