8.7 Koninklijke marechaussee en Rijksrecherche
8.7.1 Inleiding
Zowel de Koninklijke marechausse (Kmar) als de Rijksrecherche
spelen een rol in de opsporing van strafbare feiten in het kader
van georganiseerde criminaliteit. De commissie meent dat het
noodzakelijk was daar enige aandacht aan te besteden. Daarbij heeft
de commissie aandacht besteed aan de organisatie en het
functioneren van de Kmar op Schiphol en enkele algemene aspecten
van het functioneren van de Rijksrecherche.
8.7.2 Koninklijke marechaussee
Organisatie
De Koninklijke marechaussee, District Luchtvaart, is per 1
januari 1994 belast met reguliere politietaken op Schiphol. De Kmar
valt onder het beheer van het ministerie van Defensie en onder
gezag van het ministerie van Justitie. Zaken die uit de
douane-controles komen, worden niet, zoals bij andere
buitengrenzen, door de douanerecherche overgenomen, maar door de
Kmar. De Kmar maakt proces-verbaal op en zoekt contact met het OM
Haarlem. Bij de rechtbank te Haarlem zijn twee van de zes kamers
bijna uitsluitend bezig met Schiphol-zaken.
Ter versterking van de buitengrenzen is in 1994 het Schipholteam
opgericht. Dit team is een samenwerkingsverband tussen de Kmar en
de douane post Surveillance Hoofddorp. De dagelijkse aansturing van
het Schipholteam gebeurt door het hoofd van de tactische recherche
op Schiphol. Het team heeft tot taak het opsporen en aanhouden van
drugskoeriers in de passagiersterminal, alsmede het zo optimaal
mogelijk verlenen van assistentie aan zowel nationale als
internationale opsporingsinstanties. Er is contact met het CRI, en
dan met name met de liaison-officers. Twee teamleiders, twee
cordinatoren en 24 rechercheurs maken deel uit van dit team,
gelijkelijk verdeeld over de beide samenwerkende diensten. De leden
van de Koninklijke marechaussee zijn ook onbezoldigd
douane-ambtenaar. Noot
Methoden
De Kmar hanteert volgens eigen zeggen nagenoeg alle
opsporingsmethoden die in dit onderzoek centraal staan. De Kmar
beschikt over een observatieteam. Er is in het recente verleden
gebruik gemaakt van een camera die gericht werd op een
XTC-laboratorium op Schiphol. Tevens geeft de douane aan dat
videocamera’s worden ingezet op het schoonmaak-en bedienend
personeel op Schiphol. Door een OT is onder meer een peilbaken
geplaatst in een koffer.
Sinds 1985/86 beschikt dit onderdeel over een eigen criminele
inlichtingendienst van zeven mensen, te weten een chef, een
plaatsvervangend chef, vier runners en een documentalist. Deze
Kmar-CID runt tussen de tien en de vijftien informanten. De
identiteit van de informanten is bekend bij de hele CID-groep. Bij
het actief werven van informanten gaat de voorkeur uit naar
werknemers op Schiphol met een criminele achtergrond. Zware
criminelen krijgen uiteraard geen toegangspasje, maar de indruk
bestaat dat sommige werknemers diep genoeg in het criminele circuit
zitten om interessant te zijn voor de CID. Er is gewerkt met een
gestuurde burgerinformant met een blanco verleden die in het
criminele milieu is gemanoeuvreerd door hem op bepaalde caf’s te
wijzen. Ongeveer twee ton aan tipgeld is in de loop der
jaren door hem verdiend. De criminele gelden, die door hem verdiend
zijn naar aanleiding van activiteiten voor de CID, zijn
afgedragen en successievelijk aan hem terug uitbetaald. Met de
afbouw is begonnen doordat door de ogen van de buitenwereld deze
persoon gezien werd als een crimineel.
Gecontroleerde afleveringen maken een belangrijk deel uit van de
werkzaamheden van de Kmar. Het Schipholteam en de justitile dienst
van de Kmar maken melding van een aanzienlijk aantal gecontroleerde
afleveringen in 1994. Zo heeft het Schipholteam onder meer 44
partijen cocane gecontroleerd afgeleverd naar vijftien
verschillende landen. Noot De Justitile dienst deed 62
gecontroleerde afleveringen van drugs in 1994, waarvan dertien in
Nederland en 49 naar het buitenland. Noot
8.7.3 Rijksrecherche
De Rijksrecherche heeft tot taak onderzoek te verrichten naar
strafbare feiten, waarbij vermoedelijk ambtenaren van politie of
van bijzondere opsporingsdiensten of leden van het OM of van de
rechterlijke macht zijn
betrokken. Noot In dat kader wordt aandacht besteed aan
het misbruik van verschillende opsporingsmethoden. De taak van de
politie, de Rijksrecherche en de BVD bij de controle op de
opsporingsmethoden overlapt deels. Het streven is erop gericht een
eigen CID op te richten om toegang te krijgen tot politieregisters.
Cruciale vraag daarbij is welke methoden de Rijksrecherche hanteert
en hoe de sturing en controle plaatsvindt.
- De heer Kuijper :
- De rest van de Rijksrecherche Nederland had vrijwel geen
ervaring op dat gebied. Men zag dus ook de noodzaak van de vorming
van een CID niet in. Een van de grote bezwaren was ook dat
men dan eventueel activiteiten ging ontwikkelen die niet pasten in
het beeld van de Rijksrecherche. Je bent bezig met de
integriteitshandhaving en je zou dan zelf risico’s gaan lopen op
CID-gebied door activiteiten te gaan ontplooien waarmee je buiten
de grenzen zou kunnen komen. Dit heel globaal weergegeven. - De heer Rabbae:
- Dit zou betekenen dat je niet alleen maar informatie krijgt
van de politie, maar dat je ook informatie geeft aan de
politie? - De heer Kuijper:
- Ja.
- De heer Rabbae:
- Daar zou u voor zijn?
- De heer Kuijper:
- Daar ben ik voor, ja. Ik ben voor een vrije
informatie-uitwisseling op het criminele gebied. Ik zou met
betrekking tot de Rijksrecherche wel de restrictie willen maken dat
er informatie is die niet naar de CID-en kan, maar dat is dan ook
informatie waar de CID-en niet mee uit te voeten kunnen. Ik bedoel
dat in de zin van dat je een organisatie niet moet belasten met
informatie waar zij niks aan heeft. Noot
8.7.4 Beoordeling
De commissie constateert dat de Rijksrecherche voor haar
werkzaamheden op het vlak van de bestrijding van georganiseerde
criminaliteit toegang moet hebben tot CID-registers. De
Rijksrecherche dient niet de beschikking te krijgen over een eigen
CID.
De commissie constateert dat de KMAR gebruik maakt van vergaande
opsporingsmethoden zoals het runnen van een niet-criminele
burgerinfiltrant. Over de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van
de KMAR bij het inzetten van deze opsporingsmethoden is niets
wettelijk vastgelegd. De KMAR Schiphol heeft een methode gehanteerd
die vragen oproept over de controleerbaarheid en stuurbaarheid. De
commissie acht het wenselijk dat zowel voor de KMAR als voor de
Rijksrecherche wettelijk wordt omschreven welke opsporingsmethoden
zij kunnen hanteren voor hun onderscheiden taken. Vanwege de
specifieke taken van beide diensten acht de commissie het
noodzakelijk nauwkeurig te bezien in hoeverre deze diensten
dezelfde opsporingsmethoden moeten kunnen gebruiken die zijn
toegestaan voor de politie en in hoeverre zij opsporingsmethoden
die de politie niet mag gebruiken wel moeten kunnen hanteren.