3. HET CRIMINALITEITSBEELD IN DE HAVENS
3.1. Criminaliteit in de Rotterdamse haven
De regiopolitie Rotterdam-Rijnmond heeft voor de waterwegen een
speciaal district, de rivierpolitie, gereserveerd. Deze
rivierpolitie vierde in 1995 haar 100-jarig bestaan. Het district
met een omvang van 280 formatieplaatsen is opgedeeld in drie
basiseenheden (Stad, Botlek en Europoort) en verzorgt daar de
basispolitiezorg. De arbeidsintensieve grensbewakingstaak valt ook
onder de rivierpolitie. De controle van de vele schepen wordt door
deze dienst verricht. Binnen de rivierpolitie houdt een kleine
eenheid zich bezig met
de lokaal ernstige criminaliteit en werkt daarbij samen met de
centrale recherche van Rotterdam-Rijnmond. Het werkterrein van de
rivierpolitie bestaat voor 40% uit waterwegen en voor het overige
uit havengerinteerde bedrijven. In het gebied zijn ruim 35.000
mensen werkzaam en dagelijks zijn circa 700 binnenschepen aanwezig
met daarop 2.100 bemanningsleden. De politie ter plekke heeft
echter niet alleen te maken met de beroepsvaart. Ook de
recreatievaart vergt in toenemende mate tijd.
Het aantal officieel bekend geworden misdrijven in de
Rotterdamse haven ligt rond de 600 per jaar. De exacte gegevens
over de jaren ’91, ’92 en ’93 in aantallen gepleegde misdrijven en
de corresponderende ophelderingspercentages staan vermeld in de
bijlage. In 1993 zijn 126 personen gearresteerd waarvan er 29 in
verzekering zijn gesteld. Van deze 29 personen zijn er 22
voorgeleid. Niet bekend is op welke type delicten de in
verzekeringstelling was gestoeld. Op basis van de 575 misdrijven
zijn 94 processen-verbaal opgesteld, waarin de namen van 135
meerderjarigen en 1 minderjarige verdachte voorkomen
(rivierpolitie, 1994). In 1994 werden 582 misdrijven geregistreerd
waarvan er 96 zijn opgehelderd. In totaal zijn in dat jaar 145
verdachten aangehouden.
In hetzelfde jaar werd van 210 woninginbraken aangifte gedaan.
Hieronder moet het inbreken in woningen aan boord van
binnenvaartschepen worden verstaan. In 1993 betrof dat aantal nog
101, in 1992 52. Het aantal inbraken in woningen van binnenschepen
is de afgelopen jaren dus zeer sterk toegenomen. In 1993 zijn er
180 bedrijfsinbraken geregistreerd.
Het aantal geweldsmisdrijven (bedreiging, mishandeling en
diefstal/geweld) bij personen bedroeg in 1993 21 (Politie
Rotterdam-Rijnmond, rivierpolitie, 1994).
Diefstal bij havenbedrijven en rederijen wordt hoogst zelden
aangegeven (in 1994 slechts zes aangiften). Het overgrote deel van
de diefstallen wordt stilgehouden. Hier zijn verschillende redenen
voor aan te geven. De betrokken bedrijven zijn bang voor negatieve
naamsbekendheid bij onder andere (potentile) klanten.
Overslagbedrijven zijn daarnaast financieel aansprakelijk voor het
voldoen van invoerrechten en accijnzen over de verdwenen goederen
en zijn bovendien een boete aan de douane verschuldigd. Het gevolg
van deze regeling is, dat omvangrijke diefstallen en
helerspraktijken geheim worden gehouden voor de politie.
Verzekeraars vergoeden de kosten zonder dat officieel aangifte van
de diefstal wordt gedaan (Vrijsen, 1992, p. 25).
Voor wat betreft milieucriminaliteit werden in 1994.386
incidenten geregistreerd waarbij 232 processen-verbaal zijn
opgemaakt. In de jaren daarvoor lagen deze aantallen hoger (1993:
455 incidenten en 324 p.v.’s; 1992: 531 incidenten en 358 p.v.’s).
De scherpere controle door de rivierpolitie te water en vanuit de
lucht heeft de pakkans bij milieudelicten aanzienlijk verhoogd. Uit
het jaarverslag is niet goed op te maken wat de ernst van de feiten
is. Een grote en geruchtmakende milieuzaak is die van een
tankcleaningbedrijf dat gedurende een aantal jaren ruim een miljoen
liter chemisch afval illegaal op de Botlek heeft geloosd (zie
verder hierover het deelrapport over de
afvalverwerkingsbranche).
Een zaak die in de Rotterdamse haven de aandacht trok was in
1993 de diefstal van een groot aantal containers uit de Waalhaven
(Degen, 1993). Een inventarisatie leverde het volgende beeld op.
Bij de 38 bekend geworden diefstallen, maakten de daders gebruik
van elders gestolen trekkers dan wel van legale trekkers om de
containers met opleggers van de terreinen te halen. In een enkel
geval werden vooraf transportdocumenten en vrachtwagencombinaties
gestolen om daarmee de indruk te wekken goederen te komen afhalen.
De diefstallen werden in 50% van de gevallen in de weekeinden
gepleegd. De containers bevatten zeer speciale goederen
(bijvoorbeeld kobalt) met een hoge verkoopwaarde. De containers, zo
bleek achteraf, werden naar loodsen gebracht en uitgeladen en
vervolgens werden de gestolen goederen met kleine busjes naar
andere opslagplaatsen vervoerd. Vrijwel altijd slaagden de daders
erin de bedrijfsterreinenbeveiliging te omzeilen. Bij deze vorm van
diefstal is overweg kunnen met, respectievelijk kennis hebben van
het koppelen van trekkers aan opleggers voorwaarde. Het
opsporingsonderzoek leidde derhalve snel naar chauffeurs die tegen
betaling informatie aan de daders leverden of hun
vrachtwagencombinatie lieten stelen. Door deze informatie wisten de
daders precies welke containers een interessante lading bevatten.
Hoewel de autochtone dadergroep (met twee leidende figuren en
enkele groepsleden met winkels in hun bezit) door de politie wel in
kaart is gebracht, is een strafrechtelijk vervolg om
organisatorische redenen bij de politie achterwege gebleven. Het
aantal diefstallen is tijdens en na het tactische onderzoek
afgenomen. In ieder geval kan worden geconcludeerd dat de
diefstallen weliswaar zeer professioneel en met hulp van binnenuit
zijn uitgevoerd, maar dat er hier geen sprake is van een vorm van
georganiseerde criminaliteit aangezien niet alle kenmerken daarvan
aanwezig zijn.