4.3. Terugvindpercentages gestolen auto’s
Niet elke auto die in Nederland wordt gestolen, verdwijnt uit
het zicht. Veel gestolen auto’s worden vroeger of later
teruggevonden. Eijken en De Waard (1994) rapporteren een percentage
van 60, en Van der Heijden (1995) stelt dat voor 1993 op 64%.
Hoewel het percentage vanaf 1990 is toegenomen (vanaf 58% in 1990
tot 64% in 1993) is het absolute aantal personenauto’s dat niet
meer terechtkomt, wel toegenomen.
Bij deze aantallen moeten echter de volgende kanttekeningen
worden geplaatst. De terugvindcijfers zijn meestal erg vervuild. Zo
blijkt ongeveer 25% van de personenauto’s die in 1993 volgens het
OPS zijn gestolen en nog niet als terecht zijn gemeld, in
werkelijkheid al lang te zijn teruggevonden (Van der Heijden,
1995). Ook worden auto’s die in een ander (volgend) jaar worden
teruggevonden, niet meer opgenomen in het terugvindpercentage van
het jaar waarin de diefstal gebeurde. Het werkelijke aantal
teruggevonden personenauto’s moet dus hoger zijn dan in de diverse
statistieken staat vermeld. Van der Heijden (1995) schat op grond
van een andere berekeningswijze voor het jaar 1993 dat van het
werkelijke aantal gestolen personenauto’s ongeveer 86% wordt
teruggevonden. Dit hoge aantal heeft consequenties voor de
schatting van het aandeel van georganiseerde criminaliteit in de
autodiefstallen in Nederland (zie volgende paragraaf).