LITERATUUR
H. Abadinsky, Organized Crime, Nelson-Hall, Chicago,
19913. CBO, Landelijke inventarisatie criminele
groeperingen 1995, CRI, Zoetermeer, 1995 CRI, Risico analyse
afvalmarkt, CRI, Zoetermeer, 1992.
D. J. Kenney en J. O. Finckenhauer, Organized Crime in
America, Wadsworth, Belmont, 1995. H. Mller, Nuklearschmuggel:
Tdliches Risiko?, in Internationale Politik, jaargang 503,
1995, p. 19-22. P. J. J. Poorter, Nucleair afval in Europa,
CRI, Zoetermeer, 1993. Recherche Advies Commissie, Werkgroep
zware milieucriminaliteit, z.pl., z.u., 1992. B. Schmidbauer,
Illegaler Nuklearhandel und Nuklearterrorismus, in
Internationale Politik, jaargang 503, 1995, p. 19-22.
Volkskrant, Duitse rechter veroordeelt smokkelaars van
plutonium, 18 juli 1995.
SLOTBESCHOUWING
Een belangrijk thema in diverse beleidsnota’s van politie en
justitie in de afgelopen jaren is de vervlechting van de
georganiseerde misdaad met legale economische sectoren. In diverse
publikaties werd gewag gemaakt van het feit dat de onderwereld
langzaam maar zeker in de bovenwereld zou infiltreren. Italiaanse
of Amerikaanse toestanden zouden in Nederland in ontwikkeling zijn
en de integriteit van de Nederlandse maatschappij zou gevaar lopen.
Het lag derhalve voor de hand de banden tussen de georganiseerde
misdaad en legale branches aan een empirische inspectie te
onderwerpen.
Branches zijn voor de georganiseerde misdaad aantrekkelijk
vanwege de systematische en structurele winsten die door middel van
geweld, afpersing en protectie kunnen worden behaald, vanwege de
risicospreiding die criminele groepen daarmee kunnen bereiken (men
is minder afhankelijk van de onzekere markt van de levering van
illegale goederen en diensten), om als dekmantel te fungeren voor
de andere illegale activiteiten, om misdaadgeld wit te wassen en
vanwege de economische en politieke macht die de controle over een
branche met zich meebrengt.
De algemene conclusie die op basis van de in dit deel van de
gepresenteerde studies kan worden getrokken is, dat van
vervlechting van de georganiseerde misdaad met legale economische
sectoren in Nederland geen sprake is. Naar onze mening worden
legale branches op dit moment niet door criminele groepen
genfiltreerd. Wel is vastgesteld dat in branches allerlei vormen
van organisatiecriminaliteit kunnen worden aangetroffen, met grote
financile schade voor de overheid, het bedrijfsleven of ten koste
van het fysieke milieu. Daarnaast is er de beroeps- of
groepscriminaliteit waarvan de branches slachtoffer zijn. Controle
over legale branches als de bouwnijverheid of de havens zoals die
in Itali, de Verenigde Staten of Japan is te zien, kan op dit
moment in
Nederland echter niet worden waargenomen. In ons land zijn
criminele groepen vooral actief in de levering van illegale
goederen en diensten, in het bijzonder de drugshandel.
Bij deze algemene conclusie moeten echter wel de volgende
kanttekeningen worden geplaatst. In die branches die naar hun aard
dicht aanliggen tegen de drugshandel en die op de een of andere
manier van belang zijn voor de logistiek van deze handel, zijn
aanwijzingen te vinden van criminele infiltratie. Bij het vervoer
van drugs over de weg, over zee of door de lucht wordt niet alleen
de transportbranche ingeschakeld, maar ook de grote zee- en
luchthavens van Nederland. Criminele groepen maken veelvuldig
gebruik van transportondernemingen om drugs te smokkelen, kopen
hiervoor kleine kwetsbare transportbedrijfjes op of richten die
zelf op. Zij maken voor hetzelfde doel gebruik van de toevoerhavens
van Nederland. Van innesteling of van het onder controle brengen
van de vervoersector is evenwel geen sprake. Er zijn in het
bestudeerde materiaal ook geen aanwijzingen gevonden die wijzen op
pogingen van de georganiseerde misdaad om de macht over deze
branche in handen te krijgen. Op Schiphol krijgen criminele groepen
weliswaar hulp van binnenuit, maar ook die hulp staat in het teken
van de smokkel van verdovende middelen.
Een tweede kanttekening bij de algemene conclusie betreft de
situatie in de horeca. De horeca is een van de weinige bestudeerde
branches waarbij een patroon van georganiseerde misdaad wordt
aangetroffen die het faciliteren van illegale handelingen te boven
gaat. Er bestaan criminele groepen die actief zijn in de sfeer van
protectie. Zulke groepen zijn aangetroffen in Utrecht, de
Vechtstreek en in een aantal kleinere provincieplaatsen. In de
steden Arnhem, Enschede en Nijmegen is de plaatselijke horeca erin
geslaagd samen met de politie pogingen van gedwongen protectie van
buitenaf in de kiem te smoren. Verder zijn er in sommige steden
criminele groepen die de plaatselijke horeca beheersen of
daarbinnen reeksen van bedrijven bezitten op een manier die de
Amerikanen racketeering noemen. Door het opkopen van
horecagelegenheden verzekeren criminele groepen zich niet alleen
van een eigen territorium, dus een plek waar de controle-organen
van de overheid weinig zicht meer op hebben. Eigen
horecagelegenheden kunnen tevens worden gebruikt als uitvalsbasis
om andere bedrijven in de greep te krijgen, alsmede de
infrastructuur leveren voor illegale activiteiten zoals de verkoop
van drugs, het witwassen van geld en de plaatsing van gokkasten.
Soms worden problemen in de sfeer van onveiligheid opgelost met het
inschakelen van professionele portiersdiensten.
Een derde kanttekening bij onze algemene conclusie is dat zij
alleen betrekking heeft op de branches die wij in deze korte
tijdspanne hebben kunnen onderzoeken. Gegeven deze tijdsdruk was
het onmogelijk alle branches te bestuderen en op hun
eventuele banden met de georganiseerde misdaad te bekijken. De
keuze van de branches die wel zijn onderzocht is ingegeven door de
ervaringen die men op dat gebied in het buitenland heeft opgedaan
en door signalen die hier zijn afgegeven in de pers en de
wetenschap, en door de overheid (politie en justitie). Dit zijn de
branches die dicht aanliggen tegen de markt van de illegale
goederen en diensten (transport, havens, autobranche, de horeca en
gokautomaten) en branches waarvan elders in de wereld voorbeelden
van infiltratie door de georganiseerde misdaad zijn te vinden,
zoals de bouwnijverheid en de afvalverwerkingsbranche en op twee
branches waarvan in de pers diverse berichten zijn gepubliceerd
over de betrokkenheid van de georganiseerde misdaad met die branche
(wildlifebranche en verzekeringsbranche). Ten slotte is nog gekeken
naar de illegale handel in nucleair materiaal. Met deze branches
zijn naar de mening van de onderzoekers de belangrijkste sectoren
wel aangegeven Noot . Van een verwevenheid tussen de
onder- en bovenwereld is dus naar ons oordeel niet of nauwelijks
sprake, al zijn wel de eerste tekenen van het bestaan van
parasitaire relaties tussen de georganiseerde misdaad en enkele
branches die te maken hebben met de logistiek van de drugshandel.
Hoe zijn wij tot dat oordeel gekomen?
Om het beeld van de aard en de omvang van de georganiseerde
criminaliteit in de legale economische branches in Nederland zo
scherp mogelijk te krijgen, zijn in deze branchestudies geen
concessies gedaan aan onze definitie van georganiseerde misdaad.
Deze definitie luidde: groepen en samenwerkingsverbanden van
meerdere personen, die op een systematische wijze qua aard en
omvang ernstige misdrijven plegen op het gebied van de illegale
levering van goederen en diensten en van illegale activiteiten in
legale sectoren van de economie, en die hun illegale activiteiten
afschermen met behulp van intern en extern geweld. Deze definitie
is van belang om de lezer er aan te blijven herinneren dat andere
vormen van criminaliteit daarvan verschillen. Zo zijn er vormen van
beroeps- of groepscriminaliteit gevonden waarbij sprake is van
samenwerkende personen die zelden intern of extern geweld gebruiken
en waarbij het samenwerkingsverband meestal na een gericht
opsporingsonderzoek door de politie ophoudt te bestaan. Eveneens
moet georganiseerde criminaliteit worden onderscheiden van
organisatiecriminaliteit, waarbij het gaat om in se legale
ondernemingen die in het kader van de bedrijfsvoering misdrijven
plegen. Ook deze vormen zijn in de branches aangetroffen.
Om de aanwezigheid van georganiseerde misdaad te kunnen
vaststellen is in de deelstudies uitgegaan van
een zelfde stramien. In elk deel is eerst een beschrijving gegeven
van de structuur en de organisatie van de branche en de mogelijke
aantrekkingskracht op en kwetsbaarheid daarvan voor criminele
groepen. Daarna is een beschrijving gepresenteerd over wat er in
criminologisch perspectief gaande is in die branche: waarvan wordt
de branche slachtoffer, welke vormen van organisatiecriminaliteit
worden gepleegd. Vervolgens is nagegaan of er aanwijzingen zijn
voor de aanwezigheid van de georganiseerde misdaad in de branche.
Er is geprobeerd de branches vanuit zo veel mogelijk gezichtspunten
te bestuderen. De, veelal buitenlandse, literatuur is geraadpleegd,
er zijn vele openbare bronnen ingezien, er is statistische
informatie over de branche vergaard, er zijn vele gesprekken
gevoerd met mensen uit de branche zelf, aangevuld met gesprekken
met vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersverenigingen,
er zijn diverse politiebronnen zoals dossiers, processen-verbaal,
analyses en berichten gebruikt en er zijn gesprekken gevoerd met
politiemensen en met functionarissen van bijzondere
opsporingsdiensten. Uitgangspunt daarbij was na te gaan wat de
branche zelf merkte van georganiseerde criminaliteit en vervolgens
dat beeld te controleren en aan te vullen met politiegegevens. De
onderzoekers hebben dus niet alleen door de politiebril naar de
branches gekeken. De medewerking van de branches aan onze studies
was niet altijd vanzelfsprekend. De grote economische en politieke
belangen die op het spel staan – al was het alleen maar om het feit
dat een legale economische branche in verband met georganiseerde
misdaad wordt gebracht – staan een open houding en een volledige
informatie-overdracht in de weg. Naast veel bereidwillige
gesprekspartners hebben de onderzoekers te maken gehad met
tegenwerkende branches, met ontkenningen dat er zich in de branche
berhaupt criminaliteit zou voordoen (laat staan georganiseerde
criminaliteit), met het bagatelliseren van de problemen, met het
aanleveren van onvolledig materiaal of met het met grote vertraging
aanleveren van de benodigde onderzoeksgegevens. Uiteraard zijn wij
ook branches tegengekomen die echt onkundig zijn van hetgeen zich
daarin afspeelt! Aan de andere kant is te zien dat instanties,
veelal opsporingsinstanties, de problematiek majoreren omdat andere
belangen, zoals prestige en lijfsbehoud, in het geding zijn.
Gedurende de studies is meer dan ooit duidelijk geworden dat
politieke en economische belangen het beeld van de aard en de
omvang van de georganiseerde criminaliteit sterk benvloeden.
De lezer moet zich realiseren dat de onderzoekers slechts een
momentopname van de situatie in de onderzochte branches bieden. Een
vergelijking met de situatie in het verleden of met andere studies
op dit terrein is niet mogelijk omdat vergelijkingsmateriaal
ontbreekt. Criminologisch onderzoek naar de relatie tussen de
georganiseerde misdaad en de legale branches ontbreekt tot op
heden, op n uitzondering na (de afvalverwerkingsbranche). Ook is er
geen historische analyse verricht, zodat wij geen uitspraken kunnen
doen over de vraag of de toestand van nu ernstiger of minder
ernstig is dan vroeger. Een absolute maatstaf in Nederland om de
ernst van de situatie te beoordelen, wordt derhalve node gemist. De
enige relatieve maatstaf die resteert, is de vergelijking van de
Nederlandse situatie in de branches met die in het buitenland. In
dat opzicht is de toestand in Nederland minder ernstig te
beoordelen dan die in onderzochte branches in het buitenland. In
ons land zijn geen Italiaanse of Amerikaanse toestanden gevonden.
Er zijn geen aanwijzingen dat de Nederlandse overheid en het
bedrijfsleven wezenlijk zijn gecorrumpeerd, de vakbonden zijn niet
in handen van criminele groepen, de branches zijn niet onder
controle van zulke groepen, afpersingspraktijken zijn nauwelijks
geconstateerd en buitenlandse groepen met een lange traditie in
racketeering in hun eigen land beperken zich in ons land
voornamelijk tot de handel in verdovende middelen.