De nieuwe WIV maakt geen schoon schip met de dubieuze praktijken waaraan de inlichtingendiensten zich in het verleden schuldig hebben gemaakt. De aanpassing aan de behoeften van de veiligheidsdiensten van grondwetsartikelen die de privacy van burgers moeten beschermen, lijkt een opmaat voor de nieuwe wetgeving. De bescherming van de burgerrechten en de democratische controle leggen het andermaal af tegen het belang van deze diensten.
Een nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) biedt de Nederlandse overheid een kans om te breken met een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van onze democratische rechtsstaat. Die zwarte bladzijde gaat over de BVD, de MID en verwante diensten. Zwart is die bladzijde omdat deze instellingen onder de ideologische dekmantel van de Koude Oorlog hebben geopereerd als een staat in de staat. Zonder enige democratische controle zijn duizenden mensen bespioneerd, in hun privacy aangetast en in hun loopbaan gehinderd. Er is afgeluisterd, ingebroken, gestolen. Roddels zijn gedocumenteerd, brieven geopend, namenlijsten gekopieerd. En dat alles op een schaal waarbij de IRT-affaire in het niet verzinkt. En dit gebeurde bovendien niet bij zware criminelen maar bij heel gewone burgers, uitsluitend vanwege hun politieke opvattingen.
Nieuwe start?
Nu de Koude Oorlog voorbij is wordt het zo langzamerhand tijd dat de overheid een nieuwe start maakt en duidelijk breekt met alle kwalijke praktijken uit het verleden. Een nieuwe WIV zou naar mijn mening eigenlijk niet ingevoerd mogen worden als niet eerst schoon schip gemaakt is. Mijns inziens is de eerste taak van het parlement bij dit onderwerp om duidelijk en in het openbaar afstand te nemen van het verleden en op basis daarvan heldere grenzen te trekken voor het functioneren van nieuwe inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Indien deze tenminste echt niet gemist kunnen worden. Voor mij staat dat nog in het geheel niet vast. Het lijkt mij beslist het overwegen waard om de bescherming van de democratische rechtsorde in handen te geven van (een deel van) het politie-apparaat. Als je ziet hoe in het verleden het werk van aparte, nauwelijks gecontroleerde diensten uit de hand is gelopen en als je kijkt naar de nieuwe, internationale en nationale politieke verhoudingen dan is een wat meer principiële discussie over de noodzaak van aparte inlichtingen- en veiligheidsdiensten in elk geval geen overbodige luxe.
Het is de vraag of dat er van komen zal bij de behandeling van de nieuwe WIV. Het wetsontwerp ziet er op het eerste gezicht bepaald niet revolutionair uit. Het lijkt de BVD en de MID de kans te geven op oude voet verder te gaan, nu meer gelegaliseerd, maar verder geen spat veranderd. De doelen zijn zo vaag mogelijk geformuleerd, de bevoegdheden zijn ruimhartig omschreven en er is nog steeds geen sprake van enige werkelijk democratische controle. Het is ook onwaarschijnlijk dat een meerderheid in het parlement afstand zal nemen van de behoudende koers die de paarse coalitie bij dit ontwerp heeft ingezet. Een grote meerderheid van het parlement heeft immers de afgelopen decennia de geheime diensten hun gang laten gaan zonder enige daadwerkelijke controle, enkel op goed vertrouwen en met slechts af en toe wat vage informatie van de verantwoordelijke bewindspersoon, die er trouwens ook niet veel meer van wist. De manier waarop de grote partijen tot nu toe zijn omgegaan met de manipulatie van informatie over de val van Srebrenica is tekenend. Zullen dezelfde politici, die jarenlang – weliswaar onwetend, maar toch – verantwoordelijkheid hebben gedragen voor het optreden van BVD en MID, nu ineens bereid zijn tot openheid van zaken en een principieel debat? Voortzetting van het huidige beleid voorkomt principiële vragen en het oprakelen van het Koude
Oorlogsverleden. Daar zitten de grote partijen, die nog zo nauw met de recente geschiedenis verbonden zijn, bepaald niet op te wachten. Vanuit dit gezichtspunt zou men kunnen stellen dat de nieuwe WIV te vroeg komt.
Grondwetswijzigingen
Dat er op continuïteit gekoerst wordt bleek dit voorjaar al bij de behandeling van enkele belangrijke grondwetswijzigingen die moeten voorkomen dat de ruime bevoegdheden van de geheime diensten in strijd zijn met grondrechten. Het gaat met name om de artikelen 12 en 13 over respectievelijk het `binnentreden van de woning’ en het `briefgeheim’. Deze artikelen beschermen het privé-terrein en de privacy van de burger in het algemeen tegen ongewenst binnendringen. Uitzonderingsbepalingen zijn er voor de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hoe deze uitzonderingspbepalingen precies geformuleerd zouden moeten worden was onderwerp van discussie in de Tweede Kamer in januari van dit jaar.
Belangrijke vraag bij de discussie over artikel 12 was of een burger bij wie de politie huiszoeking doet daarvan ook, onmiddellijk of na verloop van tijd, op de hoogte gesteld moet worden (zodat ook bezwaar gemaakt kan worden etc.). De regering stelde zich daarbij op het standpunt dat dat niet zou hoeven te gelden voor de BVD. Tot nu toe was het wel mogelijk berichtgeving over huiszoekingen uit te stellen, maar afstel was volgens de wet niet mogelijk, ook niet voor de BVD. Dat wilde men nu graag veranderen. Een geheime dienst moet in het geheim kunnen opereren, daar mag kennelijk niets aan veranderd worden. Terecht noemde M. Rabbae (GroenLinks) de benadering van de regering “te absoluut”. “Het betekent eigenlijk dat elke keer dat de BVD een woning binnentreedt, dat per definitie goed is en nooit een vergissing kan zijn.” Dit is precies de gedachte op grond waarvan de geheime diensten tot nu toe geheel vrij en naar willekeur hebben kunnen opereren, een vrijbrief die moeilijk te rijmen is met de principes van onze rechtsstaat.
Typerend was de opstelling van minister Dijkstal toen hem gevraagd werd waarom de Grondwetswijziging nu noodzakelijk was en welke problemen de huidige formulering met zich meebracht voor het werk van de BVD. Dijkstal erkende dat het handelen van de BVD op dit punt (kennisgeving van het binnendringen van een woning) vermoedelijk niet in overeenstemming is (geweest) met de tot nu toe geldende tekst van artikel 12 van de Grondwet. “Dat punt moeten wij dus nader regelen”. Let wel: de BVD hoeft zijn praktijken niet te veranderen, de Grondwet moet aangepast worden aan de behoefte van de dienst.
Ook bij artikel 13 over het briefgeheim, en meer in het algemeen het `communicatie-geheim’, want ook telefoon, fax, e-mail en gesprek zijn hier aan de orde, wil de regering een uitzondering maken voor de BVD. Dat leidt volgens Prof. E. Dommering, hoogleraar informatierecht in de NRC van 13 januari, tot formuleringen die aanvechtbaar zijn volgens het Europees recht. Dommering meent dat de regering, ook in bijvoorbeeld de Telecommunicatiewet, de prioriteit legt bij de openbare orde ten koste van de bescherming van vrije en ongestoorde communicatie. Anders gezegd: de regering ziet deze problematiek meer door de ogen van de BVD dan vanuit de belangen van de burgers. Deze opstelling van de paarse coalitie, die ook bij de nieuwe WIV te verwachten is, vraagt natuurlijk om een harde oppositie vanuit het parlement. Maar of dat er van zal komen is gezien de huidige politieke verhoudingen twijfelachtig.
Dat paars eerder op uitbreiding dan op inperking van de bevoegdheden van de BVD uit is blijkt ook uit de discussies in de Eerste Kamer over de grondwetswijzigingen. De Grondwet moet volgens Dijkstal de mogelijkheid open houden operaties geheim te houden vanwege de bronbescherming (infiltranten moet veiligheid gegarandeerd kunnen worden), goede buitenlandse betrekkingen (stel je voor dat openlijk bekend wordt dat we de ambassade van Rusland afluisteren), en vanwege de bescherming van de manier van werken (moet geheim blijven, kan niet anders, want het is een geheime dienst, etc.). Daarbij merkt de minister op dat het aantal operaties waarop de vereiste vrijwaring van kennisgeving betrekking heeft de komende tijd waarschijnlijk groter zal worden vanwege de versleuteling van berichten. Daarvoor zal het nodig zijn dat de diensten ook langs een andere weg dan via telefoon- of e-mailtaps aan de vereiste informatie kunnen komen. Dus ze zullen vaker moeten inbreken. En terwijl er vroeger alleen afluisterapparatuur mocht worden geplaatst mag er nu van alles volgens artikel 29 van de nieuwe wet. Daarin is ook bepaald dat voor de uitoefening van deze bevoegdheid geen speciale toestemming vereist is.
Kritische vragen
Voor wie alleen de opgefokte verhalen over terrorisme en extremisme tellen kan geen maatregel ver genoeg gaan. Maar de volksvertegenwoordiging heeft bij haar wetgevende taak ook tegenwicht nodig. Tijdens de Koude Oorlog is er niet of nauwelijks tegenwicht geboden. De vraag is wie er nu de kritische vragen gaat stellen (buiten GroenLinks en de SP).
Vorig jaar heb ik aan een aantal Tweede Kamerleden een uittreksel gestuurd van mijn BVD-dossier. Dat zit vol met berichten over doodgewone politieke activiteiten: vergaderingen, bestuurslidmaatschappen, commissies, verkiezingen enz. De enige onwettige activiteit waarvan melding wordt gemaakt betrof een kraakactie. Verder blijk ik dus jarenlang in de uitoefening van mijn politieke rechten te zijn bespioneerd alleen vanwege het feit dat ik koos voor de CPN. Ik heb de (merendeels wat langer zittende) kamerleden de vraag voorgelegd: Was dat nou de bedoeling van de BVD? Heeft u dit voor ogen gehad toen u als volksvertegenwoordiger elk jaar weer opnieuw accoord ging met de begroting van Binnenlandse Zaken?
Als ik af moet gaan op de antwoorden die ik heb gekregen kan ik tot geen andere conclusie komen dan dat er voor dergelijke vragen nauwelijks interesse bestaat in het parlement. De meesten reageerden helemaal niet, enkelen verwezen naar de speciale woordvoerder van hun fractie inzake de BVD, die vervolgens niets meer liet horen, en slechts een paar namen de moeite het standpunt van hun partij in zeer algemene termen op te schrijven. Niemand ging rechtstreeks in op de vragen die ik heb gesteld.
De brief die de PvdA’er Van Oven schreef bevatte nog de meest interessante informatie met het oog op de nieuwe WIV. De PvdA, schreef Van Oven, meent dat in de huidige WIV niet voldoende duidelijk is omschreven wanneer de BVD persoonsonderzoeken zou mogen doen en met welke middelen. Bovendien heeft de burger naar wie een onderzoek is gedaan geen enkel rechtsmiddel om inzage in verzamelde gegevens af te kunnen dwingen. De Vaste Kamercommissie en de Nationale Ombudsman bieden de burger volgens de PvdA geen daadwerkelijk rechtsmiddel. Tenslotte zou de PvdA ook de controle op de BVD willen uitbreiden door middel van een bredere Kamercommissie. Van Oven kondigt aan de nieuwe wetgeving zeer kritisch te zullen bekijken. Dat kan spannend worden.
Zo valt er bijvoorbeeld het een en ander aan te merken op de taakomschrijving van de veiligheidsdiensten in de nieuwe wet (artikel 6). Er moet onderzoek gedaan worden “met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde”. Ik ben benieuwd of dit voor de PvdA voldoende duidelijk is. In de Eerste Kamer heeft GroenLinks woordvoerster Coby Schoondergang vorig jaar naar aanleiding van een – overigens op verzoek van Van Oven – verstrekt overzicht van buitenlandse diensten gewezen op het voorbeeld van Canada. Daar zijn alle niet gewelddadige politieke activiteiten gevrijwaard van bemoeienis. Dat is een benadering die naar mijn mening beter past in de huidige tijd en die in elk geval een einde zou kunnen maken aan de ideologisch getinte controle van de Koude Oorlogsdiensten.
Verder mag op grond van de stellingname van Van Oven verwacht worden dat de PvdA het wetsontwerp zal afwijzen vanwege het ontbreken van rechtsmiddelen voor de burger. De nieuwe WIV heeft immers slechts de Nationale Ombudsman als klachtenkanaal te bieden. Echt verweer is er niet en zal er ook niet komen. De BVD kan z’n gang blijven gaan zonder de dreiging van enige rechterlijke bemoeienis.
Ook ten aanzien van de bevoegdheden die in de nieuwe wet worden beschreven en de controle op de uitvoering van het werk kan ik me niet voorstellen dat de PvdA het wetsontwerp kritiekloos zal laten passeren. De bevoegdheden van de diensten zijn namelijk bijzonder ruimhartig omschreven. Een voorbeeld ter illustratie. De dienst mag inbreken en stelen staat – in mooiere woorden – in artikel 22. Wat gestolen wordt moet worden teruggeplaatst, “tenzij het belang van een goede taakuitoefening van de dienst zich daartegen verzet” (punt 3).
Maar het belangrijkste is misschien nog wel dat er van democratische controle nauwelijks sprake is. Naast de (ongewijzigde) Vaste Kamercommissie komt er een Commissie van Toezicht van drie mensen op persoonlijke titel. Deze opereert echter in het geheim en maakt slechts globale, gekuiste verslagen. Nu zal iedereen wel kunnen begrijpen dat inlichtingendiensten niet kunnen werken zonder geheimhouding ten aanzien van concrete onderzoeken. Maar dat hoeft een normale vorm van kwaliteitszorg met een soort visitatie of inspectie vanuit het parlement toch niet in de weg te staan. Als het doel de handhaving van de democratische rechtsorde is moet er ten aanzien van de middelen toch het uiterste worden gedaan om de diensten op democratische wijze te kunnen controleren. We mogen hopen dat Van Oven op dit punt de rug recht houdt en geen genoegen neemt met het voortbestaan van een in feite oncontroleerbare overheidsdienst.
Burgerrechten en democratische controle lijken het ook in de nieuwe WIV te moeten afleggen tegen het streven de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alles te laten doen wat `in het belang van de dienst’ noodzakelijk wordt geacht. Dat zou betekenen dat Nederland met een in wezen vooroorlogse en niet in een democratisch bestel passende `geheime dienst’ de nieuwe eeuw ingaat. Tenzij onze volksvertegenwoordigers in staat zijn voldoende tegenwicht te bieden.
Jos van Dijk
Uit : VD-Amok-special over inlichtingendiensten