Ten Geleide
Is de crisis in de opsporing voorbij? Dat is in de kern de vraag
waarop de Tijdelijke commissie evaluatie opsporingsmethoden een
antwoord moest geven. Een half jaar lang heeft de commissie,
tezamen met haar staf, zich met deze vraag bezig gehouden.
Gezamenlijk hebben commissie en staf ongeveer 250 mensen gesproken
: van CID-runner tot minister en van zaaksofficier tot
korpsbeheerder. Daarnaast zijn meters papier bestudeerd.
Door dit intensieve onderzoek meent de commissie te kunnen
vaststellen dat de crisis in de opsporing is omgezet in een
veelheid aan veranderingsprocessen. Sommige daarvan zijn zo goed
als voltooid, andere zijn nog maar net begonnen, een aantal
veranderingen had sneller en beter gekund. In ieder geval is de
motivatie om veranderingen te bewerkstelligen groot. De
hoofdboodschap van de parlementaire enquêtecommissie
opsporingsmethoden is goed doorgedrongen: geen opsporing zonder
wettelijke grondslag en meer transparantie. De conclusies en
aanbevelingen dienen er toe deze veranderingsprocessen verder te
bevorderen en zo nodig in de goede richting bij te buigen. De
commissie stelt de Kamer dan ook voor over eik van de aanbevelingen
een oordeel te geven.
Tussen het moment waarop de politieke uitgangspunten met
betrekking tot de normering van de opsporing werden vastgesteld en
het tot stand komen van formele wetgeving ligt een periode van
bijna 3 jaar. In die periode is voor zover dat kon, geanticipeerd
op wetgeving in ontwikkeling maar is ook een omvangrijk geheel van
richtlijnen, concept-richtlijnen en dergelijke tot stand gebracht.
Met elkaar dekten deze regelingen het gehele terrein van de
opsporing. Van consistentie binnen en tussen deze regels was echter
niet altijd sprake. Ook waren deze regels voor de praktijk moeilijk
toegankelijk. Gevolg daarvan is geweest dat velen die dag in dag
uit met praktijkproblemen werden geconfronteerd te weinig houvast
werd geboden. Er is dan ook niet eenduidig met – de veronderstelde
– normen omgegaan.
Het openbaar ministerie is er sinds de parlementaire
enquêtecommissie opsporingsmethoden diep van doordrongen dat
men het gezag over de politie diende te hernemen. Bij
zaaksofficieren is dat het meest merkbaar. Vrijwel zonder
uitzondering zijn zaaksofficieren zeer betrokken bij het
recherchewerk. Ook de CID-officieren oefenen hun gezag intensiever
uit dan tevoren, al zijn hier grotere verschillen tussen de
arrondissementen. De functie van rechercheofficier heeft gestalte
gekregen maar betwijfeld wordt of voor de op zich zelf nuttige taak
een aparte functionaris had moeten worden aangesteld. Het College
van procureur-generaal heeft verschillende richtlijnen vastgesteld.
Aan de implementatie van deze richtlijnen is, na verzending aan de
hoofdofficïeren, door het College verder geen aandacht
geschonken.
Het rapport van de parlementaire enquêtecommissie
opsporingsmethoden was aanleiding voor velen om initiatieven te
ontplooien teneinde te komen tot een betere organisatie van de
opsporing. Binnen regio’s zijn veelal uitgebreide reorganisaties
tot stand gebracht die tot daadwerkelijke veranderingen hebben
geleid. De verschillen tussen regio’s zijn echter groot. Deze
verschillen zijn deels te verklaren uit de Politiewet waarin aan
regio’s een grote autonomie wordt toegekend maar deels ook uit het
feit dat vanuit het centrale niveau geen uitgangspunten of
handreikingen zijn geformuleerd die bij de reorganisatie behulpzaam
hadden kunnen zijn.
De commissie is tijdens haar onderzoek ook gestuit op een aantal
feiten en gebeurtenissen die de commissie ernstig acht. De
parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft de
opsporing een spiegel voorgehouden . Een zeer verontrustend element
daarin was de zogenoemde Delta-methode. Naar de commissie nu is
gebleken is hier echter niet zozeer sprake van een spiegel als wel
van een one-way-screen, waarachter een werkelijkheid ligt die nog
verontrustender is dan de Delta-methode al was. De Delta-methode
heeft slechts gediend als een dekmantel voor nog veel
grootschaliger criminele activiteiten. Hierdoor is tenminste door
middel van parallel-importen 15 000 kilo cocaïne in- (of
door-)gevoerd met behulp van informanten die een dubbelrol
speelden. Deze werkwijze is alleen mogelijk indien sprake is van
corruptie bij overheidsfunctionarissen. Het onderzoek naar deze en
enkele andere verontrustende feiten stagneert omdat er in dit geval
sprake is van onderling wantrouwen binnen politie en justitie.
Het werk van parlementaire enquêtecommissie
opsporingsmethoden heeft een zeer grote invloed gehad op de
opsporingspraktijk. Velen noemen Maarten van Traa persoonlijk als
uitdagend en inspirerend gesprekspartner. Voor de opsporing is
niets meer hetzelfde sinds «van Traa». Dat hij zelf
geen resultaat meer kan zien van zijn werk betreuren commissie en
staf zeer.
De commissie hecht er aan te benadrukken hoe positief zij is
over de medewerking die zij van politie en justitie heeft gekregen.
De openhartigheid was groot. Het is aan de kamer een oordeel te
geven over het werk van de commissie. Voor ieder van de leden geldt
ondertussen dat het afgelopen half jaar van grote waarde is
geweest. De commissie heeft de opsporingspraktijk beter leren
kennen dan op welke andere manier dan ook mogelijk was geweest. Dat
had overigens niet gekund zonder de staf. Zij heeft het afgelopen
half jaar een topprestatie geleverd, De commissie is deze 12 mensen
veel dank verschuldigd.
Ella Kalsbeek