• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De bouwnijverheid – 1. INLEIDING

    1. INLEIDING

    Van oudsher heeft de georganiseerde misdaad in de Verenigde
    Staten geprobeerd te infiltreren in legale economische sectoren.
    Een van de belangrijkste branches is de bouwnijverheid, omdat daar
    veel geld in omgaat en zij enkele, door de aard van de
    werkzaamheden onvermijdelijke, kwetsbare plekken kent. Het
    racketeeren van de bouwnijverheid is een van de al weer bijna
    traditionele activiteiten van criminele groepen. Racketeeren
    gebeurt door zwakke bedrijven in de macht te krijgen,
    aannemersbedrijven af te persen en/of protectie te laten betalen.
    De eventuele concurrentie wordt door hun eigen malafide
    aannemersbedrijven uit te markt gewerkt en anders wel met hulp van
    corrupte vakbonden die zij onder controle hebben. Er komen uit het
    buiten- en binnenland diverse signalen dat een en ander aan de hand
    is in de bouwnijverheid . In New York bijvoorbeeld is door diverse
    overheidscommissies onderzoek verricht naar de sinds 1920 bestaande
    relatie tussen de georganiseerde misdaad en de bouwnijverheid.
    Daarin is vastgesteld dat criminele groepen van voornamelijk
    Italiaanse origine bijna alle private en publieke bouwcontracten
    boven de 2 miljoen dollar controleren. Daarmee voegen zij jaarlijks
    honderden miljoenen dollars aan hun toch al omvangrijke banksaldo’s
    toe (New York State Organized Crime Task Force, 1988). De vakbonden
    zijn voor de innesteling in de bouwnijverheid in de USA van
    cruciaal belang omdat via de bonden de factor arbeid in de
    bouwnijverheid onder controle kan worden gebracht. En met de
    manipulatie van arbeid kan juist in de bouw veel geld worden
    verdiend (Men denke hierbij aan het fenomeen koppelbaas). Het meest
    bekend (ook in boekvorm en in films) is de zaak Jimmy Hoffa waarin
    (de kwalijke gevolgen van) een monsterverbond tussen criminele
    groepen en de vakbonden in de USA naar boven kwam. (Moldea, 1978;
    Abadinsky, 1991, p. 364). In Itali is veel gepubliceerd in de media
    en in wetenschappelijke geschriften over de invloed van de mafia op
    de aanbestedingen, de bouwcontracten en de aannemers (Arlacchi,
    1993; Falcone en Padovani, 1993). Het is algemeen bekend dat de
    grote sommen geld om Napels na de aardbeving weer op te bouwen,
    grotendeels zijn verdwenen in de zakken van corrupte politici en
    lokale en regionale criminele groepen. Allerlei geplande
    infrastructurele werken zijn nimmer uitgevoerd of staan onafgemaakt
    ergens in de stad. In Frankrijk zijn er berichten dat de Italiaanse
    mafia is ingenesteld in de bouwnijverheid, met name in het zuiden
    en in het gebied rond Grenoble (Fijnaut, 1993). Een parlementair
    onderzoek is aldaar gestart om te achterhalen wat de aard en de
    omvang van deze infiltratie is. Er zijn ook signalen afkomstig uit
    Duitsland en Belgi dat daar
    criminele groepen pogingen ondernemen, al dan niet via geweld,
    afpersingen of de levering van illegale arbeid, de bouwnijverheid
    te misbruiken voor hun eigen, criminele doeleinden. In Nederland
    zijn in verband met de bouw van grote infrastructurele werken zoals
    de metro-aanleg in Amsterdam, vragen gesteld of de mafia niet via
    malafide (onder)aannemers greep op de bouwwereld heeft. Vervolgens
    is een speciale recherchegroep aan de slag gegaan om dat uit te
    zoeken. Er is een rapport geschreven (Wietink, e.a., 1994) maar
    daarna is publicitair een grote stilte gevallen (zie verder het
    rapport van Fijnaut en Bovenkerk over de situatie in
    Amsterdam).

    Al deze signalen rechtvaardigen een nadere inspectie van de
    bouwnijverheid in Nederland op de aanwezigheid van georganiseerde
    criminaliteit. Een wetenschappelijk onderzoek daarnaar heeft, voor
    zover bekend, tot dusverre in Nederland niet plaats
    gevonden. Enerzijds kan dat te maken hebben met naviteit dat zo
    iets alleen in andere landen en hier niet zou kunnen gebeuren,
    anderzijds omdat wetenschappelijk criminologisch onderzoek naar
    legale branches in Nederland pas in de kinderschoenen staat. Zo’n
    studie kan grote maatschappelijke betekenis hebben. Als zou
    blijken dat criminele groepen actief zijn in deze economische
    sector dan zijn de gevolgen ernstig. Niet alleen omdat zo’n
    belangrijke economische bedrijfstak wordt vertroebeld door het
    optreden van criminele groepen, maar ook omdat door de
    onvermijdelijke corruptie openbare aanbestedingen tot een farce
    worden, het evenwicht tussen werkgevers en werknemers wordt
    verstoord en de vrije economische mededinging vrijwel wordt
    uitgeschakeld. De schade kan in de honderden miljoenen lopen
    wanneer criminelen ongestoord hun gang kunnen gaan. Het
    politieke belang van zo’n studie is gelegen in het feit dat,
    mocht van een ernstige situatie in Nederland sprake zijn, zo snel
    mogelijk allerlei maatregelen moeten worden genomen om de schade zo
    veel mogelijk te beperken en om te voorkomen dat ook andere voor
    het land belangrijke economische sectoren in handen vallen van deze
    groepen. Uit buitenlandse studies is bekend dat de bouwnijverheid
    voor infiltratie van criminele groepen een kwetsbare economische
    sector is en na de horeca en het transport als eerste valt. Voorts
    brengt de aanwezigheid van criminele groepen in de bouwnijverheid
    vrijwel altijd collusie met zich mee: voor criminele groepen is een
    corrumperende samenwerking tussen politici en ambtelijke
    gezagsdragers een noodzaak. Behalve de aanwezigheid van criminele
    groepen in de bouwnijverheid (aannemerij) te onderzoeken is het ook
    van belang de eventuele invloed van deze groepen op de vakbonden in
    Nederland na te gaan. Onderzoek van diverse commissies in de USA
    heeft aangetoond dat de georganiseerde misdaad daar de vakbonden in
    de bouwnijverheid onder controle heeft. Criminele groepen hebben
    eerst de vakbonden van het havenpersoneel met geweld in hun greep
    genomen en daarna andere vakbonden. Vakbonden werden daardoor in
    maatschappelijk opzicht uitgeschakeld. Daarnaast vormden ook hun
    pensioenfondsen een aantrekkelijk doelwit voor begerige criminele
    groepen (Abadinsky, 1993).

    Een derde thema van deze deelstudie is na te gaan of in
    Nederland sprake is van koppelbazerij in de bouwnijverheid. In de
    jaren zestig en zeventig stak dit verschijnsel de kop op in het
    oosten en het zuiden van Nederland en niet te vergeten in de havens
    Rotterdam en Amsterdam. Per dag werden duizenden bouwvakkers via
    koppelbazen aan het werk gezet waarbij enorme winsten ten koste van
    de sociale premies en de belastingen werden behaald. Na de
    invoering van de Wet ketenaansprakelijkheid verdwenen koppelbazen,
    maar de laatste jaren steekt het verschijnsel volgens diverse
    publikaties in de media (televisie, diverse krantenberichten) weer
    de kop op. Er zijn zelfs over koppelbazerij schriftelijk
    Kamervragen gesteld aan de minister(s).

    Bovenstaande overwegingen hebben geleid tot verschillende
    vraagstellingen in dit deelrapport. In deze deelstudie zal in ieder
    geval worden nagegaan:
    1. of, en zo ja, op welke wijze criminele groepen in Nederland in
    de bouwnijverheid actief zijn; 2. of, en zo ja, op welke wijze de
    vakbonden in Nederland te maken hebben met (activiteiten van)
    criminele groepen;

    3. of er in de bouwnijverheid gebruik wordt gemaakt van
    koppelbazen die goedkope en illegale arbeidskrachten aanbieden.
    Om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden is de volgende
    onderzoekstrategie gebruikt. Op grond van de buitenlandse
    literatuur (zie hoofdstuk 2) worden verschillende indicatoren
    uitgewerkt waarmee de aanwezigheid van criminele groepen in de
    bouwnijverheid empirisch kan worden vastgesteld. Deze
    aanwijzingen hebben betrekking op verschillende deelterreinen
    (bouwproces, aannemers, vakbonden en koppelbazerij). Zij worden
    vervolgens gebruikt om gegevens uit diverse bronnen te analyseren.
    De gegevens van deze studie zijn afkomstig van interviews,
    documenten, politiedossiers en ambtelijk statistisch materiaal. Er
    zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van algemene
    werkgeversorganisaties, met bestuursleden van de werkgevers in de
    bouwnijverheid, met een bestuurslid en een
    districtsvertegenwoordiger van de Bouw- en Houtbond van het FNV, de
    voorzitter van de Dienstenbond van het FNV, met ambtenaren van de
    Inspectiedienst van het ministerie van Sociale Zaken en
    Werkgelegenheid, met de recherche van het ministerie
    van VROM Noot , met het hoofd en teamleider van de
    afdeling Opsporing van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid (SFB), met
    diverse politiefunctionarissen van meerdere regiokorpsen en met
    enkele lokale experts van het GAK, FIOD en SFB.

    Daarnaast hebben wij gegevens gebruikt die afkomstig zijn van
    dossiers van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid, van de Vereniging
    Onderaannemers, van het systeem Vennoot van het ministerie van
    Justitie, van de vakbonden, van de Sociale Verzekeringsraad, van de
    FIOD en van de ECD. Voorts zijn alle aanwezige dossiers van de
    regiokorpsen systematisch doorgewerkt om de betrokkenheid van
    criminele groepen in de bouwnijverheid vast te stellen. Daarnaast
    hebben wij uiteraard de ambtelijke literatuur geraadpleegd. De
    opbouw van het rapport is als volgt. Om de gestelde vragen te
    beantwoorden zal eerst worden uiteengezet waarom de bouwnijverheid
    als legale branche zo aantrekkelijk is voor de georganiseerde
    misdaad. Op grond van voornamelijk Amerikaanse literatuur worden
    daar indicatoren uitgewerkt waarmee de eventuele aanwezigheid van
    criminele groepen in de bouwnijverheid kan worden vastgesteld. Deze
    indicatoren of aanwijzingen vormen de leidraad voor de verdere
    analyses in dit deelrapport. In hoofdstuk drie zal worden
    beschreven hoe de bouwwereld (produktie, structuur en proces) er in
    Nederland globaal uitziet en wat haar belangrijkste kenmerken zijn.
    Aan het slot zal worden beoordeeld of, en zo ja in hoeverre, de
    Nederlandse bouwnijverheid op vergelijkbare wijze is georganiseerd
    en gestructureerd als die in andere landen. Daarna worden de
    vakbonden beschreven en de rol die zij spelen in de bouwnijverheid.
    In het vierde hoofdstuk zal het slachtofferschap van de
    bouwnijverheid als gevolg van criminaliteit kort worden besproken.
    Naast diefstal van bouwmateriaal zal het aantal officieel bekend
    geworden brandstichtingen, geweldplegingen, ontvoeringen en
    liquidaties worden nagegaan. Slachtofferonderzoek in de
    bouwnijverheid levert aanvullende informatie op.

    In het vijfde hoofdstuk zal aandacht worden geschonken aan
    vormen van organisatiecriminaliteit die typerend zijn voor de
    bouwsector. Door middel van diverse fraudes (met faillissementen,
    met G-gelden, het ontduiken van premie-afdracht en belastingen en
    het gebruik maken van het zwart werkers) proberen hoofdaannemers en
    onderaannemers het hoofd boven water te houden of extra inkomsten
    te verwerven (buiten de fiscus om). Aan de hand van dossiers van de
    SFB zal worden nagegaan hoe dat gebeurt en wie de daders zijn.
    Voorts zullen enkele andere vormen van organisatiecriminaliteit
    worden beschreven waaronder de benvloeding van opdrachtgevers en
    ambtelijk en politiek verantwoordelijken.

    In hoofdstuk zes wordt het fenomeen koppelbazerij besproken dat
    ondanks de invoering van de Wet ketenaansprakelijkheid, in
    Nederland volgens berichten weer de kop op steekt. Er zal worden
    aangegeven waar en hoe zij in de afgelopen vijf- en twintig jaar
    actief zijn en zijn geweest in Nederland. Op grond van het
    onderzoeksmateriaal kunnen drie typen koppelbazen worden
    onderscheiden en de daarbij passende modi operandi.

    Mede op grond van gesprekken met sleutelfiguren uit de
    bouwwereld en vakbonden en gecombineerd met gegevens van politie en
    justitie zal het beeld worden gecompleteerd. De indicatoren met
    betrekking tot afpersing, protectie en infiltratie zullen, met
    grote voorzichtigheid, worden besproken. Op grond van de in het
    tweede hoofdstuk aangegeven indicatoren wordt in het voorlaatste
    hoofdstuk stap voor stap nagegaan in hoeverre de bouwnijverheid en
    de vakbonden in Nederland te maken hebben met activiteiten van
    criminele groepen.

    De studie wordt afgesloten met een samenvatting en met de
    belangrijkste conclusies. Een opgave van de literatuur en een
    appendix sluiten het rapport af.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken