• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.3. De toetredingseisen

    3.3. De toetredingseisen

    Inschrijving en vergunning

    Het is erg eenvoudig om horeca-ondernemer te worden. Voor de
    zogeheten droge horeca zonder vergunning voor het schenken
    van alcoholhoudende dranken – zijn helemaal geen diploma’s vereist.
    Men schrijft zich in bij de Kamer van Koophandel, vraagt een
    vergunning aan bij het college van B&ampW in de plaats van
    vestiging en kan beginnen met een broodjeszaak, cafetaria of
    coffeeshop. Bij de gemeentelijke vergunningverlening worden de
    gangen van een aankomend ondernemer niet of zelden op bonafiditeit
    getoetst. Van alle snackbarhouders heeft eenderde geen enkele
    horeca-opleiding gevolgd (Lenting en Partners, 1991). Voor het
    beginnen van een caf of restaurant – de zogeheten natte
    horeca
    – bestaan iets meer drempels. Naast de gemeentelijke
    vergunning, moet de startende ondernemer beschikken over een
    vergunning volgens de Drank- en Horecawet. Hiervoor moeten de
    diploma’s handelskennis en vakbekwaamheid in bezit van n van de
    aanvragers zijn, geldt een minimumleeftijd, de eis van goed gedrag
    en er worden bepaalde eisen gesteld aan de inrichting van de zaak.
    De Kamer van Koophandel en de Dienst Bouw- en Woningtoezicht
    adviseren hierbij.

    De lage toetredingsdrempels voor het horeca-ondernemerschap
    maken dat de branche vol zit met gelukszoekers; het starten van een
    caf, eethuisje of cafetaria trekt heel wat mensen aan. De
    combinatie van gezelligheid in het uitgaansleven en de vrijheid van
    het eigen ondernemerschap lonken. De zaak kan worden gepacht, de
    brouwerij betaalt de inrichting en/of de automatenhandelaar
    verstrekt een lening. Veel starters zien het ondernemersleven door
    een roze bril en weten niet waaraan ze beginnen, zo meent de
    werkgeversvereniging Koninklijke Horeca Nederland. Een markt die
    ondernemersmogelijkheid biedt aan iedere naeve en onervaren
    starter, herbergt veel zwakke broeders. Eenmaal op de markt, valt
    het ondernemerschap tegen; de kosten lopen op, de concurrentie is
    groot en de verdiensten zijn lager dan verwacht. De tijdelijke
    leningen en contracten krijgen een permanent karakter en het
    beoogde vrije ondernemerschap wordt maar door weinigen bereikt.

    De nieuwe vestigingswet van 1 januari 1996 lijkt een nog
    verdere versoepeling van de toetredingsregels te gaan inhouden. Op
    dit moment is nog niet helemaal duidelijk hoe die nieuwe wet er uit
    gaat zien, omdat ook de Drank- en Horecawet nog moet worden
    aangepast. Maar de werknemersorganisaties weten nu al dat aan hun
    roep om verscherping van de toetredingseisen geen gehoor is
    gegeven. Zij vrezen dat nog meer onbezonnen starters tot de markt
    zullen toetreden en daardoor de criminaliteitsrisico’s groeien.

    Registratie

    Alle uitbaters van horecagelegenheden moeten zich inschrijven
    bij de Kamer van Koophandel, waar zij een handelsregisternummer
    ontvangen. Deze inschrijving wordt doorgegeven aan het
    Bedrijfsschap Horeca, waarbij
    registratie eveneens verplicht is. Bij het bedrijfschap staan alle
    ondernemingen ingeschreven die als hoofdaktiviteit dranken, voedsel
    en/of logies verstrekken. Dit is geen absolute definitie, want er
    zijn grensgevallen. Prostitutiebedrijven zijn doorgaans niet bij
    het Bedrijfschap ingeschreven, op een twintigtal nette seks- en
    nachtclubs na. Zodra het om een besloten club gaat, waarvan de
    klant lid moet worden of entree betaalt, als de drank bij de
    entreeprijs is inbegrepen en het bezoek niet blijft bij eten en
    drinken alleen, schrijft het bedrijfschap een dergelijke
    gelegenheid niet in. Wanneer het mogelijk is om de bar van het
    seksbedrijf alleen voor het nuttigen van drank of voedsel te
    bezoeken (passantenbezoek), zonder enige verplichting om gebruik te
    maken van de prostitutiediensten, kan de zaak wl als
    horecagelegenheid worden aangemerkt. Dat verschil is belangrijk,
    want alleen met een inschrijving bij het Bedrijfschap kan een
    aanwezigheidsvergunning voor een kansspelautomaat worden
    aangevraagd. Toch krijgt het Bedrijfschap niet zo vaak te maken met
    inschrijvingsverzoeken van dergelijke bedrijven; daaraan is immers
    ook een betaling verbonden en de verplichting tot naleving van
    onder andere de horeca-CAO. Softdrugsverkopende coffeeshops en
    theehuizen staan doorgaans wel bij het Bedrijfschap
    ingeschreven.

    Behalve bij het Bedrijfschap, staat de vergunninghouder met naam
    genoteerd bij de regionale politie. Daarnaast is de
    horecaondernemer verplicht zich in te schrijven bij de
    Belastingdienst, afdeling Inspectie Omzetbelasting. De natte horeca
    moet bovendien aangifte doen bij de Inspectie Invoerrechten en
    Accijnzen. Een horecaonderneming staat dus genoteerd bij de
    gemeente, de regio-politie, de Kamer van Koophandel en het
    Bedrijfschap. Daarnaast houdt het Ministerie van Justitie een
    databestand bij van alle NV’s en BV’s; sinds 1988 worden daarin de
    namen van ondernemers en alle faillissementen bijgehouden.
    Gelegenheden met een andere bestuursvorm – eenmanszaken,
    commanditaire vennootschappen en vennootschappen onder firma, komen
    niet in dit bestand voor, terwijl vooral cafetaria’s, kleine bars
    en cafs veelal deze rechtsvorm hebben (Lenting & Partners,
    1991). Daarnaast komt het voor dat BV’s op de markt
    verhandeld worden en zo buiten deze registratie blijven.

    Bij malafide ondernemingen wordt vaak gebruikt gemaakt van
    katvangers ofwel stromannen: bestuurders, aandeelhouders en
    vennoten spelen op de achtergrond een belangrijker rol dan de
    bedrijfsleiders en oprichters. Het is voor overheden dan niet te
    controleren wie er uiteindelijk achter de opgegeven naam bij
    inschrijving schuilgaat. De branche horeca is bijzonder gevoelig
    voor deze vormen van schijnbeheer omdat een gedegen
    controle- en registratiesyteem ontbreekt. De meest onschuldige vorm
    van schijnbeheer draait om diploma-huur. Volgens de wet moet de
    beheerder, op wiens vaardigheden de vergunning is afgegeven,
    daadwerkelijk in de zaak aanwezig zijn en meewerken. Maar dat is
    moeilijk te controleren. Volgens een inspecteur van de Drank- en
    Horecawet maken vooral kleine ondernemers zich schuldig aan deze
    vorm van schijnbeheer; ze zijn niet in staat om een diploma te
    halen en huren daarom voor een paar honderd gulden per maand de
    papieren van een ander. In kranten en vakbladen staan regelmatig
    advertenties waarin diploma-houders zichzelf te huur aanbieden. De
    hoofdredacteur van Missets Horeca weert deze advertenties sinds
    1991. Hoewel het mogelijk is om bij gebleken schijnbeheer de
    vergunning in te trekken (de Econonomische Controledienst en de
    Drankwet-inspectie kunnen hierop controleren), komt dat in de
    praktijk zeer zelden voor.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken