• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.4. Schatting van het aandeel van criminele groepen in autodiefstallen

    4.4. Schatting van het aandeel van criminele groepen in
    autodiefstallen

    Omdat de daders van autodiefstallen vrijwel altijd onbekend
    blijven, is ook moeilijk na te gaan wat de beweegredenen zijn
    geweest een auto te stelen. Is dat om financieel gewin? Is het voor
    joy-riding of om de onderdelen van een auto? In vroeger tijden
    werden door de politie in ieder geval autodiefstallen die onder de
    noemer joy-riding kunnen worden gerangschikt, afzonderlijk
    genoteerd en in de statistieken opgenomen. In de jaren tachtig is
    de politie joy-riding minder als afzonderlijk delict gaan
    registreren omdat zij uiteindelijk bij een onbekende dader niet in
    staat was het motief achter het delict te kennen. Zo werd het
    langzamerhand de gewoonte dat wanneer een auto als vermist wordt
    aangemeld die dan maar altijd als autodiefstal te registreren.

    Omdat kennis over de motieven van autodieven ontbreekt kan dus
    ook niet op de een of andere manier worden vastgesteld of een auto
    door professionele dieven of criminele groepen is gestolen of door
    eenlingen. Om toch een schatting te kunnen maken, moet gebruik
    worden gemaakt van een aantal assumpties. Er vanuitgaande dat bij
    autodiefstallen die worden gepleegd door criminele groepen of
    andere professionele dieven, de auto’s niet meer worden
    teruggevonden met dezelfde identiteit, kunnen wij in ieder geval
    nagaan wat het aandeel is van professionele dieven n van criminele
    groepen.

    Zoals hiervoor al is uiteengezet, zijn de cijfers over weer
    teruggevonden personenauto’s in zekere zin vervuild. Gegeven deze
    negatieve randconditie is uitgaande van een terugvindpercentage van
    86 het aantal personenauto’s dat niet meer wordt teruggevonden
    ongeveer 6.000 stuks (tussen 5 en 7.000). Dit aantal wordt door
    professionele dieven gezamenlijk in Nederland gestolen in 1993.

    Uit een CRI-analyse blijkt voorts dat Opels weliswaar vaak
    worden gestolen, maar ook dat zij vaak worden teruggevonden (Degen,
    1994). Duurdere automerken zoals Mercedes, Audi en BMW hebben een
    geringere kans te worden teruggevonden. De voorkeur van
    professionele dieven gaat dus uit naar het duurdere segment van de
    automarkt. Daaraan valt uiteraard het meeste te verdienen. Het
    zoeken naar hoge winsten uit zich ook in de voorkeur voor jonge
    auto’s. Jongere auto’s hebben een kleinere kans terug te worden
    gevonden dan oudere auto’s. Bij autodiefstallen om joy-riding of om
    tijdelijk vervoer te regelen zijn meestal oudere auto’s van
    veelverkochte, minder dure personenauto’s betrokken. Deze auto’s
    zijn makkelijker open te breken en zijn sneller rijklaar te maken
    dan duurdere auto’s. De techno-preventieve voorzieningen die in de
    laatste zijn ingebouwd, maakt ze minder geschikt voor diefstal door
    gelegenheidsdieven. Professionals hebben daarmee overigens geen
    enkele moeite (Eijken en De Waard, 1994).


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken