Uit: NRC Handelsblad, 18 maart 1996, Opiniepagina.Overheid moet informatie zoveel mogelijk vrijgeven
Jacob KohnstammIk ben het volkomen eens met Dick van Eijk dat het rapport Van Traa via Internet te lezen moet kunnen zijn (4 maart). Dat is inmiddels ook het geval. Maar ik wil meer. Alle basisinformatie van de overheid zal wat mij betreft in de toekomst (nagenoeg) kosteloos ook elektronisch, bijvoorbeeld via Internet, toegankelijk zijn. Dan gaat het om alle informatie die de overheid en volksvertegenwoordiging uit eigen beweging of krachtens wettelijk voorschrift beschikbaar stelt. Behalve de zogenaamde `Officiële Publikaties', zoals de Kamerstukken van de commissie-Van Traa en regelgeving, is dat bijvoorbeeld ook alle beleidsinformatie en informatie over de organisatie van de overheid. Zo kan het recht van de burger om geïnformeerd te zijn beter handen en voeten worden gegeven.
Over enkele jaren is elektronische toegang tot de overheid en haar informatie vanzelfsprekend, daar ben ik van overtuigd. Wat de techniek betreft zijn we wel zo ver. Daar zit het probleem niet. Maar we moeten overheidsorganisaties anders laten werken. Daarom duurt het langer dan mij lief is om deze media te gebruiken om burgers beter te informeren over dingen waar ze direct mee te maken hebben, zoals huursubsidie, belastingen, sociale uitkeringen, paspoorten enzovoorts. En waarom zouden we ze niet gebruiken om burgers directer te betrekken bij de besluitvorming en de voorbereiding daarvan?
Ondanks de snelle groei van het Internet is het aantal gebruikers nog relatief klein, en voor velen is de prijs een hoge drempel. Er is ook op deze pagina al veel geschreven over de haves en have-nots. Ik wil niet de nieuwe tweedeling in de maatschappij versterken. Dat betekent dat publieke informatie niet alleen gratis of goed koop op Internet te vinden moet zijn. We zullen ook andere media moeten (blijven) gebruiken: de krant bijvoorbeeld.
De nieuwe media bieden niet alleen kansen voor de overheid. Het elektronisch beschikbaar stellen van informatie is de groeisector van de komende jaren. Dit soort groei genereert inkomen en werkgelegenheid. Daarom ondersteunen mijn collega's Jorritsma, Sorgdrager, Wijers en Nuis en ik nadrukkelijk de marktsector via het nationaal actieprogramma elektronische snelwegen. Voor mij gaat het dan vooral om het beschikbaar stellen van overheidsinformatie. We kunnen twee vliegen in een klap slaan: de marktsector versterken en het recht om geïnformeerd te zijn inhoud geven. Maar: er gelden wel een paar voorwaarden om die twee doelen tegelijk bereikbaar te maken.
In november 1995 heb ik bij de presentatie van OverheidDirect, een `elektronische' Staatsalmanak , al eens mijn voorwaarden aangegeven:
Basisinformatie van de overheid is elektronisch laagdrempelig toegankelijk, via bijvoorbeeld Internet. Dat wil zeggen goed ontsloten en gratis of tegen kostprijs beschikbaar. Bedrijven krijgen gelijke kansen om op basis van die informatie toegevoegde-waarde-producten te maken. Ik verwacht dat de markt daar in zal voorzien. Mocht dat niet gebeuren en zouden daardoor onaanvaardbare lacunes optreden, zal ik niet schromen zelf initiatieven te nemen. Bij het gebruik en de verstrekking van informatie mag de persoonlijke levenssfeer van burgers niet worden aangetast; veel aandacht voor privacy aspecten dus. Ten slotte: er mag geen vermenging ontstaan van overheids- en commerciële informatie.Allereerst zijn nu sommige departementen al begonnen hun eigen publieksinformatie op Internet te plaatsen. Het aantal deelnemende ministeries zal toenemen, andere overheden kunnen instappen. Mijn ministerie heeft ervoor gezorgd dat die berg aan informatie makkelijk.te doorzoeken is via `ArachNed'. Dat is te vinden onder het adres: http://www.minbiza.nl/harvest/overheid.html. (Begrijpt u nu waarom nog lang niet iedereen Internet gebruikt?)
Ten tweede heb ik met Info-Thuis, de beheerder van de kabelkrant in de Haagse regio, een contract gesloten om bij wijze van experiment informatie van de Nederlandse overheid op Internet ook via interactieve teletekst toegankelijk te maken. In de derde plaats zal ik op korte termijn gaan praten met de voorzitters van Tweede en Eerste Kamer om te kijken of we er voor kunnen zorgen dat alle stukken die tussen het kabinet en de Eerste en Tweede Kamer worden uitgewisseld en die relevant zijn voor de beleidsvorming, ook op Internet beschikbaar komen.
Ten vierde wil ik met het parlement de discussie aangaan hoe initiatieven van de markt benut kunnen worden bij het verzamelen, beheren, 'veredelen' en verspreiden van publieke informatie. Ik zal nog dit jaar een nota over dit onderwerp aan de Tweede Kamer sturen. Daarin zal ik de hiervoor genoemde voorwaarden invullen.
In mijn woorden weergegeven en onder handhaving van bestaande contractuele verplichtingen: elk volgend rapport van een enquêtecommissie zou - zonder omwegen - op Internet worden `gepubliceerd'.
Jacob Kohnstamm is staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.