8.3 Tactische recherche
8.3.1 Inleiding
Rond 1900 wordt binnen de politie de scheiding aangebracht
tussen de algemene politiedienst en de justitile dienst. Later
groeide dit uit tot de scheiding tussen de surveillancedienst en de
recherche. De recherche verzamelt inlichtingen over strafbare
feiten en personen die daarvan verdacht worden, teneinde de
onderliggende strafzaken bij het OM aan te brengen ter afdoening.
Noot De tactisch rechercheur is derhalve georinteerd op
het aanleveren van bewijsmateriaal voor concrete zaken.
De commissie heeft de tactische recherche in de politieregio’s
nader onderzocht door middel van gesprekken en aangeleverde
documenten. Noot Een aantal regio’s is meer specifiek
onderwerp van onderzoek geweest. Noot
8.3.2 Organisatie
Organisatie, juridische basis en opleiding
Voor de organisatie van de tactische recherche bestaat geen
afzonderlijke wettelijke regeling. Het bestaan van de tactische
recherche ligt waarschijnlijk zo voor de hand dat een nadere
regeling nooit nodig is geacht. De tactische recherche is op
verschillende niveaus binnen de politie aanwezig: kernteam
(interregionaal), regiopolitie (regionaal), districtspolitie
(lokaal) en de basiseenheden. De zwaarte van de zaken van de
verschillende tactische recherche-eenheden varieert. De
interregionale en regionale recherche-eenheden voeren
opsporingsonderzoeken uit naar de grotere criminele organisaties.
De districtsrecherche houdt zich bezig met onderzoeken naar de meer
lokaal gebonden criminaliteit, ook als het ernstige zaken betreft.
Er bestaat een grote variatie in functies en overlegvormen per
tactische recherche. Hoewel functioneel wel parallellen bestaan,
zijn er zeer veel verschillende benamingen en organisatievormen.
Van organisatorische
uniformiteit is nauwelijks sprake. Regionale en persoonlijke
voorkeuren spelen een belangrijke rol bij de inrichting van de
recherche. De omvang van de recherche is afhankelijk van de regio.
Gemiddeld bestaat een recherche-afdeling uit n tot vier procent van
het aantal politiemensen per korps. Belangrijke beslissingen over
de voortgang van een zaak worden genomen in het vierspan officier
van justitie zware criminaliteit, CID-officier van justitie, hoofd
tactische recherche en CID-chef. Steeds vaker wordt het primaat van
de tactische recherche benadrukt. De CID dient de tactische
recherche te ondersteunen. Er bestaan nog geen specifieke
opleidingsvereisten voor regionale tactische rechercheurs. Evenmin
is er een verplichte basisopleiding. Het volgen van een tweetal
cursussen, de recherche basiscursus en de cursus algemene
recherche, is steeds vaker voorwaarde voor het werken binnen een
recherche-afdeling. Voor leidinggevenden binnen de recherche
bestaan nauwelijks cursussen. De commissie constateert veel
klachten over de afnemende kwaliteit van de rechercheleiding.
Daarbij valt op dat slechts enkele korpschefs een
recherche-achtergrond hebben.
8.3.3 Onderzoeken en methoden
Het aantal onderzoeken dat door de regionale tactische recherche
per jaar wordt uitgevoerd varieert van n tot zeven. Meer dan de
helft van het aantal onderzoeken van de regionale rechercheteams
heeft betrekking op verdovende middelen. Noot In de
meeste regio’s wordt de keuze welke zaak zal worden aangepakt
gemaakt door de rechercheleiding, de CID en het OM. Soms wordt het
bestuur in die keuze betrokken.
- De heer Koekkoek :
- Ik wilde u vervolgens vragen over de prioritering in de zin
van de keuze van de onderzoeken die de politie, ook uw korps,
uitvoert. In hoeverre heeft u daar, als korpschef, invloed
op? - De heer Wiarda:
- In de afgelopen jaren heeft zich daar een groei in
voorgedaan, die er nu toe leidt dat de prioriteitskeuzen een
onderwerp zijn in de regionale driehoek: een punt van overleg
tussen de hoofdofficier van justitie, de korpsbeheerder en
de korpschef. In het verleden is dat niet altijd zo geweest en werd
de onderwerpenkeuze in sterke mate in de politile, justitile lijn
bepaald. De ontwikkeling daarin is zo geweest, dat we komen uit een
periode van 10, 15 jaar geleden waarin onderzoeken startten als er
een aangifte was van een benadeelde. En als er een aangifte is van
een benadeelde moet de politie een opsporingsonderzoek doen. Dan
ontstaat er overleg met Justitie en dan gaat er een onderzoek
lopen. Toen het verschijnsel georganiseerde criminaliteit sterker
naar voren kwam, ontstond en sterker werd ontdekt, werd het accent
verlegd niet meer zozeer naar de aangifte van de benadeelde maar
naar het kiezen van een bepaalde groepering waar onderzoek op wordt
verricht. Vanuit de stijl zoals die altijd had gegolden, bleef dat
dus heel sterk in de politile, justitile lijn liggen. Van
lieverlede hebben wij ontdekt, dat met name de vraag van de
maatschappelijke relevantie in de prioritering een zeer
bestuurlijke vraag is. Een van de eerste terreinen waarop dat
nadrukkelijk naar voren kwam, was het terrein van de
milieucriminaliteit, die heel sterk vanaf de bestuurlijke kant is
ingezet veel meer dan van de justitile kant. Een tweede voorbeeld,
een voorbeeld uit mijn eigen praktijk, is de problematiek van de
horeca in de stad Utrecht, wat typisch ook een problematiek is van
het bestuur van de gemeente Utrecht. Daar komt de behoefte naar
voren om daar een scherper beeld van te krijgen, niet alleen in de
vorm van een analyse uit open bronnen maar ook een analyse uit
criminaliteitsgegevens. Zo zijn we nu op het punt aangeland, dat er
geen nieuwe grote projecten meer worden gestart zonder dat de
regionale driehoek zich daarover heeft gebogen.
Noot
De basis van deze keuze wordt in een aantal gevallen gevormd door
de aanwezige CID-informatie. De wijze waarop men die informatie
toetst, evalueert en aanvult, verschilt per regio. In enkele
regio’s zijn platforms ingesteld die een voorstel doen voor de te
onderzoeken zaken. Bij de besluitvorming speelt de organisatiegraad
van de criminele doelgroep mee. De CID maakt hiervan een
inschatting aan de hand van de CBO/CRI-criteria. Ook spelen de door
de tactische recherche in te schatten haalbaarheid en de regionale
prioriteitenstelling een rol.
De tactische recherche gebruikt in principe opsporingsmethoden
die op de zitting in het openbaar te verantwoorden zijn. Immers, in
processen-verbaal en op de zitting moet alles gerelateerd worden
wat zij gedaan heeft. Wanneer dit niet mogelijk is, zoals
bijvoorbeeld in het geval van de noodzaak van geheimhouding of bij
sturingsinformatie, wordt de CID gevraagd gegevens te vergaren. De
keuze voor de wijze waarop dit gebeurt is aan de CID, of eventueel
aan het observatieteam (OT) of arrestatieteam (AT). Voor allerlei
geavanceerde vormen van observatie doet de tactische recherche een
beroep op ondersteunende diensten als het OT, het AT, de Sectie
Technische Ondersteuning (STO) en de Dienst Technische Operationele
Ondersteuning (DTOO). Het gaat dan om volgen, inkijkoperaties,
plaatsbepalingsapparatuur, huiszoekingen, afluisteren van telefoon,
fax en mobiele telefoons, scannen en peilen. Vanwege het ontbreken
van capaciteit van de OT’s observeren tactische rechercheurs
geregeld zelf. De tactische recherche runt in principe geen
informanten. Over het algemeen vindt dit plaats door de CID. In
het verleden runde de tactische recherche wel informanten. De
commissie acht het niet uitgesloten dat incidenteel tactische
rechercheurs contacten hebben die te kenschetsen zijn als
informanten. Het gaat dan vooral om tipgevers of eenmalige
informatiegevers.
Infiltratie kan plaatsvinden ten behoeve van een tactische
recherche-eenheid. Dit betreft politile infiltratie die wordt
uitgevoerd door een apart onderdeel, het politile infiltratie team
(PIT). Dit gebeurt altijd met toestemming van een officier van
justitie.
De vastlegging van gebruikte methoden varieert van geen
vastlegging tot vastlegging in een eigen PC, journaal, dagrapport
of proces-verbaal. Er is verschil in de inhoud van de informatie
die wordt opgeslagen.
8.3.4 Samenwerking
Tactische recherche en CID
De samenwerking bestaat hieruit dat de CID faciliterend werk
verricht voor het tactisch onderzoek. Een tactisch onderzoek kan
aanvangen op basis van CID-informatie en lopende het onderzoek kan
dit steeds gevoed worden door sturingsinformatie van de CID.
In de vorige paragraaf over de CID is reeds ingegaan op de vaak
moeizame aard van de relatie tussen de CID en de tactische
recherche. In incidentele gevallen is sprake van
informatie-uitwisseling tussen de CID en de tactische recherche
door middel van informele contacten.
- De heer De Graaf:
- U bent wel recherchechef en moet dus enig zicht hebben op
datgene wat er gebeurt. - De heer Welten:
- Absoluut.
- De heer De Graaf:
- Gaat u regelmatig zelf kijken bij de CID?
- De heer Welten:
- Ja zeker. De CID zit, zoals dat heet, verderop in de
gang en wij spreken elkaar heel regelmatig, heel regelmatig.
Noot
Recherche onderling
De regionalisering heeft tot gevolg gehad dat omvangrijke
regionale afdelingen zijn ontstaan die niet meer afhankelijk zijn
van allerlei ad hoc samenwerkingsverbanden, zoals in de oude
situatie het geval was. De commissie heeft geen wezenlijke
problemen gesignaleerd in de verhoudingen tussen de
recherche-eenheden op dit niveau. Indien noodzakelijk wordt
informatie uitgewisseld en wordt geleerd van elkaars fouten en
successen. Tussen recherche-eenheden op regionaal en
districtsniveau kan de situatie anders liggen. Hier is de
samenwerking niet altijd soepel.
De CRI levert de recherche-eenheden specialistische kennis. De
CRI vervult tevens een verwijzingsfunctie naar andere
recherche-eenheden die met vergelijkbare onderzoeken bezig zijn. Om
de afstand tussen de CRI in Zoetermeer en de regiokorpsen te
verkleinen zijn vijf regionale steunpunten ingericht, de zogenaamde
Afdelingen recherche-informatie (ARI’s). Naast een goede
informatie-uitwisseling verzorgen de ARI’s ook concrete
recherche-ondersteuning bij opsporingsonderzoeken en bemiddelen zij
bij internationale rechtshulp. De ARI’s hebben een interregionaal
karakter. De commissie heeft geconstateerd dat dit niet altijd uit
de verf komt. Zo is de ARI-Zuidwest sterk op de regio Rotterdam
gericht.
8.3.5 Sturing en controle
Openbaar ministerie
Grote opsporingsonderzoeken worden intensief begeleid door
zaaksofficieren van justitie. De zaaksofficier van justitie heeft
regelmatig contact met de recherche-eenheid over de voortgang van
het onderzoek. De zaaksofficier van justitie speelt een cruciale
rol bij het goedkeuren van de te gebruiken opsporingsmethoden.
Aangezien de zaaksofficier degene is die later ter zitting de
methoden moet verdedigen, is een voorafgaande afweging over de
inzet noodzakelijk.
De commissie heeft kunnen constateren dat de zaaksofficieren van
justitie over het algemeen een redelijk zicht hebben op de
activiteiten van de recherche-eenheden en op de ingezette
opsporingsmethoden. De sturing en controle door de zaaksofficieren
van justitie van de recherche-eenheid is intensiever en beter dan
de sturing en controle door de CID-officieren van justitie van de
CID. In eerdere hoofdstukken heeft de commissie weliswaar enkele
voorbeelden gegeven van strafzaken waarin noch de CID-officier noch
de zaaksofficier van justitie op de hoogte was van bepaalde
opsporingsmethoden. De commissie heeft echter de indruk dat dit
meer uitzondering is dan regel. De tactische recherche laat zich
ook beter sturen en controleren dan de CID, aangezien de
tactische recherche slechts die methoden hanteert die ter zitting
openbaar kunnen worden verantwoord en zij haar handelen bij
proces-verbaal vastlegt.
Korpsleiding en korpsbeheerder
De korpsleiding draagt binnen het korps de verantwoordelijkheid
voor de sturing en controle van de recherche. Noot Veelal is n van
de leden van de korpsleiding, naast vele andere taken, belast met
recherche-aangelegenheden. De recherche heeft de afgelopen tien
jaren binnen de leiding van een aantal korpsen niet veel prioriteit
gehad. De aandacht ging uit naar andere zaken dan de opsporing van
georganiseerde criminaliteit. Lokale belangen streden hier met
nationale belangen. Aandacht voor de openbare orde en het
leefklimaat woog zwaarder dan de bestrijding van de zware
criminaliteit.
- De voorzitter:
- Sinds wanneer bent u direct betrokken bij het onderwerp
zwaar georganiseerde criminaliteit? Ik vraag dit omdat veel
korpschefs deze achtergrond niet hebben. - De heer Straver:
- Dat klopt en dat geldt ook voor mij. Ik was vooral bezig met
veiligheid in mijn stad en mijn regio. Betrokkenheid bij de zware
en georganiseerde criminaliteit was op afstand en is pas na de
IRT-affaire heel intensief geworden. Sinds de twee voorgaande
kabinetten is vanuit de politiek steeds meer aandacht gevraagd voor
de georganiseerde criminaliteit. De regionale criminele
inlichtingendiensten kregen mensen en middelen voor de BFO’s
(bureaus financile ondersteuning). De reorganisatie van de politie
in het begin van de jaren negentig had mede als doel de aanpak van
de zware en georganiseerde criminaliteit beter te doen verlopen. In
de sfeer van mensen en middelen is er veel gebeurd. Wij hebben de
korpsen opgebouwd en de nieuwe onderdelen opgericht. Er werd niet
gepraat over beleidskaders voor het proactieve recherchewerk. Als
ik terugkijk, en dit gold niet alleen voor Haarlem maar voor het
hele land, heeft de ontwikkeling van de methode van het proactieve
recherchewerk, eigenlijk de ontwikkeling van het inlichtingenwerk
op het gebied van de criminaliteit, zich voltrokken in een
wisselwerking tussen CID-chefs, CID-officieren van justitie
en een enkele gengageerde recherchechef en officier die zich bezig
hield met de georganiseerde zware criminaliteit.
Noot
Bij de recente reorganisatie van de politie heeft de herinrichting
van de recherche een ondergeschikte rol gespeeld.
De korpsbeheerder draagt verantwoordelijkheid voor het beheer van
de recherche. De recherche kreeg tot voor kort weinig aandacht van
de korpsbeheerder en van de regionale driehoek (hoofdofficier,
korpschef en de korpsbeheerder). Een uitzondering hierop vormen de
burgemeesters van de grote steden. Hier bestaat veel overlast van
georganiseerde criminaliteit. Inmiddels lijkt in de aandacht van
korpsbeheerders op de recherche verandering te zijn gekomen onder
invloed van de IRT-affaire en de parlementaire enqute.
8.3.6 Beoordeling
De methoden en de organisatie van de tactische recherche, de
voorwaarden waaronder de tactische recherche wordt ingezet en de
sturing en controle van de tactische recherche moeten worden
genormeerd. De tactische recherche hanteert vrijwel steeds methoden
die wettelijk genormeerd zijn. De voorwaarden waaronder die
methoden worden ingezet, alsmede de sturing en controle zorgen over
het algemeen niet voor onoverkomelijke problemen. Incidenteel heeft
de commissie geconstateerd dat er communicatiestoornissen zijn
tussen zaaksofficieren van justitie en de rechercheleiding over het
gebruik van methoden. De door de tactische recherche gehanteerde
methoden komen over het algemeen in het openbaar ter zitting ter
sprake. Van geheimhouding van methoden door de tactische recherche
is de commissie weinig gebleken. Over het algemeen acht de
commissie de vastlegging van de gebruikte methoden door de
tactische recherche voldoende. In het merendeel van de gevallen
vindt dit plaats in een proces-verbaal. In een aantal gevallen
moest de rechter apart verzoeken om een methoden-proces-verbaal,
namelijk als de verdediging aannemelijk kon maken dat methoden
waren gehanteerd die niet bij proces-verbaal waren gemeld. Dit acht
de commissie een onwenselijke situatie. De commissie is van oordeel
dat alle methoden die door of in opdracht van de tactische
recherche worden gehanteerd bij proces-verbaal ter toetsing aan de
rechter moeten worden voorgelegd.
De sturing en controle van de tactische recherche door de
zaaksofficieren van justitie acht de commissie beter dan de sturing
en controle van de CID door de CID-officieren van justitie. Indien
officieren van justitie hun gezag uitoefenen en de politie
openstaat voor sturing en controle, blijkt het mogelijk te zijn
politie-onderdelen daadwerkelijk te sturen en te controleren.
De commissie heeft wel gesignaleerd dat recherche-eenheden in
een aantal gevallen een grote invloed
hebben op de keuze van de te onderzoeken zaken. De recherche levert
de informatie aan op basis waarvan een beslissing moet worden
genomen. Het OM heeft dan weinig mogelijkheden om tot een eigen
afweging te komen. Dit geldt des te meer indien een platform
criminaliteits-beheersing een beslissing neemt over de te
onderzoeken zaken. Het OM laat de vrijheid om te beslissen welke
strafzaken moeten worden opgespoord te veel inperken. Het OM kan
aan een ieder advies vragen over de aan te pakken strafzaken. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de keuze van de te
onderzoeken strafzaken ligt bij het OM. Het OM dient die
verantwoordelijkheid ten volle te nemen.