7. CRIMINALITEIT IN DE SPEELAUTOMATEN-BRANCHE
7.1. Inleiding
De automatenbranche heeft het imago van een besmette sector. De
gokwereld wordt van oudsher geassocieerd met de handel in drugs en
andere criminele activiteiten. Veel harde feiten om de slechte
reputatie van het gokwezen te bewijzen, zijn er niet, hoewel enkele
gerichte onderzoeken plaatselijke gegevens opleveren die er niet om
liegen. Het Bedrijfschap Horeca trok in 1993 aan de bel; een
vertrouwelijk onderzoek van het recherchebureau Hoffman wees op een
vergaande vervlechting van georganiseerde misdaad met de legale
horeca-branche, die liep via de handel en exploitatie van
gokautomaten. De Rotterdamse hoofdcommissaris Ottevanger beweerde
in 1992 dat twintig procent van de speelautomatenhandelaren in de
stad gelieerd is aan organisaties die zich bezighouden met de
handel in verdovende middelen en andere vormen van zware
criminaliteit. Horeca Nederland kwam met een schatting in dezelfde
orde van grootte (Fijnaut e.a. 1993). Ook Boerman noemt in zijn
onderzoek in Rotterdam (1994) de betrokkenheid van leidende figuren
uit het criminele circuit in de speelautomatenhandel. Het al eerder
genoemde politieonderzoek van het Amsterdamse HIT-team toonde aan
dat een vijftal criminele organisaties een groot deel (70 %) van de
speelautomaten in handen heeft, en de betrokkenen zich bezig
hielden met de handel in drugs, wapens en prostitutie (Brief van
Van
Riessen aan de burgemeester van Amsterdam, 1993).
Fijnaut cum suis (1993) stellen dat we te maken hebben met forse
problemen van georganiseerde misdaad. Zij wijzen daarbij vooral op
de parallel tussen de directe en indirecte gokspelen; vooral
daar waar automaten in het geding zijn; investeringen in het
benodigde onroerende goed, het opdringen van zakenrelaties, het
genadeloos exploiteren van andermans inspanningen, de dreiging met
geweld en de toepassing daarvan en meer. Overigens wijzen
Fijnaut en de zijnen eveneens op de dubieuze rol die de
gemeentelijke overheid in de bestudeerde Rotterdams zaak heeft
gespeeld: willens en wetens werden zakelijke overeenkomsten
gesloten met een vooraanstaand lid van de onderwereld die de
financile middelen grotendeels verkreeg uit illegale activiteiten.
Tegen deze persoon liep tijdens de onderhandelingen zelfs een
grootscheeps justitieel onderzoek. Ook in de pers verschijnen
regelmatig publikaties waarin gesproken wordt over calamiteiten die
wijzen op inmenging van de georganiseerde criminaliteit in de
exploitatie van speelautomaten. Zo staat in een artikel van Missets
Horeca (1993) te lezen dat er bonussen van 10.000 tot 15.000 gulden
worden betaald aan horeca-ondernemers voor de plaatsing van
gokkasten. Ook het aanbieden van leningen teneinde startende
ondernemers te binden, waarna de terugbetaling geschiedt door
middel van automaten-exploitatie om niet. Over de aard en omvang
van alle genoemde feiten blijft het tasten in het duister, maar dat
er iets aan de hand is, lijkt duidelijk.
Boerman spreekt in zijn onderzoek (1994) het vermoeden uit dat,
nadat als gevolg van politie-optreden een groot aantal illegale
casino’s in Rotterdam hun deuren moest sluiten, de betrokken
gokbazen zich op de automatenexploitatie hebben gestort. Deze
leidende figuren waren daarmee plotseling voor een belangrijk deel
van hun inkomsten en de legitimering van inkomsten uit andere
activiteiten afhankelijk van de gokautomatenexploitatie, meent de
onderzoeker. Daartoe sloegen zij op grote schaal aan het vergroten
van hun afzetgebied. Boerman constateert dat bijna tien procent van
de door hem onderzochte 106 prominente horeca-ondernemers eveneens
betrokken is bij de exploitatie van gokautomaten; naast hun
horecaonderneming(en) hebben zij een speelautomatenbedrijf.
Overigens kon de onderzoeker weliswaar aantonen dat er sprake was
van een concentratie-tendens, maar niet dat dit een zaak was van de
georganiseerde misdaad. Boerman noemt wel een aantal indirecte
manieren waarop automatenhandelaren betrokken kunnen zijn bij de
horeca. Zo kunnen ze de horeca-onderneming op naam van een stroman
runnen of de zaak verpachten onder de voorwaarde dat er automaten
worden geplaatst. Ook door de financiering van een startende
horeca-onderneming kan deze voorwaarde worden gesteld.
Het Ministerie van Justitie schrijft in een concept-nota (1994)
dat de gokautomatenbranche kampt met een criminaliteitsprobleem.
Zij geeft toe dat het beperkende kansspelbeleid nog een andere
reden heeft dan de bestrijding van gokverslaving alleen: het
ministerie uit in de nota haar bezorgdheid over geruchten over
misbruik van speelautomaten voor het witwassen van criminele
vermogens en de druk die wordt uitgeoefend op horeca-exploitanten
en bestuurders om automaten op te kunnen stellen (1994:3).
Laten we nu onderzoeken welke aanwijzingen voor georganiseerde
misdaad er bestaan in de speelautomatenbranche.