• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 6.2. De commercie

    6.2. De commercie

    Voor private instellingen is het van levensbelang over die
    meldingen te kunnen beschikken. De reden is dat
    verzekeringsmaatschappijen vindersloon of bemiddelingskosten
    uitbetalen aan die instellingen die gegevens verstrekken over de
    vindplaats van een vermiste auto. Dergelijke bedrijven worden ook
    wel carhunters genoemd. Er zijn in Nederland diverse
    carhunter bedrijven actief die opereren in de zelfkant van
    opsporingsland. AVRO’s Televisier heeft in een uitzending aandacht
    besteed aan dergelijke onderzoeksbureaus, annex priv-detectives,
    annex schade-onderzoeksbureaus. Deze carhunters zoeken bij
    grote parkeerplaatsen en parkeergarages (in grote steden en bij
    stations en vliegvelden) de kentekens op van de daar geparkeerde
    auto’s om een eventueel gestolen exemplaar te ontdekken. Is dit het
    geval dan wordt contact opgenomen met de verzekeringsmaatschappij
    met de mededeling dat de auto op een zekere plaats is
    aangetroffen. Wanneer de maatschappij prijsstelt op teruggave dan
    wordt zij verzocht een bepaald bedrag op de rekening van de
    carhunter te storten, waarna de plaats waar de auto zich bevindt
    bekend zal worden gemaakt. Eventueel kan de carhunter, uiteraard
    tegen vergoeding, de auto zelf terugbrengen
    . De bedragen die
    daarmee kunnen worden verdiend zijn zeker aantrekkelijk, varirend
    van 3.000 tot 5.000 gulden per auto. De verzekeringsmaatschappij
    gaat op zo’n voorstel in omdat het om bedrijfseconomische redenen
    aantrekkelijker is een bedrag van f.3.000,- uit te keren dan de
    gehele vervangingswaarde aan de verzekerde te betalen.

    Het is daarom buitengewoon belangrijk voor
    carhunterbedrijven de Nederlandse markt te beheersen. In dat
    geval kan men, als de berekeningen van dit rapport juist zijn, al
    gauw ruim 20.000 auto’s per jaar terugbezorgen bij de
    verzekeringsmaatschappijen. Dit levert ruim 60 miljoen gulden op,
    uiteraard in het meest gunstige geval. Wanneer deze bedragen in
    ogenschouw worden genomen, dan is aan te nemen dat de Europese
    markt van de opsporing van gestolen auto’s nog interessanter is.
    Maar om die markt in handen te krijgen is informatie over vermiste
    en gestolen auto’s onmisbaar. En daarover is de strijd tussen de
    partijen los gebarsten in Nederland en in Europa (Mom, 1994).
    Zonder informatie is een carhunter bureau machteloos. De RDW
    neemt in Nederland sinds vorig jaar daarin een centrale positie in.
    De verstrekking van informatie door bijvoorbeeld de CRI of de RDW
    is aan wettelijke regels gebonden en zij kan dus niet door iedereen
    worden geraadpleegd Noot . De politie kan dat wel en
    daarom is het van belang dat carhunters politieagenten
    kennen die deze informatie voor hen willen opvragen. Omdat
    carhunters vaak door ondernemende oud-politie-agenten worden
    gerund, kan dat wel worden geregeld: het old-boys-netwerk
    functioneert ook hier (Hoogeboom, 1994). Informele samenwerking
    tussen carhunters en opsporingsambtenaren bestaat wel zeker
    en is niet alleen voor carhunters aantrekkelijk. De lezer
    zal zich afvragen: en de politie dan? De Nederlandse politie houdt
    zich relatief afzijdig van de opsporing van gestolen auto’s.
    Autodiefstallen hebben geen hoge prioriteit in het opsporings- en
    vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie en de opsporing van
    gestolen auto’s nog minder. In het algemeen zijn politiemensen van
    mening dat een autodiefstal een privaatrechtelijke zaak is tussen
    een verzekerde en de verzekeringsmaatschappij (de
    verzekeringsmaatschappij betaalt toch!). Weliswaar voldoet de
    politie aan de minimale verplichtingen want de diefstal wordt
    gemeld en bij het aantreffen van een gestolen voertuig wordt de
    eigenaar op de hoogte gesteld. Maar de politie stelt zich
    voornamelijk passief op en spoort zelf zelden gestolen auto’s
    actief op. Slechts bij verkeerscontroles of ongelukken wordt
    nagegaan of een auto als gestolen staat gemeld.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken