In het onderzoek naar de normeringscrisis is bekeken of het noodzakelijk is ook voor andere werkterreinen van de politie tot nadere regelgeving voor de inzet van bepaalde methoden te komen. Naar aanleiding van de uitkomsten van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden en de discussie in de Kamer is uitdrukkelijk bepaald dat bevoegdheden expliciet vastgelegd dienen te worden in de wet. Het terugvallen op het algemene artikel 2 van de Politiewet wordt door velen als te beperkt gezien als er door het gebruik van bepaalde bevoegdheden inbreuk wordt gemaakt op de rechten en vrijheden van burgers. Op basis van deze discussie heeft de commissie de volgende onderzoeksvraag gehanteerd:
Bestaat er een noodzaak tot nadere normering van activiteiten van de politie met betrekking tot opsporing of ordehandhaving?»
Opsporing, ordehandhaving en hulpverlening
Met het vaststellen van de bevoegdheden van de politie voor haar taak
in het kader van de opsporing (Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden) en
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) zijn de eerste stappen gezet
tot normering. Het wetsvoorstel Bijzondere opsporingsbevoegdheden geeft
een regeling voor de aanwending van bijzondere opsporingsmethoden met een
strafvorderlijk doel. Dit wetsvoorstel heeft vooral betrekking op de opsporing
en is niet bedoeld om ingezet te worden voor andere terreinen, zoals de
handhaving van de openbare orde en de hulpverlening. Daarnaast verricht
de politie ook werkzaamheden in het kader van de taakstelling van de Algemene
inlichtingen- en veiligheidsdienst en de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst.
Deze taak vervult de politie onder verantwoordelijkheid van de BVD. Het
gezag berust bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de feitelijke werkzaamheden worden uitgevoerd door de RID en. Bij het
uitoefenen van deze activiteiten mogen politieambtenaren geen gebruik maken
van hun bevoegdheid om strafbare feiten op te sporen (artikel 20, lid 2
WIV). De informatie uit deze onderzoeken is exclusief voor de BVD en niet
beschikbaar voor het korps. Het is de bevoegdheid van de BVD, in casu de
minister, om een beslissing te nemen over het gebruik van deze informatie.
Naast opsporing en de genoemde BVD-taak heeft de politie ook een taak
bij de handhaving van de openbare orde ( De hulpverleningstaak van de politie
wordt hier verder buiten beschouwing gelaten omdat voor die taak het onwaarschijnlijk
is dat de politie gebruik maakt van bijzondere bevoegdheden als observatie,
infiltratie, afluisteren etc.). Zo wordt onder gezag van de burgemeester
informatie ingewonnen over bijvoorbeeld potentiële ordeverstoringen
en grootschalige rellen. Op dit moment is er geen wettelijke basis voor
het gebruik van (bijzondere) methoden met het oog op de handhaving van
de openbare orde. Met name enkele recente gebeurtenissen op het gebied
van het voetbalgeweld (eerste dode bij de Beverwijkrellen en de ongeregeldheden
op de Coolsingel na het kampioenschap van Feyenoord) hebben de roep om
extra bevoegdheden op het gebied van de openbare ordehandhaving doen toenemen.
Bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel bijzondere opsporingsbevoegdheden
en WIV valt er een juridisch hiaat inzake een regeling voor de inzet van
bijzondere inlichtingenmethoden die in het kader van de openbare ordehandhaving
door de burgemeester kunnen worden ingezet. Daarbij gaat artikel 2 Politiewet
1993 uit van de handhaving van de rechtsorde. Bij grootschalige ongeregeldheden
is vaak geen helder onderscheid te maken tussen de handhaving van de openbare
orde en de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde onder het gezag
van respectievelijk de burgemeester en de (hoofd)officier van justitie.
In de praktijk worden deze afwegingen gemaakt in de driehoek waar zowel
de burgemeester als de (hoofd)officier van justitie aanwezig zijn. Informatie
inwinning in het kader van de handhaving van de openbare orde valt noch
onder het wetsvoorstel Bijzondere opsporingsbevoegdheden of de WIV. Voor
de handhaving van de openbare orde kan het voor de autoriteiten desalniettemin
van groot belang zijn over bepaalde informatie te beschikken. Het gaat
hierbij in het bijzonder om informatie over gedragingen van groepen voetbalsupporters
voor, tijdens en na voetbalwedstrijden of informatie over (op handen zijnde)
grootschalige ongeregeldheden als gevolg van botsingen tussen protesterende
groepen of bij arbeidsonrust (stakingen). Voor die gevallen bestaat behoefte
aan de inzet van een beperkt aantal inlichtingenmiddelen (of bijzondere
methoden). In eerste instantie worden de volgende methoden in de praktijk
«gemist»:
- observatie en het gebruik van technische hulpmiddelen daarbij en
- bepaalde vormen van het werken met informanten/infiltranten.
Huidige ontwikkelingen
In het wetsvoorstel Bijzondere opsporingsbevoegdheden is al stilgestaan bij het ontbreken van bevoegdheden in het kader van de handhaving van de openbare orde. In de Memorie van Toelichting staat het volgende vermeld:
«Er wordt momenteel bezien waar nadere normering dient plaats te vinden van methoden ter handhaving van de openbare orde. Daarbij valt onder meer te denken aan informatieverzameling ter regulering van overlast rond voetbalwedstrijden, maar ook aan maatregelen bij grootschalige rellen en ordeverstoringen. De wijze waarop deze methoden in het onderhavige voorstel worden genormeerd, is niet zonder meer van toepassing op deze methoden in het kader van de handhaving van de openbare orde en hulpverlening (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 403, p. 55)». In navolging hierop is door het NPI een tweetal expertmeetings georganiseerd in december 1998 en januari 1999. Deze bijeenkomsten hadden als doel een helder beeld te geven van de juridische mogelijkheden om informatie in te winnen onder verantwoordelijkheid van de burgemeester. Het eindverslag van deze bijeenkomsten is in april 1999 aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangeboden.
Het ontbreken van regelgeving voor de inzet van inlichtingenmiddelen op het terrein van de handhaving van de openbare orde leidt ertoe dat het de komende periode onduidelijk blijft wanneer burgemeesters gebruik kunnen maken van bijzondere methoden. Het gebruik maken van informanten of het inzetten van infiltranten bij bijvoorbeeld groepen voetbalsupporters wordt door velen als een van de oplossingen gezien tegen het voetbalgeweld. Het juridische hiaat zal voor de bestuurlijke autoriteiten echter voorlopig nog voor de nodige onzekerheid zorgen. Bovendien is het maar de vraag of deze regelgeving op korte termijn tot stand komt. De ontwikkeling van een wetsvoorstel neemt immers een langere periode in beslag.