NSS Marktonderzoek onderzoekt jaarlijks de maatschappelijke problemen die de gemiddelde Nederlander als meest urgent ervaart. In 1992 bleek het probleem ‘minderheden’ op een vijfde plaats te staan, terwijl ‘ontwikkelingssamenwerking’ de twintigste plek innam. Vijftien jaar geleden lag de verhouding nog andersom. Het onderwerp ‘Derde Wereld’ is verdrongen naar de krottenwijken van het Nederlandse interessegebied, terwijl de aandacht voor Europa en illegaal in ons land verblijvende buitenlanders in het centrum is komen te liggen.
Zo’n vijftien jaar geleden stonden migranten ook in het centrum van de belangstelling. Toen woedde in Nederland een stevige maatschappelijke discussie rond de zogenaamde ‘regularisatiemaatregelen’. Die discussie ging met name over de vraag of al dan niet een legale verblijfsstatus verleend moest worden aan de op dat moment in Nederland werkzame migranten zonder verblijfsvergunning. Vakbonden, kerken, politieke partijen en migrantenorganisaties pleitten actief voor zo’n maatregel. En met succes. Gezamenlijk kregen zij gedaan dat zowel in 1975 als in 1978 een generaal pardon werd uitgevaardigd. Het was een opzienbarende gezamenlijke stellingname. Wat zijn anno 1994 de standpunten van deze groepen? De vakbeweging
In grote lijnen zijn de vakbonden FNV en CNV het eens met het huidige kabinetsbeleid ten aanzien van migratie. Ook zij vinden dat migratie naar Nederland beperkt moet worden. Binnen de huidige internationale verhoudingen kan Nederland niet anders dan de Europese Gemeenschap versterken, aldus de vakcentrales, want alleen als Europa een economisch en politiek machtsblok wordt, kan de concurrentiepositie van de afzonderlijke staten ten opzichte van Japan en de Verenigde Staten verbeterd worden. Wil je de EG versterken, dan moeten de Europese grenzen gesloten worden voor diegenen die slechts vanwege economische redenen naar Europa willen migreren. Het Nederlandse migratiebeleid moet volgens de FNV en het CNV voornamelijk gericht zijn op politieke vluchtelingen en op gezinshereniging en -vorming.
Over illegale arbeid zijn de twee vakcentrales het in grote lijnen eens: de illegale werknemer bestaat niet; er bestaan slechts illegale werkgevers. De werknemer die probeert in Nederland een betere boterham te verdienen dan in zijn eigen land is immers geen misdaad te verwijten. Welke Nederlander zou niet hetzelfde hebben gedaan als hier geen enkel perspectief meer was? Onder invloed van een verkeerde beeldvorming over ‘het Nederlandse paradijs’ hebben velen alles op alles gezet om naar Nederland te komen. Hier aangekomen is terugkeer geen optie meer, al was het alleen al vanwege de schaamte mislukt te zijn en de nog grotere uitzichtloosheid die daarmee in eigen land wacht. Als iemand hier dan in een rechteloze positie toch probeert het hoofd boven water te houden, is die volgens FNV en CNV moeilijk illegaal te noemen en zeker niet crimineel.
De werkgevers die van de uitzichtloze positie van illegalen gebruik maken en hen onverzekerd en onder belabberde arbeidsvoorwaarden te werk stellen, zijn de criminelen om wie het eigenlijk zou moeten gaan. Als werkgevers geen illegale arbeiders meer in dienst (durven) nemen, worden de illegale werknemers vanzelf van werk uitgesloten en dus ook van de sociale voorzieningen. Uiteindelijk zullen ze door gebrek aan inkomsten vanzelf eieren voor hun geld kiezen en terug gaan naar hun landen van herkomst, verwachten de vakcentrales.
De vakbeweging is daarom gekant tegen iedere overheidsmaatregel die slechts gericht is op het oppakken van illegale werknemers, zoals bijvoorbeeld de gecoördineerde razzia’s in kassen, coffeeshops en confectie-ateliers. Beter zou het zijn de regelgeving ten aanzien van werkgevers strenger te handhaven. Als dat effectief gebeurt, krijgen illegalen geen kans meer om hier te werken en zijn razzia’s niet nodig.
Talip Demirhan, beleidsmedewerker op het secretariaat Buitenlandse Werknemers van het CNV zegt: “Razzia’s zijn niet meer dan symptoombestrijding. Al sinds 1979 staat in de Wet Arbeid Buitenlandse Werknemers dat een werkgever bij illegale tewerkstelling bestraft kan worden met maximaal tienduizend gulden boete en een half jaar gevangenisstraf. Bij herhaling zou het tot bedrijfssluiting kunnen komen. In de veertien jaar sinds het in werking treden van de wet is bij mijn weten nog nooit een gevangenisstraf opgelegd. Nu roept men dat men de geldboete wil optrekken naar een ton. Men roept, maar doet ondertussen niets.”
Vanuit zo’n zelfde redenering zijn de vakbonden principieel tegen het uitsluiten van werknemers van sociale voorzieningen, of zij nou een verblijfsstatus hebben of niet. Indien iemand voor deze voorzieningen premies heeft betaald, moet hij of zij daar ook gebruik van kunnen maken. Als een werkgever geen premies heeft betaald voor een illegale arbeider, zou deze volgens de FNV naast zijn boete ook nog het totaal aan achterstallige premies moeten betalen die de betrokken illegale arbeider mee naar het land van herkomst zou moeten krijgen.
Ook de identificatieplicht die per 1 juni 1994 van kracht wordt, kan bij de vakcentrales geen goedkeuring wegdragen. Het is symptoombestrijding en werkt te stigmatiserend voor migranten. Een koppeling van databestanden vinden zij daarentegen wel aanvaardbaar, maar alleen ter ontmaskering van illegale tewerkstelling door werkgevers. De privacy van personen moet daarbij worden gewaarborgd.
Legale arbeidsmigranten
In 1992 pleitten de federaties, als leden van de Sociaal Economische Raad SER, er voor de tewerkstelling van niet-EG arbeiders alleen toe te staan als er geen geschikte Nederlandse werklozen inzetbaar zouden zijn. Opvallend is dat FNV en CNV een verschillende interpretatie hebben over wat dit precies inhoudt. Het CNV meent dat het hier slechts gaat om vacatures voor zeer gespecialiseerde beroepen, bijvoorbeeld voor Chinese kok of Imam. De FNV geeft een ruimere interpretatie: ook als bijvoorbeeld plotseling vijfhonderd lassers in de Rotterdamse haven nodig zijn, moet deze regeling van toepassing kunnen zijn.
FNV en CNV zijn allebei lid van het Europees Verbond van Vakverenigingen EVV die in mei 1991 in een resolutie pleitte voor ‘amnestie, regularisering en officieel werk voor de illegale migranten die kunnen bewijzen langer dan vijf jaar in de Gemeenschap te zijn geweest en die geen delicten hebben begaan’1*. Zowel de FNV als het CNV hebben deze resolutie onderschreven, maar alleen de FNV heeft dit onderdeel van de resolutie tot beleid verheven. In een speciaal hieraan gewijde notitie ‘illegale tewerkstelling’ uit januari 1993 redeneert de FNV: “Door een gebrekkige controle door de overheid is het lange tijd mogelijk geweest dat door en namens illegaal tewerkgestelde personen soms jarenlang premies en loonbelasting is betaald. Hierdoor zijn toch zekere verwachtingen ontstaan. De FNV vindt het niet rechtvaardig deze plotsklaps teniet te doen. Daarom zijn wij van mening dat de overheid (eventueel gedurende een zekere periode) de mogelijkheid van legalisering van de verblijfsstatus moet openstellen.(….) Indien iemand zonder verblijfstitel aannemelijk kan maken (bijvoorbeeld door sofinummer, bewijs van inschrijving bij volkshuisvesting, belastingaanslagen en dergelijke) gedurende een onafgebroken periode van vijf jaar in Nederland te zijn verbleven, zal op zijn of haar verzoek tot legalisering van het verblijf in principe positief beslist kunnen worden. Dit verzoek moet namens de betrokken persoon ook door de werkgever ingediend kunnen worden.” 2*
Het CNV vindt daarentegen de mede door haarzelf onderschreven resolutie veel te ver gaan. Net als de Nederlandse overheid vindt ze legalisering van illegaal in Nederland verblijvende personen niet aan de orde. Talip Demirhan: “Dertig procent van de allochtonen in Nederland is werkloos, in tegenstelling tot zes procent van de autochtonen. Dit is sociaal onaanvaardbaar en geeft racistische ideeën als ‘zie je, ze willen niet werken’ een voedingsbodem. We moeten voor alles eerst aan dit probleem werken.”
Daarnaast vreest het CNV dat als je nu legaliseert, de gelegaliseerde volgende week ontslag neemt. “Pas als je de arbeidsomstandigheden in de diverse sectoren waar illegalen veel werken verbetert, zal dat niet gebeuren”, aldus Talip Demirhan, “maar dan zijn ook de autochtone werklozen weer geïnteresseerd en is legalisering dus niet meer nodig.”
Ook vindt het CNV legalisering na vijf jaar aantoonbaar verblijf onrechtvaardig ten opzichte van diegenen die hier maar vier en een half jaar aantoonbaar verbleven hebben. Tenslotte is het CNV bang voor de aanzuigende werking: als je nu legaliseert, zullen de komende jaren vele extra migranten de stap naar Nederland ook wagen in de hoop eveneens ooit gelegaliseerd te kunnen worden.
Rechtvaardigheid
De FNV onderkent de bezwaren van het CNV, maar vindt de rechtvaardigheid ten opzichte van degenen die hier al vijf jaar illegaal verblijven zwaarder wegen. Zij schrijft in haar notitie dat voor mensen die korter dan vijf jaar aantoonbaar in Nederland verblijven op individuele basis bekeken moet worden of tot legalisering kan worden overgegaan. Hierbij zou rekening gehouden moeten worden met huisvesting, aanwezigheid van familie en de toekomstmogelijkheden in het onderwijs of op de arbeidsmarkt 3*.
In tegenstelling tot het CNV verwacht de FNV geen aanzuigende werking van legalisering. “De SER heeft in november 1993 het rapport ‘Migratie, arbeidsmarkt en sociale zekerheid’ uitgebracht. Daaruit blijkt dat bij een restrictief beleid illegale migratie slechts zeer beperkt een rol zal spelen in de totale migratie en dat van een onbeheersbaar proces geen sprake zal zijn” 4*.
Waarom heeft het CNV ondanks haar bezwaren toch voor de EVV-resolutie gestemd? Talip Demirhan: “De resolutie gaat over meer onderwerpen dan alleen legalisering. Het CNV wil hiermee andere landen stimuleren een beter migrantenbeleid te voeren. Niet ieder ander land heeft bijvoorbeeld stemrecht voor migranten en remigratiemogelijkheden voor vijftig-plussers. Dat zijn zaken waar die resolutie ook naar toe werkt.
Tweederangs burgers
De Nederlandse vakbeweging wenst de internationale welvaartskloof tussen Zuid en Noord en tussen West en Oost niet te verkleinen door een ruimhartiger toelatingsbeleid voor arbeidsmigranten. Dat zou asociaal zijn. Asociaal voor de allochtone werklozen in Nederland en bij hen zou de prioriteit moeten liggen; asociaal voor de arbeidsmigranten zelf want ze worden tweederangs burgers en asociaal voor de herkomstlanden want zij verliezen kundige arbeiders.
In plaats van te streven naar open Europese buitengrenzen voor migranten zeggen beide vakfederaties vooral te streven naar open Europese buitengrenzen voor produkten. Zeker de armere landen zouden in staat gesteld moeten worden ongelimiteerd hun produkten op de Europese markt aan te bieden. Als bedrijven in de EG alleen hun hoofd boven water kunnen houden met behulp van EG-subsidies, illegale arbeid of handelsbarrières voor niet-EG-produkten, dan mogen die bedrijven wat FNV en CNV betreft wel verdwijnen naar elders. Het verlies aan arbeidsplaatsen in Europa dat daarmee gemoeid is, nemen ze dan wel voor lief.
Willy Wagemans is beleidsmedewerker bij de afdeling Noord-Zuid van de FNV. “Zeker nu Europa ernst maakt met het buitensluiten van migranten, zou ze ook ernst moeten maken met het werkelijk mogelijk maken van ontwikkeling in de landen van herkomst”, meent hij. “In overleggen als de Nationale Advies Raad NAR en de SER proberen we constant dit standpunt te benadrukken.”
Willy Wagemans: “Rond handel en ontwikkelingssamenwerking zijn we uiterst actief. In het najaar van 1993 hebben we bijvoorbeeld in samenwerking met de Vereniging voor Noord-Zuid Campagnes InZet een boekje uitgebracht over duurzame handel en de GATT-onderhandelingen. Bij deze internationale handelsbesprekingen zou naar ons idee niet alleen rekening gehouden moeten worden met de prijzen van produkten, maar er zouden ook bindende afspraken gemaakt moeten worden over minimum milieu- en arbeidsvoorwaarden bij de vervaardiging van produkten. Dit boekje richt zich met name op de politiek”.
Daarnaast wil de FNV ook consumenten aanspreken. “In samenwerking met de Schone Kleren Kampagne 5* zijn we bezig een campagne rond een ‘Eerlijk Handels Handvest’ op te zetten” vertelt Willy Wagemans, “Winkels en bedrijven krijgen de mogelijkheid zo’n handvest te ondertekenen en zij verklaren daarmee te garanderen dat hun produkten in elk geval onder bepaalde minimum arbeidsvoorwaarden zijn geproduceerd. In ruil daarvoor krijgen zij van ons de toekenning een eerlijk handelend bedrijf te zijn. Dat schept duidelijkheid voor de consument.”
Verrechtsing van de achterban
Beide vakfederaties worden geconfronteerd met een achterban die steeds meer buitenlanders-vijandig wordt. Illegale arbeiders worden in steeds sterkere mate als profiteurs en concurrenten gezien. Solidariteit met allochtonen in Nederland en met armere landen in Zuid en Oost wordt moeilijker aan de achterban te verkopen. Hoe gaat de vakbeweging daar mee om?
Zelden wordt op een ledenbijeenkomst gepraat over migratie, minderheden of Derde-Wereldzaken. En als dat dan toch gebeurt kiezen de vakbonden de invalshoek van gelijkberechtiging van arbeiders. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat hun leden zich goed kunnen identificeren. Bijvoorbeeld met de allochtoon die zijn gezin naar Nederland wil halen of met de Indiase textielarbeidster die voldoende loon wil. Muriël Dalgliesh (FNV): “Onlangs hebben de leden van de FNV Voedingsbond in het Westland hun goedkeuring gegeven aan een pakket maatregelen waaronder legalisering van een deel van de illegale Westland-arbeiders.”
De politiek
Het regeringsbeleid is in het algemeen gericht op het zoveel mogelijk beperken van migratie. De grote partijen CDA, PvdA en VVD zijn het daar over het algemeen mee eens, maar met name binnen de Partij van de Arbeid lopen ook veel critici van het huidige beleid rond. Hun stem wordt verwoord door de werkgroep ‘migratiepolitiek’ van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Deze werkgroep, waarin onder andere rechtssocioloog professor Groenendijk en Tweede Kamerlid Van Traa zitting hebben, schreef in juni 1993 een voor PvdA-kringen opmerkelijke discussietekst. De bedoeling was in de PvdA een serieus debat over migratiepolitiek op gang te brengen 6*. De werkgroep pleit ervoor dat Europa erkent en accepteert dat het al decennia lang een immigratiegebied is en dat ook in de toekomst zou moeten zijn. Omdat het dat tot nog toe niet accepteert, krijgt het geen goede greep op de immigratie. Het enige waar Europa toe in staat is, is een restrictief en defensief beleid. Zo’n beleid biedt volgens de WBS-werkgroep te weinig mogelijkheden om de huidige en toekomstige immigratie te reguleren. Bovendien gaat er van zo’n beleid een stigmatiserende werking naar migranten uit, hetgeen de integratie van de gevestigde immigranten in de weg staat.
Heeft Europa eenmaal erkend dat het een immigratiegebied is, dan zouden de landen vervolgens gezamenlijk moeten werken aan het opstellen van een jaarlijks immigratieplan zoals Australië, Canada en de Verenigde Staten -openlijk erkende immigratiegebieden- ook al doen. In zo’n plan staat aangegeven hoeveel immigranten men het komend jaar in het kader van asielverlening en gezinshereniging en -vorming verwacht en hoeveel overige migranten men daarnaast nog wil toelaten. Staatssecretaris Kosto van Justitie en partijvoorzitter Rottenberg wijzen op de hoge werkloosheid in Europa en keren zich daarom tegen zo’n plan. De Wiardi Beckman stichting is het daar niet mee eens. Vaak ontbreekt het bepaalde economische sectoren in Nederland immers aan vakbekwame werklozen, aldus de Wiardi Beckman Stichting, zeker op de korte termijn. Verder zijn er grenzen aan de dwang die men op uitkeringsgerechtigden kan uitoefenen. Sociale grenzen, maar ook praktische: onwillige werknemers produceren niet zo best. Tot slot maakt de demografische ontwikkeling van Europa (vergrijzing) het waarschijnlijk dat in de toekomst arbeiders van buiten de EG gehaald moeten worden.
In het verkiezingsprogramma van de PvdA zijn deze geluiden nauwelijks terug te vinden. De PvdA stelt in haar programma klip en klaar dat Nederland voor arbeidsmigranten geen immigratieland behoort te zijn 7*. Wel wil men graag afspraken maken met de belangrijkste landen van herkomst van (illegale) arbeidsmigranten. Europa moet bereid zijn “om de economische ontwikkeling van het hele Middellandse-Zeegebied te bevorderen.” 8*
GroenLinks
Over het huidige Nederlandse migratiebeleid is ook GroenLinks slecht te spreken: het is te restrictief en Nederland zou zonder al te veel problemen veel meer buitenlanders kunnen opnemen dan het momenteel doet.
Evenals de Wiarda Beckman Stichting vindt GroenLinks dat de prioriteit zou moeten liggen bij een ruimhartiger asielbeleid en bij de handhaving van een onbeperkt recht op gezinshereniging en -vorming. Dat recht is tenslotte gebonden aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ten aanzien van arbeidsmigranten moet wel een restrictief beleid worden gevoerd. Eventueel zou met internationaal afgesproken quota gewerkt kunnen worden. Uitgangspunt hiervan zou moeten zijn de opnamecapaciteit van landen tot een maximum op te rekken. Om de komst van teveel arbeidsmigranten tegen te gaan, moet met behulp van de ambassades in de landen van herkomst een effectief voorlichtingsbeleid gevoerd worden, aldus GroenLinks. Overigens is het onderscheid tussen politieke (onvrijwillige) vluchtelingen en niet-politieke (vrijwillige) arbeidsmigranten GroenLinks te simpel. Wat bijvoorbeeld te doen met migranten die gevlucht zijn vanwege een natuurramp, een oorlog of vanwege onderdrukking op grond van etniciteit, sekse of seksuele geaardheid?
Ten aanzien van de reeds in Nederland aanwezige migranten zonder verblijfsvergunning heeft GroenLinks van de politieke partijen de meest vergaande beleidsvoorstellen. Het stelt een eenmalig ‘generaal pardon’ voor voor diegenen die aantoonbaar gedurende twee jaar in Nederland woonachtig zijn: zij moeten in aanmerking komen voor een verblijfs- en werkvergunning. Ter bestrijding van de illegale tewerkstelling is GroenLinks met name voor een verscherping van de sancties tegen koppelbazen en werkgevers. Zij is net als de vakbonden tegenstander van een actief oppak- en uitzetbeleid, omdat dit niet de oorzaken aanpakt.
D66
D66 vindt net als de Wiardi Beckman Stichting en GroenLinks dat Nederland moet erkennen een immigratieland te zijn, maar dat betekent volgens hen niet automatisch dat Nederland de immigratiecijfers moet oprekken. Er is een grens aan hoeveel migranten een samenleving aan kan. Overschrijding daarvan leidt tot chaos en onvoorspelbare uitbarstingen van geweld en criminaliteit, meent D66. Zo’n grens is niet te definiëren, maar is opgebouwd uit verschillende componenten. Zo is er de vraag of er voldoende werk is voor de immigranten en in hoeverre zij kunnen omgaan met de anonieme, individualistische cultuur van het Westen. Bovendien zijn er eindige mogelijkheden voor integratie en toegang tot het sociale-zekerheidsstelsel, het onderwijs en de gezondheidszorg. Voor Nederland is deze grens gelukkig nog niet volledig bereikt, maar we moeten volgens D66 wel oppassen. Het is daarom goed dat Nederland steeds effectiever de immigratie weet te beheersen, namelijk door illegalen niet meer aan de geografische grens tegen te houden, maar aan de grens van het systeem, door hen uit te sluiten van sociale voorzieningen. D66 is het dus in grote lijnen eens met het huidige overheidsbeleid en ‘gaat er van uit dat de huidige regels rond migratie weinig of geen verandering behoeven’ 9*.
In tegenstelling tot GroenLinks en de Wiardi Beckman Stichting is D66 een verklaard tegenstander van het gebruik van quota of immigratieplannen ter regulering van migratie. Het aantal migranten dat binnen de migratie-criteria valt, fluctueert niet zodanig dat quota noodzakelijk zijn. Ook ziet D66 het gevaar dat quota op den duur zullen worden gebruikt om de toetredingsaantallen jaarlijks neerwaarts bij te stellen 10*.
Het D66-partijbestuur pleit voor een eerbiediging van het recht op gezinshereniging. Volgens het verkiezingsprogramma betekent dat dat wel voorwaarden mogen worden gesteld in de sfeer van inkomen en huisvesting, maar dat deze voorwaarden nooit zover mogen gaan, dat zij het recht op gezinsleven en gezinsvorming feitelijk frustreren’ 11*. Wat dit precies inhoudt, maakt het programma niet duidelijk.
Overigens verschilt het partijbestuur op dit punt van mening met zijn eigen wetenschappelijk bureau. Dat rapporteerde in geen geval voorstander te zijn van inkomens- en huisvestingseisen. De beste manier om volg-migratie te beheersen, is volgens het wetenschappelijk bureau het bieden van betere integratiekansen zodat het herkomstland minder een oriëntatiepunt wordt voor een huwelijkspartner 12*.
Illegale tewerkstelling moet volgens D66 vooral worden tegengegaan door naast het harder aanpakken van werkgevers, het sociale systeem beter te sluiten. Dat houdt voor D66 overigens niet in dat illegalen van geen enkele sociale voorziening meer gebruik zouden mogen maken: met een referentie aan de Rechten van de Mens pleiten de Democraten voor het voor iedereen toegankelijk blijven van onderwijs- en gezondheidszorgvoorzieningen. Het oppakken en uitzetten van illegalen zou volgens D66 alleen in ‘voorkomende’ gevallen moeten gebeuren en moet worden gezien als het sluitstuk van een beleid ter bestrijding van illegaliteit. Met landen waarvandaan relatief veel illegale migratie voorkomt, zouden specifieke afspraken gemaakt moeten worden over terugname van de eigen onderdanen.
Internationaal beleid
Migratie heeft veel te maken met internationale verhoudingen en migratiebeleid dus veel met internationale politiek. Zo’n beetje het halve verkiezingsprogramma van GroenLinks gaat op deze relatie in. Het centrale thema van hun ontwerp-verkiezingsprogramma is internationale solidariteit. Nu de verschillende landen en werelddelen onderling steeds makkelijker bereikbaar zijn en van elkaar afhankelijk worden, is het volgens hen hard nodig om te komen tot een zogenaamde ‘mondialisering van de verzorgingsstaat’. Alleen binnen een solidaire mondiale verzorgingsstaat zal het mogelijk zijn internationale problemen als armoede, onderdrukking, oorlog, milieuvervuiling en migratie aan te pakken. Essentieel is volgens GroenLinks dat Derde-Wereldlanden meer macht moeten krijgen in internationale overlegstructuren zoals het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de internationale besprekingen over handelstarieven (GATT). Verder zouden de Verenigde Naties versterkt moeten worden zodat harder kan worden opgetreden tegen schendingen van mensenrechten.
Ook D66 ziet duidelijk de relatie tussen migratie en internationaal beleid. D66 kiest er echter voor prioriteit te leggen bij het directer tegengaan van migratie. Zo zal ontwikkelingssamenwerking volgens de Democraten meer gericht moeten worden op landen waar veel migranten vandaan komen, ook al zijn dit niet altijd de armste landen. Tevens zal een flink deel van het budget van ontwikkelingssamenwerking gestopt moeten worden in het indammen van de bevolkingsgroei. ‘Of de wereldbevolking zal stabiliseren op elf- of vijfentwintig miljard, dan wel ergens er tussenin, is één van de voornaamste variabelen voor de ernst van de migratieproblematiek op langere termijn,’ meent D66 13*.
“Zolang de welvaartskloof tussen Noord en Zuid blijft bestaan, zal sprake blijven van een migratiedruk van de arme op de rijke landen”, aldus D66: “De sterke bevolkingsgroei in de arme landen zal deze druk nog versterken.(…) Wat plaats zal moeten vinden, is een substantiële en geleide overdracht van kennis, technologie en eigendom, willen de economische verschillen op mondiaal niveau tot aanvaardbare proporties worden teruggebracht. Deze verschillen kunnen niet binnen de gangbare concurrentieverhoudingen worden ingelopen.(…) Zolang echter in grote delen van de wereld van zo’n ontwikkeling nog geen sprake is, ligt het voor de hand dat ontwikkelingssamenwerkingsgelden in toenemende mate -mede- zullen worden gebruikt om migratie uit de arme landen naar het Westen te voorkomen.”14*
De Kerken
De Kerk is voor veel mensen een belangrijk oriëntatiepunt bij het bepalen van hun gedachten over maatschappelijke ontwikkelingen. De Kerken stellen zich ten aanzien van migratie met name opiniërend op en hier en daar plaatselijk ondersteunend.
Waar Kerken plaatselijk actief zijn, gebeurt dit meestal in de vorm van ondersteuning van illegale vluchtelingen. De gedachte daarachter is dat de Kerk aanwezig moet zijn in situaties van onrecht en deze moet aanklagen. Een interessant neveneffect is dat plaatselijk actieve kerkgangers over het algemeen een positiever beeld van vluchtelingen en migranten hebben dan gemiddeld. Dit komt met name door hun directe contact met (uitgeprocedeerde) vluchtelingen en illegalen. De omvang van het draagvlak voor politieke pleidooien dat hierdoor bestaat, is aanzienlijk.
De Paus
Het gebeurt nauwelijks dat kerkelijke instanties een politiek standpunt innemen over migranten die geen vluchteling zijn. Een onverwachte uitzondering hierop was een pauselijke boodschap ter gelegenheid van Migrantendag 1992 15*. De Paus zegt hierin onder andere: ‘Vroeger emigreerden mensen om voor zichzelf betere levensmogelijkheden te creëren; vandaag de dag emigreren veel mensen voornamelijk om te overleven. Door zo’n situatie vervaagt dan ook enigszins het onderscheid in de begrippen ‘vluchteling’ en ‘migrant’.” Internering van vluchtelingen mag volgens de pauselijke boodschap niet, tenzij bewezen kan worden dat een vluchteling een reëel gevaar vormt voor de samenleving of dat er dwingende redenen zijn om aan te nemen dat hij of zij zich niet meer zal melden. De asielzoeker zou geholpen moeten worden bij het vinden van werk.
In dezelfde boodschap pleit de Paus voor snelle integratie, waaronder gemakkelijke procedures voor gezinshereniging en gelijke behandeling voor wat betreft arbeid. Migranten zijn volgens hem niet alleen een last, maar dragen ook bij aan de ontwikkeling van een land. De Paus gaat ook in op het probleem van illegale migranten: “Niemand kan ontkennen dat het werk waarmee de migranten zonder verblijfsvergunning deelnemen aan de algemene inspanningen ten behoeve van economische ontwikkeling, in feite een vorm van deelneming aan de maatschappij is. Het gaat erom geschikte maatregelen te nemen, waardoor legitimiteit, ontplooiingsmogelijkheden en waardigheid aan deze deelneming gegeven kunnen worden,” aldus de Paus.
In Nederland worden pauselijke boodschappen door de stichtingen Allochtonen Zielzorg en Cura Migratorum vertaald tot pastoraal en diaconaal werk onder migranten. Cura Migratorum stelt zich duidelijk minder ruimhartig op dan de Paus. “Bij het toekennen van vluchtelingenstatussen moet een evenwicht gevonden worden tussen het humanitaire belang van de vluchteling en het maatschappelijk belang van Europese landen”, aldus Cura Migratorum. Zij zijn tevreden met de huidige korte beoordelingsprocedure van asielaanvragen en volgens hen worden de meeste asielzoekers terecht teruggestuurd, met uitzondering van sommige groepen zoals Tamils. Vluchtelingen die ten onrechte afgewezen zijn, moeten wel door de Kerken geholpen worden meent Cura Migratorum.
Verder pleit men voor het recht om thuis te blijven. Dit wordt vaak door politieke maatregelen onmogelijk gemaakt, maar is volgens Cura Migratorum in het belang van alle betrokkenen: Nederland heeft te maken met een economische crisis en heeft een te grote werkloosheid om extra arbeiders op te kunnen nemen. Meer mensen opnemen zou sociale onrust betekenen. Alleen voor echte vluchtelingen is er hier ruimte meent Cura Migratorum. Illegale arbeidsmigranten moeten dan ook terug en maatregelen die hun arbeid hier onmogelijk maken zijn gerechtvaardigd. Wel heeft men kritiek op maatregelen die hen medische zorg onthouden.
Gezinsvorming en gezinshereniging vindt Cura Migratorum een mensenrecht waar niet aan getornd mag worden. Wel pleit men ervoor dat op de migranten druk uitgeoefend wordt om gezinshereniging niet al te lang na aankomst te laten plaatsvinden, zodat voorkomen wordt dat zij aan de onderkant van de samenleving blijven en niet kunnen integreren.
Missionair Centrum
Binnen de katholieke Kerk is het Netwerk Religieuzen voor Vluchtelingen het belangrijkste samenwerkingsverband dat zich actief inzet voor vluchtelingen. Het netwerk heeft diverse regionale afdelingen en houdt zich vooral bezig met uitgeprocedeerde vluchtelingen. “We bieden hen een opvangplek en praten met hen vanuit een gelijkwaardige positie”, zegt Martin Jansen van het Missionair Centrum in Heerlen, één van de lidorganisaties van het netwerk. “Op deze manier kunnen we hun eigen verhaal te horen krijgen in plaats van het verhaal dat ze steeds moeten vertellen tegen hun advocaat en Justitie. De meest voorkomende oplossing is juridisch: we brengen uitgeprocedeerde vluchtelingen terug in de procedure en soms komt daar alsnog een statustoekenning uit. We moeten dan kunnen aantonen dat er fouten in de procedure gemaakt zijn. En dat gebeurt veel. Maar we zien dat het steeds moeilijker wordt en dat onze argumenten steeds minder gehoord worden. We worden cynisch. Andere oplossingen waar we aan werken zijn een verblijfsvergunning als student, vanwege werk of vanwege samenwonen.”
Het Netwerk Religieuzen krijgt vooral steun van religieuzen en congregaties. Martin Jansen: “Het is opvallend dat mensen die eigenlijk in hun werk illegale vluchtelingen moeten tegenwerken, ons ook steunen. Zo hebben we soms medewerking van iemand van de vreemdelingenpolitie en van verschillende ziekenhuisartsen. Zonder hen zouden we ons werk niet kunnen doen.”
Aan beleidsbeïnvloeding doet het netwerk niet. Wel gebeurt dit via andere samenwerkingsverbanden zoals het oecumenisch netwerk Migranten Zonder Verblijfsvergunning (MZV) en via het Platform Illegale Vluchtelingen (PIV). Dat zijn elkaar grotendeels overlappende samenwerkingsverbanden, waarvan het MZV zich vooral op lobby richt terwijl het PIV zich meer met (publieks)acties bezighoudt.
In de Hervormde Kerk wordt het werk onder illegale vluchtelingen gecoördineerd door de Generale Diaconale Raad die in dit opzicht heel actief is. Zij organiseert onder andere het oecumenisch samenwerkingsverband Migranten Zonder Verblijfsvergunning, waarin voornamelijk kerkelijke organisaties deelnemen die bij uitgeprocedeerde vluchtelingen betrokken zijn. Het diaconale werk wordt uitgevoerd door onder andere de diaconieën in de grote steden zoals de Rotterdamse Pauluskerk. Henk ten Brink van de Pauluskerk: “Als er bij ons illegale vluchtelingen komen, geef ik ze drie dagen onderdak. In die tijd doorloop ik de stukken en kijk naar de fouten en onzorgvuldigheden in de procedure die kunnen dienen als aanknopingspunt voor een hoger beroep. Mijn conclusie bespreek ik dan met het team. Als blijkt dat er geen juridische oplossing mogelijk is, dan breng ik mensen ook wel naar het buitenland. Dat is overigens met het nieuwe Europese Beleid een stuk moeilijker geworden. Aanvragen in een ander EG-land worden niet meer in behandeling genomen.
Ook hebben we veel contacten met de emigratiecentrale en het terugkeerbureau.(…) Het is moeilijk om tegen vluchtelingen mensen te zeggen dat er niets meer mogelijk is. Je weet de gevolgen: criminaliteit en drugs. Toch komt er soms zo’n moment.”
Maar praktische hulp alleen is onvoldoende; men wil ook politiek actief zijn. De Pauluskerk is daarom op nationaal niveau lid van het platform Migranten Zonder Verblijfsvergunning en van het Platform Illegale Vluchtelingen. Verder zit ze in de Linker Wang, een beweging van linkse christenen binnen GroenLinks en heeft ze goede contacten opgebouwd met individuele kamerleden als van Traa (PvdA), Lankhorst (GroenLinks) en Krajenbrink (CDA).
Recent hebben twee medewerkers van de Hervormde Diaconie een studiereis naar Europese kerkelijke organisaties voor vluchtelingenhulp ondernomen om te kijken wat er op internationaal niveau gebeurt. Zij pleiten in hun rapport 16* voor een royaal toelatingsbeleid, een uniforme ruimhartige interpretatie van het Vluchtelingenverdrag en voor het verruimen van criteria zodat ook economische en ecologische (armoede-) vluchtelingen erkend worden. Zijn vluchtelingen eenmaal erkend, dan zouden zij binnen een vastgestelde termijn een permanente verblijfsvergunning moeten kunnen krijgen en recht op gezinshereniging moeten hebben.
Als onderdeel van het MZV heeft de Generale Diaconale Raad een kritische reactie geschreven op de nieuwe Vreemdelingenwet 17*. Hierin wordt onder andere ingegaan op opsluiting van asielzoekers in het grenshospitium, uitzetting met harde hand en de uitsluiting van illegalen van voorzieningen. De reactie besluit met: “Velen zullen zich op gewetensgronden gedwongen voelen zich tegen de uitwerking van dit wetsvoorstel te verzetten.”
De Gereformeerde Kerk heeft het werk voor migranten gedelegeerd aan het Deputaatschap voor Gemeenteopbouw (onderdeel Binnenlands Diaconaat). Dit Deputaatschap verdeelt het geld dat de diverse Gereformeerde Kerken afstaan (o.a. aan Vluchtelingenwerk Nederland). Ook heeft het een beleidsadviserende functie ten behoeve van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken. Vanwege de zelfstandigheid van de lidkerken is het voor de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken echter moeilijk algemene uitspraken te doen. Zij sluit zich meestal aan bij uitspraken van de Raad van Kerken over migranten. Hierbij zijn onder andere de vele brieven die de Raad schrijft van belang. Zo is er bijvoorbeeld in juni 1993 een belangrijke brief geschreven rond het kerkasiel. Dat wordt aangeprezen als middel om uitgeprocedeerde vluchtelingen te helpen en ruimte te geven voor discussie over de rechtvaardigheid van hun uitzetting. Op 8 februari van dat jaar schreef de Raad een brief over de illegalenproblematiek, waarin de overheid verweten wordt illegalen af te schilderen als criminelen of misbruikers van sociale voorzieningen. Bovendien pleit men daarin voor het aanpakken van werkgevers die misbruik maken van de zwakke positie van de illegale werknemers. Met zulke brieven gaat de Raad van Kerken steeds in op actuele kwesties. Een breder perspectief voor toekomstig beleid wordt niet gegeven. Dat lijkt ook moeilijk, gezien de interne verhoudingen en de complexiteit van het samenwerken van de lidkerken. Een actief samenwerkingsverband waarin zowel katholieke als protestantse kerken zitting hebben is INLIA, het Internationaal Netwerk Lokale Initiatieven ten behoeve van Asielzoekers. Kerken die hierbij zijn aangesloten hebben zich verplicht tot ondersteuning aan (uitgeprocedeerde) asielzoekers. Hiertoe hebben ze een basisdocument ondertekend, het zogenaamde Charter van Groningen. INLIA is vooral bekend door het kerkasiel dat ze aan diverse groepen vluchtelingen heeft verleend, maar ondersteunt ook individuele vluchtelingen. In de praktijk zijn bij dit samenwerkingsverband meer protestantse dan katholieke Kerken aangesloten. INLIA is dan ook vooral sterk in het Noorden van Nederland.
Europa
Beleid met betrekking tot migranten wordt steeds meer in Europees verband geïnitieerd. Alle kerkelijke organisaties uiten hierop kritiek omdat blijkt dat de Europese beleidsmaatregelen over het algemeen restrictiever zijn dan de afzonderlijke nationale maatregelen. Men is zich ervan bewust dat protesten hiertegen vooral op Europees niveau geuit moeten worden.
Al enige tijd bestaan er kerkelijke Europese samenwerkingsverbanden die zich bezighouden met de vluchtelingen en migranten. Drie van deze organisaties (Caritas Europa, de Kerkelijke Commissie voor Migranten in Europa en het Europese Katholieke Informatie- en Initiatiefbureau) kwamen begin 1994 met het voorstel dat de Europese Unie voortaan met een goed doordacht immigratieplan moet gaan werken. In dit plan zou ook ruimte moeten zijn voor een flink aantal arbeidsmigranten. Zij zouden een permanente verblijfsvergunning moeten krijgen en via een quoteringssysteem eerlijk over de twaalf lidstaten verdeeld moeten worden.
In het algemeen pleiten de kerkelijke instanties voor internationale solidariteit die de oorzaken van migratie aan moet pakken. Zo staat in de boodschap van de Paus 18* dat het migratievraagstuk niet alleen een Europees probleem is. De rijke landen hebben een morele plicht om bij te dragen aan de ontwikkeling van minder welvarende landen. Anderzijds zijn ook de ontwikkelingslanden verplicht te werken aan hun eigen ontwikkeling en zij moeten daarvoor ook de jonge mensen (met name degenen die in het Westen opgeleid zijn) motiveren.
Eenzelfde algemene boodschap wordt uitgedragen door de Pauselijke Raad ‘Cor Unum’ en door de Generale Diaconale Raad. Zelfs het behoudende Cura Migratorum stelt oorzaakbestrijding bovenaan. Zij vinden echter ook dat voor dat doel de welvaart in Europa behouden moet blijven.
Migrantenorganisaties
Een groot deel van de migranten die nu in Nederland wonen is na de oorlog gekomen. De eersten waren afkomstig uit de koloniën. In de jaren zestig, toen hier volop werk beschikbaar was, kwamen daar de Turkse en Marokkaanse migranten bij. Zij hadden aanvankelijk niet de bedoeling lang te blijven. Pas halverwege de jaren zeventig realiseerden zij zich dat zij niet meer terug zouden gaan. Zij waren te zeer vervreemd van hun herkomstland en hadden daar ook weinig toekomstperspectief meer.
Vanaf 1980 melden zich daarnaast steeds meer asielzoekers aan de Nederlandse grenzen. Zij zijn voornamelijk afkomstig uit de landen van de Derde Wereld; de laatste paar jaar in toenemende mate uit Somalië en het voormalig Joegoslavië.
Hoewel Nederland ontkent een immigratieland te zijn, heeft het al vele jaren structureel een immigratie-overschot. De migranten komen voor het grootste deel als asielzoeker of in het kader van gezinsvorming en -hereniging. Een klein percentage komt als arbeider. Migrantenorganisaties 19* hebben te maken met mensen uit al deze categorieën. Beperkingen in de wetgeving rondom migratie zijn voor hen direct voelbaar.
De plannen van de regering om voor elke categorie migranten de toelatingscriteria aan te scherpen, worden door alle migrantenorganisaties fel bekritiseerd. De bestaande wetten zijn gebaseerd op internationale verdragen en kunnen dus niet verder uitgehold worden. De nadruk zou moeten worden gelegd op het tegengaan van oorzaken van migratie en die liggen vooral in de herkomstlanden. De meeste organisaties vinden het zorgelijk dat de positieve kanten van migratie onderbelicht blijven. Immigranten hebben altijd een stimulerende en vernieuwende bijdrage geleverd aan onze samenleving. Dat wordt vaak vergeten.
Mensenrechten
Gezinshereniging en gezinsvorming worden door alle organisaties gezien als onaantastbare mensenrechten. Men heeft daarom scherpe kritiek op de aanscherping van de vreemdelingenwetgeving op dit punt.
Vooral het besluit om het hebben van een baan als hard criterium te hanteren, oogst veel kritiek. Buitenlanders worden onevenredig hard getroffen door de werkloosheid zodat zij ondanks hun inspanningen toch vaak niet aan de slag komen. Tot voor kort gold het verwijtbaarheidscriterium, dat wil zeggen dat buitenlanders toch hun gezin naar Nederland konden laten komen als zij hun werkloosheid niet aan zichzelf te wijten hadden. In de nieuwe wet is dit criterium aangescherpt: men moet drie van de afgelopen vijf jaar dat men in Nederland heeft verbleven, gewerkt hebben. Dit zou betekenen dat een groot deel van de werkloze allochtone bevolking hier niet aan zou kunnen voldoen. Omdat buitenlanders vaak buiten hun schuld werkloos zijn, is de nieuwe wet volgens alle migrantenorganisaties in strijd met het mensenrechtenverdrag en het non-discriminatiebeginsel. Het Nederlands Centrum Buitenlanders heeft daarom het initiatief genomen tot een alternatief wetsvoorstel als onderdeel van een alternatieve Vreemdelingenwet 20*.
Een ander bezwaar dat kleeft aan de nieuwe Vreemdelingenwet is dat migranten die in het kader van gezinsvorming of familiehereniging komen de eerste drie jaar een afhankelijke verblijfsvergunning krijgen. In deze periode verliezen zij hun verblijfsvergunning zodra hun partner die kwijtraakt of als de relatie eindigt. Hun juridische positie is daarmee gedurende enkele jaren zeer zwak, wat ook gevolgen heeft voor de verhoudingen tussen de partners. Het Nederlands Centrum Buitenlanders stelt voor de afhankelijke verblijfsvergunning na twee in plaats van drie jaar om te zetten in een onafhankelijke vergunning 21* Het Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland KMAN en de Turkse zelforganisatie HTIB pleiten voor een directe zelfstandige verblijfsvergunning voor partners 22*. Zij vinden dat de menselijke verhoudingen zwaarder moeten wegen dan de wens migratie in te perken.
Tenslotte heeft de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland er kritiek op dat met de nieuwe Vreemdelingenwet ook de gezinsherenigingsrechten van vluchtelingen worden beperkt. Dit geldt met name voor vluchtelingen met een zogenaamde C-status die om humanitaire redenen bescherming hebben gekregen. Voor hen zal het extra wrang zijn omdat zij vanwege de onveilige situatie in hun land van herkomst ook geen mogelijkheid hebben hun familieleden op te zoeken.
Asielzoekers
Vluchtelingen blijven komen zolang de situatie in de herkomstlanden niet verandert. De migrantenorganisaties pleiten daarom voor verruiming van de toelating, gecombineerd met meer politieke aandacht voor mensenrechten en democratische ontwikkeling in de landen van herkomst.
Sinds in 1980 de stroom individuele asielzoekers op gang kwam, heeft Nederland gewerkt aan een restrictief toelatingsbeleid. Zowel de procedure als de opvang zijn geleidelijk zo geregeld, dat er zo weinig mogelijk mensen toegelaten worden en dat ze in de -liefst korte- tijd dat ze hier blijven zo min mogelijk kansen krijgen tot integratie. Detentie van vluchtelingen is daarbij geen taboe meer. De mogelijkheid van het vastzetten van asielzoekers zijn met de nieuwe Vreemdelingenwet uitgebreid. Frits Florin, senior beleidsadviseur van Vluchtelingenwerk: “Door het opleggen van boetes aan vervoerders van onvoldoende gedocumenteerde passagiers, waaronder uiteraard vluchtelingen, wordt het transport bemoeilijkt. De verdragen van Schengen en Dublin maken het onmogelijk om in meer dan één land in West-Europa asiel aan te vragen; de beslissing van een land geldt voor alle andere, ondanks de onderling sterk verschillende criteria voor asielverlening. Door verdragen met landen waar asielzoekers vandaan komen en door nationale wetgeving, vooral in Duitsland, wordt het afschuiven van asielzoekers met name naar landen in Centraal Europa bevorderd. Het asielbeleid van EG-landen wordt ontwikkeld zonder effectieve parlementaire controle en er is geen bevoegde Europese rechter om een beroep op te doen.”
Nu komt het beleid via intergouvernementele weg tot stand, dat wil zeggen dat de twaalf EG-ministers belast met immigratiezaken in geheime sessies het beleid voorbereiden. Daarom pleit Vluchtelingenwerk voor communautarisering van het vluchtelingenbeleid. Het Unieverdrag van Maastricht maakt dit mogelijk, maar er is wel unanimiteit van alle regeringsleiders voor nodig. Communautarisering zou het mogelijk maken dat de verschillende aspecten van het vluchtelingenbeleid in onderling verband gebracht kunnen worden: buitenlandbeleid, mensenrechtenbeleid, ontwikkelingssamenwerking, samenwerking met het VN Hoge Commissariaat voor Vluchtelingen UNHCR en andere internationale organisaties en als sluitstuk het asielbeleid. Door controle van het Europarlement en door toezicht van het Europese Hof van Justitie op de uitvoering zou bovendien het democratische gehalte van de beleidsvorming en van de uitvoering hersteld kunnen worden. Vluchtelingenwerk vindt dat Nederland binnen de EG coalitiepartners moet zoeken zoals België en Duitsland om desnoods met het gebruik van een ‘Europa van twee snelheden’ deze doelstellingen te verdedigen.
Illegale arbeid
Sinds de Wet Arbeid Buitenlandse Werknemers (WABW) in 1979 ingevoerd werd (hij werd in 1991 herzien), is het verkrijgen van een werkvergunning zonder verblijfsvergunning vrijwel onmogelijk. Alleen in heel uitzonderlijke gevallen is het mogelijk buitenlanders te werk te stellen en kunnen zij op grond daarvan een verblijfsvergunning krijgen.
Van de migrantenorganisaties zijn alleen het Nederlands Centrum Buitenlanders en Vluchtelingenwerk tevreden met de wet. Zelfs in geval van hooggeschoolde arbeid of arbeid waarvoor in Nederland moeilijk mensen te vinden zijn, zijn zij voor scholing in plaats van import van buitenlandse werknemers. Het NCB wil geen arbeidsmigratie bevorderen omdat dit ten koste gaat van de kans op werk voor migranten die hier al wonen. Volgens hen is het bij een werkloosheid van meer dan een half miljoen mensen onjuist om nieuwe arbeiders binnen te halen. Vluchtelingenwerk legt prioriteit bij vluchtelingen die in eigen land te vrezen hebben voor hun leven. Zij zien arbeidsmigranten dus als een soort concurrenten voor asielzoekers.
Het Komitee Marokkaanse arbeiders in Nederland, het Turkse HTIB en het Ondersteuningskomitee Illegale Arbeiders vinden de maatregel discriminerend voor alle buitenlanders. Waarom zou iemand uit de EG prioriteit moeten genieten boven iemand uit Marokko of Turkije? De maatregel werkt bovendien illegale arbeid en dus uitbuiting door koppelbazen in de hand. Werkgevers kunnen zo nóg goedkopere arbeidskrachten krijgen. Werkloosheid is volgens HTIB en OKIA geen goed argument om nieuwe werknemers te weren. De werkloosheid is volgens hen namelijk welbewust gecreëerd met de automatisering, door fusies en het internationaal verplaatsen van bedrijven. We kunnen toekomstige migranten daarom niet het slachtoffer laten worden van de werkloosheid.
Het afsluiten van legale migratiemogelijkheden creëert illegalen. Mensen blijven komen zolang er een scheve verdeling is van schaarse goederen en democratische grondrechten. Helaas is de politiek niet bereid dit probleem op internationaal niveau aan te pakken. Men kiest daarentegen voor extra controles. Daarbij worden de werkgevers in verhouding te zwak aangepakt.
Volgens het Ondersteuningskomitee Illegale Arbeiders worden illegalen politiek gebruikt om stemming te maken tegen buitenlanders. Met een beroep op het tegengaan van illegaliteit voert men maatregelen in die vooral buitenlanders treffen, zoals bijvoorbeeld de identificatieplicht, het vreemdelingen-administratiesysteem en het Europese besluit verblijfsvergunningen te ontnemen van buitenlanders die illegale landgenoten helpen. Het inperken van migratiemogelijkheden, met name voor arbeid, beschouwen OKIA en HTIB als een doelbewuste politieke strategie om illegale en rechteloze arbeiders te creëren. Illegalen betalen vaak wel belasting en premies, maar kunnen hier geen gebruik van maken. Het OKIA keert zich tegen het in stand houden van de grenzen en pleit er voor dat alle illegale immigranten in Nederland mogen blijven. Het beroept zich op artikel 1 van de Nederlandse grondwet dat zegt dat ‘een ieder die in Nederland woont op gelijke voet moet kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving’.
Het Nederlands Centrum Buitenlanders en het Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland kiezen voor de optie om illegalen te weren door een hardere aanpak van de werkgevers en bestaande illegalen met een korte vakopleiding en financiële steun terug te sturen of, als ze hier aantoonbaar een aantal jaar 23* gewerkt hebben, te legaliseren. Het KMAN werkt er daarnaast aan in het land van herkomst goede voorlichting te geven over wat migranten in Europa te wachten staat 24*.
Vluchtelingenwerk tenslotte, vindt een effectieve sluiting van het sociale systeem en een effectief oppak- en uitzettingsbeleid noodzakelijk om een ruimhartiger vluchtelingenbeleid te kunnen rechtvaardigen. Wel heeft Vluchtelingenwerk kritiek op de identificatieplicht die in juni 1993 door de Tweede Kamer is aangenomen. Die werkt een controle op huidskleur in de hand en het keert zich ook tegen de ontwikkeling van een centrale vreemdelingenadministratie. Het is te moeilijk de informatie in zo’n gigantisch en wijdverbreid systeem buiten de verkeerde handen te houden. Met name veel landen van herkomst zijn volgens Vluchtelingenwerk erg geïnteresseerd in waar welke asielzoeker precies in Europa verblijft.
Flexibele arbeidskrachten
Onzekere toekomstperspectieven in eigen land maken dat mensen willen verkassen naar plaatsen waar meer perspectief lijkt te bestaan. Alleen door de wereldwijde ongelijkheid aan te pakken, kan migratie tot staan gebracht worden. Helaas is Europa hiertoe niet bereid. In plaats van de oorzaken van migratie aan te pakken probeert men de migranten aan te pakken. Alle migrantenorganisaties zijn deze mening toegedaan en wijzen op het belang van bestrijding van de oorzaken. De herkomstlanden van migranten moeten bij hun economische, maatschappelijke en politieke ontwikkeling geholpen worden onder andere door middel van ontwikkelingshulp. Het KMAN heeft daarbij niet gewacht op initiatieven van anderen. Het heeft zelf de overheid voorstellen gedaan voor ontwikkelingsprojecten in Marokko, zoals kleinschalige werkgelegenheidsprojecten en opbouw van de infrastructuur.
Het OKIA en HTIB gaan er van uit dat Europa er politiek en economisch een groot belang bij heeft om de oorzaken van migratie juist niet aan te pakken. Dat komt volgens hen doordat Europa graag goede contacten wil onderhouden met onderdrukkende regimes in strategisch belangrijke landen als Marokko en Turkije. “Marokko ligt aan de Straat van Gibraltar en Turkije vormt een brug naar de verder gelegen staten van de voormalige Sovjetunie”, zegt Marijke van het OKIA. “Verder beschermen beide landen door hun intermediaire ligging het Westen voor oprukkend fundamentalisme.”
Het economische belang ligt er volgens beide organisaties in dat uit deze landen migranten naar Europa vluchten. Hier worden ze vaak als illegale arbeider te werk gesteld. Zo zou het Europese bedrijfsleven aan goedkope en flexibele arbeidskrachten kunnen komen. Ook uit handelsoverwegingen is het van belang niet te veel de oorzaken van migratie aan te pakken. Het Europese bedrijfsleven kan zo volop profiteren van het EG-handelsbeleid dat er onomwonden op gericht is de export van Europese goederen (waaronder wapens) te bevorderen en tegelijk zelf de grenzen gesloten te houden voor produkten uit Derde-Wereldlanden.
Het OKIA legt de nadruk op een voorwaardelijke handelspolitiek, dat wil zeggen: geen handel met landen waar mensenrechten geschonden worden. Het HTIB is op zijn beurt voor een volledig vrije wereldhandel en vrije arbeidsmigratie. Hierdoor zal de ontwikkeling van de herkomstlanden gestimuleerd worden en de werkgelegenheid toenemen. Bovendien worden daardoor markten geopend die de Nederlandse export stimuleren.
De meeste migrantenorganisaties kiezen een positie die tussen de nieuwe migranten en de Nederlandsesamenleving in staat. Zij hebben meestal de neiging de rechten van nieuwe migranten te verdedigen en het openhouden van de grenzen. Tegelijkertijd proberen ze ook de oude migranten te beschermen. Vandaar dat ze ook wel wat voelen voor een beleid dat verdere migratie poogt in te perken.
Een vredes-, milieu- en Derde-Wereldorganisatie
Naast Kerken, vakbonden, politieke partijen en migrantenorganisaties hebben we ook een aantal overige maatschappelijke organisaties gevraagd naar hun visie op migratie en het huidige migratiebeleid. Het gaat hier om organisaties die niet dagelijks werken met illegalen, maar er door de aard van het werk bij betrokken zijn. Opvallend is dat de organisaties vaak wel over migratie hebben nagedacht, maar dat dat maar weinig tot uiting komt in hun activiteiten.
De christelijke vredesorganisatie Pax Christi geeft er de voorkeur aan zich alleen uit te spreken over politieke vluchtelingen. Het wordt steeds moeilijker om onderscheid te maken tussen degenen die bescherming zoeken tegen vervolging of tegen misère. Pax Christi houdt zich te weinig met deze laatste groep bezig om er zinvolle uitspraken over te doen, meent Jan Ter Laak, secretaris van Pax Christi Nederland.
Het Nederlandse overheidsbeleid is slecht, vindt Jan Ter Laak, maar in vergelijking met andere landen ook weer niet zo slecht. Het gaat minder ver dan het Europese beleid en Nederland hanteert Europese richtlijnen ook minder restrictief dan sommige andere landen dat doen. Het is zaak dat de publieke opinie dit niet uit het oog verliest. Ter Laak denkt dat het aantal vluchtelingen in de toekomst zeker zal groeien als gevolg van de toenemende conflicten in de wereld. Toch kan er volgens hem geen sprake zijn van het opengooien van de grenzen. Er zullen onvermijdelijk grote spanningen ontstaan en de overheid kan dat niet aan. “Een beperkt toelatingsbeleid is onvermijdelijk, maar dit beleid dient humaan en rechtvaardig te zijn en vereist Europese afspraken”, aldus Ter Laak,”Mensen moeten wel de kans hebben om in Nederland te vertellen waarom ze zijn gevlucht. En als mensen hun land niet uitkomen, dienen ambassades en diplomatieke diensten een rol te spelen bij het laten wegkomen van die mensen die in levensgevaar verkeren.”
Pax Christi ondernam in 1992 en 1993 vooral activiteiten rond oorlogsvluchtelingen uit het voormalige Joegoslavië. Men riep leden op om vluchtelingen bij hen thuis op te nemen en voerde politieke lobby voor een ruimere toelating van deze vluchtelingen. “Pax Christi aanvaardt het beginsel dat vluchtelingen zoveel mogelijk in de regio moeten worden opgevangen”, zegt Ter Laak. “Positief is dat aan landen in de regio financiële middelen ter beschikking worden gesteld om deze taak naar behoren te vervullen. De opnamecapaciteit in de regio is echter bescheiden.” Pax Christi dringt daarom aan op het opnemen van proportioneel evenveel vluchtelingen in Nederland als Duitsland doet. “Zolang veilige terugkeer niet mogelijk is, dient Nederland vluchtelingen te behandelen volgens de criteria van het internationale vluchtelingenverdrag”, aldus Pax Christi in een brief aan minister van den Broek van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Kosto van Justitie op 31 juli 1993.
Milieugebruiksruimte
Milieudefensie zegt dat het beter zou zijn indien er een ruimhartiger beleid wordt gevoerd ten aanzien van migranten. “Maar wanneer nagelaten wordt mensen een perspectief te geven in hun eigen land, komen mensen door de omstandigheden gedwongen in plaats van uit vrije keuze en dat zal misschien tot chaos leiden waar niemand iets mee opschiet”, meent Manus van Brakel, beleidsmedewerker Milieu en Derde Wereld. Uiteindelijk gaat het er volgens Milieudefensie om naar een situatie te streven waarin mensen niet meer wegvluchten om economische redenen, maar vaak hangen politieke redenen hier nauw mee samen.
In Rio presenteerde Milieudefensie het Actieplan Nederland Duurzaam 25* aan buitenlandse non-gouvernementele organisaties. Zij constateerde dat als de rijke landen, zijnde een kwart van de wereldbevolking, doorgaan met het claimen van driekwart van de milieugebruiksruimte, dit zal leiden tot conflicten om de steeds schaarser wordende natuurlijke hulpbronnen. Het feit dat mensen uit wanhoop naar het Noorden trekken om hun recht op milieugebruiksruimte te claimen, leidt nu al tot vreemdelingenangst, meent Milieudefensie. Het Actieplan Nederland Duurzaam wijst erop dat in principe elk land het recht heeft op een evenredig aandeel in de milieugebruiksruimte.
De vereniging voor Noord-Zuid-campagnes InZet beoordeelt het Nederlandse overheidsbeleid als ronduit slecht. “Iedere burger in de wereld heeft recht op voldoende voedsel, werk, huisvesting, gezondheidszorg en een leven dat vrij is van vervolging. Zolang de wereldgemeenschap dat niet kan garanderen en het rijke deel van de wereld zich een onevenredig deel van de welvaart toeeigent, hebben burgers uit de arme landen in principe het recht om te migreren en het recht om bestaanszekerheid in Europa te verkrijgen”, aldus Leon Sonnenschein, campagnemedewerker bij InZet.
Dit betekent niet dat InZet, als de internationale verhoudingen niet veranderen, voorstander is van een onbeperkte opname van migranten. Men is vooral tegen een streng toelatingsbeleid: zolang er geen structurele maatregelen genomen zijn om de welvaartsstroom van Zuid naar Noord om te keren, ontvalt de morele basis aan zo’n streng toelatingsbeleid en kan getwijfeld worden aan de effectiviteit er van. En als de situatie in de wereld evenwichtiger is valt de noodzaak voor een dergelijk beleid weg.
InZet heeft er moeite mee dat veel geschoolde migranten uit ontwikkelingslanden naar de rijkere landen migreren. Hierdoor ontstaat in deze landen een tekort aan geschoold kader. Anderzijds levert het werken in Europa van geschoolde migranten in Europa de herkomstlanden buitenlandse valuta op. “Bovendien: wie zijn wij om geschoolde arbeidsmigranten tegen te houden en ongeschoolde arbeidsmigranten door te laten?”
Inzet en Milieudefensie hebben zich tot nu toe niet expliciet bezig gehouden met activiteiten rond migratie; ieder hooguit impliciet, via eigen campagnes rond het begrip milieugebruiksruimte. Milieudefensie heeft het jaar 2010 als richtlijn genomen. In dat jaar moet in principe iedere wereldburger een gelijke portie van de ruimte en de middelen kunnen gebruiken. De wereldbevolking zal dan gegroeid zijn tot zeven miljard. Men schat dat Nederland dan 16.5 miljoen inwoners zal hebben. Milieudefensie vindt dat hiervoor een drastische verandering van het consumptiepatroon in het Noorden nodig en mogelijk is. Nederlanders moeten toe naar een veel beperkter gebruik van bijvoorbeeld water, energie, zich niet-vernieuwende bronnen, landbouwgrond en het hout op de wereld. In het Actieplan Nederland Duurzaam zijn daarvoor streefcijfers opgenomen. Die kunnen niet bereikt worden door iedereen op te roepen minder te consumeren, maar door met inzet van technologische middelen verstandiger te consumeren, efficinter en schoner te produceren, veel meer zaken opnieuw te gebruiken en met onschadelijke materialen te werken.
InZet volgt de analyse van Milieudefensie, maar benadrukt dat voor een eerlijke verdeling van de milieugebruiksruimte het rijke Noorden niet te veel met zichzelf bezig moet zijn. Het Noorden moet naast een milieubewust beleid in eigen land vooral ook een milieubewust buitenlandbeleid voeren, dat wil zeggen: het Zuiden de mogelijkheid geven zich te ontwikkelen, zodat het daarmee een groter beslag op de milieugebruiksruimte kan leggen. In dat kader voert InZet tot de zomer van 1994 de publiekscampagne ‘Maak Ruimte voor het Zuiden’, die onder andere pleit voor schuldverlichting en het opheffen van handelsbarrières. Na de zomer richt men zich volledig op de InZet actieweek, van 9 tot en met 16 oktober, die in het teken van migratie en de oorzaken daarvan staat.
Noten
1 ‘Migratie, immigratie en bescherming tegen discriminatie in de EG’, resolutie. Aangenomen op het zevende EVV-congres, Luxemburg, 13 tot 17 mei 1991.
2 Illegale tewerkstelling, pag.7 en 8. FNV-notitie, januari 1993.
3 Idem, pag. 8.
4 Idem, pag. 7. Verwezen wordt ook naar het SER-advies ‘herziening van de Wet Arbeid Buitenlandse Werknemers’ van mei 1992.
5 De Schone Kleren Kampagne is een samenwerkingsverband van acht maatschappelijke organisaties, gericht op een verbetering van de arbeidsomstandigheden van kledingarbeiders wereldwijd.
6 Immigratie: Waar ligt de grens? pag.10. PvdA Verkenningen 1993, juni 1993.
7 PvdA verkiezingsprogramma Tweede Kamer 1994-1998 ‘Wat mensen bindt’, pag. 23.
8 Idem, pag. 24
9 Congresdocument Migratie, pag. 12. D66, April 1993, goedgekeurd door de Algemene Ledenvergadering van D66 op 30 en 31 oktober 1993.
10 Idem, pag. 16.
11 Idem, pag. 15.
12 Rapportage van de SWB, het wetenschappelijk bureau van D66, pag. 26.
13 Congresdocument Migratie.
14 In Goede Banen, pag. 4 en 5. Mei 1993.
15 Church must be ‘neighbour’ to all, L’Osservatore Romano, weekly edition in English, 5 augustus 1992.
16 Vreemdeling-zijn overal – (n)ergens thuis, december 1992.
17 Op de bres voor de rechtsbescherming van vreemdelingen. Generale Diaconale Raad, juni 1993.
18 Church must be ‘neighbour’ to all, L’Osservatore Romano, weekly edition in English, 5 augustus 1992.
19 In deze paragraaf wordt met migrantenorganisatie bedoeld: een organisatie van of voor migranten. De Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland en het Ondersteunigskomitee Illegale Arbeiders vallen hier dus ook onder.
20 Goed Geregeld. NCB, juni 1993.
21 Idem.
22 Beleidsnota ’93. KMAN, 1992.
23 Het NCB hanteert de termijn van vijf jaar en het KMAN drie.
24 Projectvoorstel KMAN, maart 1993.
25 Action Plan Sustainable Netherlands, a perspective for changing northern lifesyles – Manus van Brakel and Maria Buitenkamp. Milieudefensie, mei 1992.