Frank Bovenkerk en Ankie Lempens Universiteit Utrecht
1. ALGEMENE INLEIDING
De horeca trekt ten strijde tegen de criminaliteit, zo kondigde
een bestuurslid van de branche-organisatie Koninklijke Horeca
Nederland aan. De ondernemersorganisatie in de horeca sloeg in 1992
voor het eerst groot alarm op een landelijk symposium over
criminaliteit. Er werden bij die gelegenheid schrikbarende cijfers
genoemd; in het voorgaande jaar zou de horeca zo’n driehonderd
miljoen gulden schade hebben geleden als gevolg van criminaliteit;
ruim zeventien procent van de omzet en vijftig miljoen meer dan bij
een eerdere schatting uit 1988. De helft van alle horecabedrijven
krijgt te maken met n of meer vormen van criminaliteit, zoals
overvallen, diefstal, geweldpleging en vernieling. Twintig procent
van de horeca-ondernemers kreeg te maken met chantage, afpersing en
bedreiging, zo schijft het blad Horeca Entree (1992). Na de
verandering van de Vestigingswet in 1996 wordt het waarschijnlijk
nog gemakkelijker om toe te treden tot de markt van
horeca-ondernemers. De branche-organisatie maakt zich grote zorgen
over deze wijziging, want zij vreest een grote toestroom van
onervaren starters op de markt die een potentile prooi voor de
(georganiseerde) misdaad vormen. Uit ondernemerskringen klinkt al
jaren de roep om maatregelen die toetreding tot de markt moeilijker
maken, om zodoende de opmars van de criminaliteit in de horeca te
stuiten. En dat het nodig is een dam op te werpen mag blijken uit
het volgende. Toen de voorzitter van de werkgeversbond begin dit
jaar een pleidooi hield tegen de oprukkende onderwereld, kreeg hij
daarna diverse dreigtelefoontjes. Is de horecabranche kwetsbaar
voor criminele inmenging, zo luidt de hoofdvraag van deze studie.
Zo ja, hoe komt dat en in welke mate maakt de georganiseerde
criminaliteit gebruik van de zwakke plekken in de horeca-wereld? We
gaan in dit onderzoek als volgt te werk. Allereerst bekijken we in
hoofdstuk 2 de omgevingskenmerken van de branche: met welke externe
invloeden krijgt de horeca te maken? Daarna (3) komen de interne
factoren aan bod: wat zijn de specifieke kenmerken van deze
bedrijfstak en op welke manier maken deze eigenschappen de branche
kwetsbaar? Vervolgens schetsen we in hoofstuk 4 de vormen van
criminaliteit die in de horeca voorkomen, zoals daar zijn:
protectie, gedwongen overname, witwassen, de horeca als
ontmoetingsplaats, afzet van drugs, heling en wurgconstructies. Als
laatste (5) bespreken we de schade die de criminaliteit in de
branche veroorzaakt.
Vervolgens komt de speelautomatenbranche aan de orde, in de
hoofdstukken 6 en 7. In deze studie bekijken we niet het totale
probleem van gokken en de georganiseerde misdaad, maar alleen het
deel van de branche dat gelieerd is aan de horeca. De gokmarkt valt
weliswaar niet direct onder de sector horeca, maar is er nauw mee
verweven. In bijna negentig procent van alle cafs staat ten minste
n gokkast. De horeca en de speelautomatenbranche zijn in
belangrijke mate van elkaar afhankelijk. De horeca is het
belangrijkste afzetgebied voor speelautomaten. Exploitanten,
handelaars en producenten van speelautomaten zijn bovendien zelf
vaak bedrijfsmatig betrokken bij horeca-ondernemingen. Daarnaast
staat of valt een behoorlijk aantal horecagelegenheden met de
opbrengst van de opgestelde automaten. Ondernemers uit de
speelautomatenbranche verstrekken bovendien leningen aan startende
horeca-exploitanten. In het laatste hoofdstuk 8 formuleren we
conclusies die uit de bespreking van de beide branches kunnen
worden getrokken. Voor dit onderzoek zijn open bronnen
geraadpleegd, zoals wetenschappelijke onderzoeken, perspublicaties
en overheidsstukken. Verder is gebruik gemaakt van materiaal dat
door de horecabranche zelf is verzameld, zoals het enigszins
fragmentarische onderzoek dat mede in opdracht van het Bedrijfschap
Horeca werd uitgevoerd door het Amsterdamse bureau Hoffman. Ook
hebben de onderzoekers zich in het veld begeven voor onderzoek door
eigen waarneming. Daarnaast zijn er interviews met betrokkenen
gevoerd, waaronder vertegenwoordigers van de branche-verenigingen,
een jurist van het Bedrijfschap Horeca, een horeca-ondernemer, een
ondernemer in de bewakingsbranche, een automaten-exploitant en
politie-beambten die zich in deze branches hebben gespecialiseerd.
Overigens ligt de verantwoordelijkheid van dit rapport volledig bij
de auteurs, en niet bij de genterviewden. Verder baseren wij ons
hier ook weer op gegevens van de politie. Er zijn ons enkele
duidelijke analyses van problemen in de plaatselijke
horeca-branches toegezonden, maar overigens gaat het om materiaal
dat zijdelings in andere zaken naar voren komt. Voor een nadere
analyse van het probleem in de horecabranche in n (beruchte) buurt
in n stad, verwijzen we naar het rapport van de hand van Fijnaut en
Bovenkerk over Amsterdam in deze serie.
Hierbij willen we dank zeggen aan onze belangrijkste
gesprekspartners, in alfabetische volgorde: T. Belksma, E. Derksen,
R. van de Ende, J. P. Entius, T. Florijn, W. F. van Huizen, H.
Klein Beekman, A. Kok, J. G. M. Kroeze, A. de Loor, D. Lindenbergh
en J. Schipper.