Buiten de Randstad (bijvoorbeeld in het regiokorps Limburg-Noord en in Drenthe) worden door politie en OM
pogingen ondernomen om het medebeheer van het OM gestalte te geven; binnen de Randstad zijn de
verhoudingen tussen politie en OM daar niet goed genoeg voor. Dat betekent dat in een aantal
niet-randstedelijke regiokorpsen het OM wordt geraadpleegd bij benoemingen van recherchechefs. Bij andere
beheersonderwerpen zoals de omvang van afdelingen, de vorming en opleiding van personeel en de
materile omstandigheden is het OM niet echt betrokken. Voor dergelijke onderwerpen is de belangstelling bij
het OM minder groot, terwijl de politie op die gebieden haar autonomie wil behouden. Hoewel het OM in
verreweg de meeste gewone strafzaken geen directe bemoeienis heeft met de opsporing, worden grote
onderzoeken van tactische teams soms zeer intensief geleid door de zaaksofficier van justitie.
Zo bezoekt de zaaksofficier voor een van de grote onderzoeken van de centrale recherche-afdeling in het
regiokorps Utrecht een aantal keren per week het politiebureau, en andersom bezoekt de politie de
zaaksofficier een aantal keren per week op het parket. De Utrechtse recherche streeft ernaar de zaaksofficier
zodanig te informeren dat hij alle risico's van een bepaalde koerswijziging kan beoordelen.
In de meeste gewone strafzaken heeft het openbaar ministerie, ondanks zijn directe verantwoordelijkheid, geen
bemoeienis met de opsporing. Dit is in het veld als probleem gesignaleerd, maar sommigen zijn beducht voor
een te grote betrokkenheid van het openbaar ministerie bij de praktijk van de opsporing. Tussen het openbaar
ministerie en de politie heerst een cultuur van wederzijds vertrouwen waarbij feitelijke sturing en controle van
het openbaar ministerie op de politie ongebruikelijk zijn.
Over de vraag of en in welke mate een zaaksofficier van justitie op de hoogte moet zijn van datgene wat in de
proactieve fase gebeurt, wordt verschillend gedacht. De praktijk varieert van enerzijds: de zaaksofficier moet
evenveel weten als de CID-officier van justitie tot anderzijds: de zaaksofficier behoeft slechts te weten wat
volgens de CID-officier relevant is. De tendens is de zaaksofficier en de CID-officier over dezelfde informatie te
doen beschikken.
vorige         volgende