4.5 Korpsbeheerders
4.5. 1 Vragen naar aanleiding van de beslispunten
Tijdens de parlementaire enquête opsporingsmethoden is ook
aandacht besteed aan de rol van de korpsbeheerder bij sturing en
controle van opsporingsmethoden. De parlementaire
enquétecommissie opsporingsmethoden constateerde dat de
korpsbeheerders een afstandelijke positie innamen ten opzichte van
het gebruik van opsporingsmethoden. In dit onderzoek is de rol van
de korpsbeheerder in de fase na de parlementaire enquête
opsporingsmethoden opnieuw onderzocht. Op basis van de beslispunten
van de Tweede Kamer zijn de volgende vragen geformuleerd:
a. Geeft de korpsbeheerder actief invulling aan zijn
beheersverantwoordelijkheid voor het gebruik van
opsporingsmethoden?
Wordt de korpsbeheerder geïnformeerd door de korpschef over
het beleid ter zake binnen het korps?
b. In hoeverre is de korpsbeheerder betrokken bij de
verantwoordelijkheid van de korpsleiding voor het functioneren van
de recherche?
c. Is de korpsbeheerder, als lid van de korpsleiding, op
hoofdlijnen op de hoogte van de voortgang van zaken en gebruikte
opsporingsmethoden? Beoordeelt de korpsbeheerder de toepassing van
de te hanteren methoden tegen de achtergrond van zijn
verantwoordelijkheid voor personeelszorg en integriteit van het
politieapparaat?
d. Op welke wijze worden conflicten geslecht bij geschil tussen
korpsbeheerder en hoofdofficier van justitie over de toepassing van
opsporingsmethoden?
4.5.2 Taak korpsbeheerder, overlegorganen
De korpsbeheerder, doorgaans de burgemeester van de grootste
gemeente in de politieregio, is verantwoordelijk voor het beheer
van het regionale politiekorps. Beheer betreft de zorg voor de
organisatie in de breedste zin, zoals het financiële beleid,
de middelen, de personeelszorg en de werving van politiemensen. Het
KLPD vormt hierin een uitzondering. Het beheer van het KLPD ligt nu
bij de minister van Justitie en zal binnenkort overgaan naar de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De
beheersverantwoordelijkheid van de korpsbeheerder houdt mede in dat
hij deze verantwoordelijkheid voor de financiële en personele
aspecten draagt bij de toepassing van (bijzondere)
opsporingsmethoden. De korpsbeheerder dient aldus (mede) de
corruptierisico’s die zijn verbonden aan het gebruik van die
methoden tegen te gaan. Daarnaast dragen burgemeesters het gezag
over de politie voor wat betreft de handhaving van de openbare
orde. Gezag heeft betrekking op de beslissingsbevoegdheid over de
inzet en het optreden van de politie. Met betrekking tot het gezag
over de handhaving van de openbare orde en hulpverleningstaken van
de politie zal in weinig tot geen gevallen de bestrijding van de
georganiseerde criminaliteit aan de orde zijn.
4.5.3 Beheer registers
Formeel is de korpsbeheerder ingevolge de artikelen 4 en 7 Wet
op de politieregisters eindverantwoordelijk voor de beveiliging, de
inhoud en het gebruik van de politieregisters, waaronder ook het
register van de CID (Kamerstuk 25 398, nr. 3, 1996-1997). De
korpsbeheerder dient zorg te dragen voor de juiste werking van de
registers. Desgevraagd dienen hem daartoe ook alle gegevens te
worden verstrekt. Hij is gehouden maatregelen te treffen ter
bevordering van de juistheid en volledigheid van de gegevens.
De korpsbeheerder deelt zijn verantwoordelijkheid over de juiste
werking en de inhoud van de registers met het openbaar ministerie.
Dit betreft met name het toezicht op de bijzondere
politieregisters. Het openbaar ministerie dient betrokken te zijn,
met name vanuit haar deskundigheid op het gebied van het strafrecht
om te kunnen beoordelen of personen mogen worden geregistreerd in
de registers.
De korpsbeheerder is hierin evenwel eindverantwoordelijk. In de
praktijk hebben zowel de korpsbeheerder als het openbaar ministerie
vetorecht bij verschil van inzicht. Enerzijds mag de korpsbeheerder
registraties blokkeren of ongedaan maken, bijvoorbeeld wanneer hij
twijfelt aan de betrouwbaarheid of verifieerbaarheid van de
gegevens. Anderzijds kan de korpsbeheerder feitelijk registraties
in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
niet in stand houden, wanneer het openbaar ministerie als
gezagsdrager ter zake van mening is dat registratie niet geoorloofd
is. De korpsbeheerder heeft de plicht een registerbeheerder aan te
wijzen. Deze registerbeheerder, vaak de korpschef, is belast met
het beheer van het CID-register en het «grijze veld»
register. Hij draagt deze taken doorgaans op aan de chef van de
CID. Dit laat onverlet de verantwoordelijkheid van de
korpsbeheerder. De afstand tussen de korpsbeheerder en het
feitelijke registerbeheer is groot.
4.5.4 Uitoefening beheer via overlegorganen
De korpsbeheerder oefent zijn beheers- en gezagsfunctie uit via
diverse overlegorganen, waarin ook politiechefs en officieren van
justitie zitting hebben, zoals het regionaal college en de
regionale driehoek. In het regionaal college hebben alle
burgemeesters van de politieregio en de hoofdofficier zitting. In
dit college, waarvan de korpsbeheerder voorzitter is, beslissen de
burgemeesters van een politieregio met de hoofdofficier van
justitie over de hoofdlijnen van het regionale veiligheidsbeleid.
De korpsbeheerder dient verantwoording af te leggen aan het
regionaal college. Het college stelt jaarlijks de organisatie, de
formatie, de begroting, de jaarrekening en het beleidsplan voor het
regiokorps vast. De korpsbeheerder is eindverantwoordelijke voor de
uitvoering van het beleidsplan (artikel 31 Politiewet 1993). Hij
kan de korpschef uitnodigen inlichtingen te verstrekken aan het
regionale college. Het beheer van de politie is daarnaast in de
zogenaamde regionale- of beheersdriehoek aan de orde. In dit
driehoeksoverleg hebben de korpsbeheerder, de hoofdofficier van
justitie en de korpschef van politie zitting. De rol van de
korpsbeheerder bij de kernteams is neergelegd in de
Kernteamregeling. In deze regeling is het dagelijkse beheer van de
kernteams neergelegd bij de korpsbeheerder van de kernkorpsen. In
de praktijk is dit vaak de korpsbeheerder van de grootste regio
binnen het ressort. Deze verantwoordelijkheid deelt hij met de
hoofdofficier van justitie.
4.5.5 Feitelijke activiteiten
In de verschillende deelonderzoeken is gekeken naar de rol van
de korpsbeheerders bij de opsporing. In sommige gevallen is ook
gekeken naar zijn rol als beheerder voor het kernteam. De meningen
over de rol van de korpsbeheerder bij de opsporing lopen uiteen.
Over het algemeen is de korpsbeheerder op hoofdlijnen op de hoogte
van lopende onderzoeken en toegepaste opsporingsmethoden. Deze
informatie krijgt hij meestal via het reguliere overleg in de
beheersdriehoek van de hoofdofficier van justitie en de korpschef.
Voor het overige is de korpsbeheerder nauwelijks betrokken bij de
inzet van (bijzondere) opsporingsmethoden. Hij ziet hierin
hoofdzakelijk een taak voor de hoofdofficier en de korpschef. Hij
speelt alleen een rol in onderzoeken met een bijzonder karakter
waarin bijvoorbeeld grote belangen zijn gemoeid, en in die gevallen
dat de korpschef en de hoofdofficier van mening verschillen. Ook de
rol van de korpsbeheerder in het beheer van politieregisters is
gering. De invulling van de rol van korpsbeheerder ten aanzien van
de inzet van bijzondere opsporingsmethoden is verschillend,
afhankelijk van ieders individuele invulling aan zijn rol.
In de regio Midden- en West-Brabant is in het overleg tussen de
hoofdofficier van justitie, de korpschef en de korpsbeheerder eind
1995/begin 1996 afgesproken dat de beheersverantwoordelijkheid van
de korpsbeheerder bij de opsporing in concreto betekent dat de
hoofdofficier van justitie en de korpschef in eerste instantie met
elkaar zaken doen. De korpsbeheerder wordt achteraf (via
managementrapportages) volledig geïnformeerd. Er kunnen zich
echter situaties voordoen waarbij de korpsbeheerder wet een directe
rol speelt in de keuze van opsporingsmethoden:
– er doet zich een extreme situatie voor: men wil een methode
gebruiken die geen wettelijke basis heeft of het personeel loopt
risico’s;
– de hoofdofficier van justitie wil een bepaalde methode toepassen,
maar de korpschef wil niet meewerken of andersom.
In deze gevallen komt de beheersdriehoek bij elkaar en wordt er
uitgebreid over gesproken. Ook bij gevoelige zaken komt dit voor.
Zo is met betrekking een deal met een crimineel in de Juliet-zaak
de driehoek bij elkaar geroepen. In de praktijk komen deze
situaties hoogst zelden voor. De korpsbeheerder heeft minimale
bemoeienis met het recherchewerk. De verantwoordelijkheid ligt
volledig bij de hoofdofficier van justitie. Ook in zijn rol als
registerbeheerder heeft de korpsbeheerder weinig invloed. Formeel
heeft hij een rol als registerbeheerder, maar materieel ligt de
uitvoering bij de politie. Alleen bij de periodieke rapportages of
problemen wordt hij betrokken bij het beheer van de registers. De
korpsbeheerder van de regio Kennemerland is tevens beheerder voor
het kernteam Randstad Noord & Midden. Als zodanig stelt hij in
samenspraak met de hoofdofficier van justitie vast met welke
onderzoeken het kernteam is belast, met dien verstande dat de
toewijzing van onderzoeken door tussenkomst van de
Coördinatiecommissie zware criminaliteit verloopt en na
instemming van het College van procureurs-generaal. De
korpsbeheerder wordt in het driehoeksoverleg op hoofdlijnen
geïnformeerd over belangrijke opsporingsonderzoeken en over te
hanteren (bijzondere) opsporingsmethoden. Het kernteam Noord-Oost
Nederland bestaat uit negen deelnemende regiokorpsen. De
korpsbeheerder van de regio IJsselland is de beheerder van het
kernteam en is tevens belast met het beheer over de Unit
mensensmokkel. Mede om de betrokkenheid van de negen korpsen met
het kernteam te versterken, organiseert de beheersdriehoek van het
kernteam twee keer per jaar een superdriehoek. De superdriehoek
bestaat uit 9 x 3 verantwoordelijken (korpsbeheerder, korpschef en
hoofdofficier). De korpsbeheerder van het kernkorps richt zijn
aandacht hoofdzakelijk op het overleg met de overige betrokken
korpsbeheerders over de instroom van personeel uit de verschillende
regio’s bij het kernteam. Met betrekking tot (bijzondere)
opsporingsmethoden rapporteert de leiding van de (deel-)
onderzoeken die worden uitgevoerd door het kernteam eenmaal per
kwartaal over de voortgang van de onderzoeken aan de regionale
driehoek IJsselland. De korpsbeheerder geeft aan dat voor hem de
vraag altijd is wanneer een opsporingsmethode de
beheersverantwoordelijkheid raakt. Bij de inzet van het middel
infiltratie bijvoorbeeld is de vraag naar de veiligheid van de
mensen zeer van belang. Echter, de beoordeling van de noodzaak tot
de inzet van het middel beschouwt hij als behorend tot de
verantwoordelijkheid van de korpschef en de hoofdofficier.