• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De branches horeca en gokautomaten – 2.3. Drugs en alcohol

    2.3. Drugs en alcohol

    Het gebruik van drugs en alcohol neemt onder bepaalde groepen in
    de samenleving toe. Exacte cijfers over het Nederlands drugsgebruik
    bestaan niet; alle genoemde percentages zijn dan ook
    schattingen.

    Coffeeshops

    Er zijn in Nederland tussen de 1200 en 1500 coffeeshops
    waarin softdrugs worden verkocht. Een andere schatting levert iets
    hogere aantallen op, tussen de 1500 en 1700 (Steinmetz, 1995). De
    gemiddelde soft-drugsomzet van een coffeeshop ligt rond de 200.000
    gulden per jaar (Steinmetz c.s., 1995). De FIOD becijfert een hoger
    gemiddelde, rond de 240.000 gulden. In bepaalde steden ligt de
    omzet aanzienlijk veel hoger: zo draaiden 18 van de 23 Utrechtse
    coffeeshops een gemiddelde omzet van 700.000 op jaarbasis. De FIOD
    gaat ervan uit dat de werkelijke omzetten sterk afwijken van de
    bedragen die aan de belastingdienst worden gemeld en schat deze
    landelijk dan ook op 400.000 tot 700.000 gemiddeld. Voor heel
    Nederland komen Steinmetz c.s. (1995) tot een schatting van alle
    coffeeshop-omzetten samen: jaarlijks wordt er hier voor 333 miljoen
    minimaal en 687 miljoen maximaal aan soft-drugsomzet gedraaid. In
    kilo’s verkochte softdrugs komt dit op het volgende neer: 32.000
    kilo hash, 3.000 kilo marihuana en 25.000 kilo nederwiet. Zeventig
    procent van de hash en marihuana die in Nederland worden gebruikt,
    wordt via coffeeshops verkocht. Voor wiet ligt het aandeel van de
    coffeeshops lager, namelijk vijftig procent. Naast coffeeshops
    bestaat er nog een aanzienlijk aantal cafs, snackbars en
    restaurantjes waar drugs te koop zijn. Verder raamde het Nederlands
    Instituut voor Alcohol en Drugs (NIAD) dat er in Nederland tussen
    de 700 en 2200 huisdealers actief zijn. In buurthuizen lopen naar
    schatting 500 tot 1000 dealers rond.

    De cannabis-gebruikers zijn over het algemeen vrij selectief en
    de coffeeshops spelen daarop in door het bieden van een divers
    aanbod. Zo zijn er coffeeshops voor de volgende doelgroepen: rasta,
    Afro, Acid House, Marokkaans, Turks, Surinaams, trendy, hardrock en
    er zijn algemene dorps- of buurtcoffeeshops. Ook de beschikbaarheid
    van de verschillende soft-drugsprodukten speelt een rol voor de
    coffeeshopklant. 70 tot 75 procent van de verkochte hash-produkten
    betreft Marokkaanse hash. Rode en gele Libanon hebben samen een
    marktaandeel van 5 tot 10 procent, zwarte hash-soorten 10 tot 15
    procent en marihuana eenzelfde percentage. De Colombiaanse,
    Jamacaanse en Afrikaanse marihuana wordt vooral gebruikt door
    Surinamers, Antillianen en Afrikanen (Steinmetz c.s., 1995).

    Gebruikerscijfers

    Cannabisprodukten worden door 7% van de meisjes en 17% van de
    jongens tussen de 16 en 20 jaar regelmatig gebruikt (Kuipers e.a.,
    1993). Het totale cannabisgebruik is sinds 1984 weer toegenomen, na
    een daling sinds 1971: ruim zes procent van alle Nederlanders rookt
    regelmatig hash of weed, tegen ongeveer twee procent in 1984 (De
    Zwart, 1994). In het onderzoek van Steinmetz c.s. (1995) wordt een
    bovengrensschatting genoemd van bijna 900.000 regelmatige
    cannabisgebruikers in heel Nederland.

    XTC is een relatief nieuwe drug, en wordt vooral gebruikt
    op house-parties en dus door jongeren. Volgens een schatting
    gebruikt tien tot veertig procent van de bezoekers van een
    house-party XTC. Van de onderzochte jongeren tussen de 16 en 18
    jaar had gemiddeld vijf procent wel eens XTC geslikt, en gebruikte
    ongeveer 1 % dit regelmatig. Een onderzoek onder probleemjongeren
    in Amsterdam toonde aan dat ruim vijftien procent van deze jongeren
    regelmatig XTC gebruikte (De Zwart, 1993).

    Een onderzoek naar cocane-gebruik in Rotterdam, waarbij
    gebruik werd gemaakt van de sneeuwbalmethode, bleek dat 2 % van de
    Rotterdamse bevolking wel eens cocane gebruikte (Bieleman en De
    Bie, 1992). Cocane werd in 1992 door ongeveer drie procent van de
    jongeren geprobeerd, terwijl minder dan n % een regelmatige
    gebruiker was. Amfetamine laat eenzelfde beeld zien. Het
    herone-gebruik onder jongeren is aanmerkelijk kleiner; ongeveer een
    half procent gebruikte het ooit, en nog geen 0,2 procent is
    verslaafd aan deze hard-drug. Voor alle drugs geldt dat jongens
    gemiddeld ruim tweemaal vaker drugs proberen en regelmatig
    gebruiken, dan meisjes (De Zwart, 1993). De schattingen van het
    totale aantal harddrugsverslaafden in Nederland liggen
    tussen de 20.000 en 25.000 personen (Kuipers e.a., 1993). Het
    aantal stevige alcoholgebruikers blijft de laatste jaren
    stabiel; 1,6 miljoen Nederlanders drinken wekelijks meer dan zes
    glazen alcohol (Kuipers e.a., 1993). Uit een Rotterdams onderzoek
    blijkt dat ruim acht procent van de Nederlanders tot de categorie
    probleemdrinkers kan worden gerekend. Dit percentage neemt niet
    meer toe, de totale alcoholconsumptie bleef de laatste tien jaar
    stabiel. Onder jongeren nam het percentage alcoholdrinkers in de
    periode 1984-1992 zelfs licht af. Maar de hoeveelheid geconsumeerde
    alcohol neemt in diezelfde periode onder jongeren wel toe: was in
    1984 nog maar 12 % van de jongeren als regelmatige drinker
    aan te merken, in 1992 dronk al bijna 30 % van de jongeren vijf of
    meer glazen per week. Ook de uitgaven aan alcohol per maand stegen
    in die periode van 35 naar 95 gulden. Het percentage stevige
    drinkers onder jongeren nam toe van vier tot veertien procent. En
    ook de frequentie van het drinken onder jongeren werd hoger
    (Kuipers e.a, 1993). Het aantal jongeren dat alcohol drinkt wordt
    dus kleiner, maar de groep die alcohol gebruikt, drinkt meer en
    vaker. De jongeren die Kleiman en Beke (1993) tot de zogenaamde
    harde kern rekent, drinken relatief veel alcohol. Op een
    uitgaansavond gieten zij gemiddeld 14 glazen naar binnen, tegen 8
    glazen onder de andere uitgaande jeugd. Kleiman en Beke trekken
    bovendien de conclusie dat alcoholgebruik bij de harde kern-groep
    gerelateerd is aan geweldpleging.

    Gokken

    Zeven procent van alle Nederlanders speelt regelmatig op een
    kansspelautomaat. De gokkers zijn relatief jong; een kwart van de
    spelers is jonger dan 20 jaar. Onder het uitgaanspubliek zijn dus
    relatief veel klanten voor het kansspel. Gemiddeld spendeert iedere
    Nederlander er jaarlijks bijna driehonderd gulden aan. Volgens
    voorzichtige schattingen zijn er tussen de 30.000 en 80.000
    gokverslaafden (Fijnaut e.a., 1993 en Kingma, 1993). Er is dus,
    vooral onder de horeca-doelgroep, een grote behoefte aan
    gokspelen.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken