7.4 Bestuurlijke rechtshandhaving
7.4.1 Omschrijving
Onder bestuurlijke rechtshandhaving verstaat de commissie in het
kader van dit onderzoek het geheel van bestuurlijke maatregelen dat
mogelijk is ter beheersing van de (georganiseerde) criminaliteit
zoals het weigeren of verlenen van vergunningen, aanbestedingen of
subsidies en het treffen van maatregelen binnen
overheidsorganisaties. Noot
- De voorzitter:
- Wij hebben het alleen gehad over strafvordering. Vindt u ook
dat criminele inlichtingen van de politie gebruikt moeten kunnen
worden ten behoeve van het bestuur? Het komt dus niet tot een zaak,
maar de informatie is wel zodanig dat het bestuur er baat bij kan
hebben in het kader van bestuurlijke
rechtshandhaving. - De heer Corstens:
- Ja, mijn antwoord daarop is een voorzichtig: ja. Het lijkt
mij uitermate nuttig, zeker als wij denken aan kwesties van
verwevenheid van onderwereld met bovenwereld, waarover vanochtend
gesproken is. Het gevaar van die verwevenheid, dat weet u beter dan
ik, is uitermate groot en uitermate bedreigend voor de samenleving.
Ik ben dan geneigd om te zeggen dat het onder omstandigheden en
onder bepaalde voorwaarden zou moeten kunnen.
Noot
7.4.2 Bevindingen
Verschillende overheidsorganen zijn bezig met maatregelen op het
terrein van de bestuurlijke rechtshandhaving. Het voorkomen en
bestrijden van integriteitsaantasting en het vergroten van de
weerbaarheid van overheidsorganisaties zijn daarbij een belangrijk
aandachtspunt. Het ministerie van Binnenlandse Zaken is het primair
verantwoordelijke departement. Noot Bestuurders kunnen
uit openbare bronnen informatie verzamelen ter voorbereiding van
een bestuursbesluit. Daarbij zijn met name het handelsregister en
het kadastrale register het meest belangrijk. In de praktijk zullen
deze gegevens geen overtuigende motivering opleveren voor het
weigeren van een vergunning, subsidie, ontheffing of gunning aan
een bepaalde inschrijver.
Bestuurders kunnen tevens informatie uit niet-openbare bronnen
genereren. Deze bronnen (niet zijnde politieregisters) zijn
onderworpen aan de Wet persoonsregistratie (GBA,
kentekenregistratie). Bestuurders kunnen slechts vragen om deze
gegevens: de beheerder van de registratie maakt de afweging (doel,
individueel belang, taak, geen onevenredige schade van de privacy
van de geregistreerde).
Verstrekking van gegevens uit een politieregister buiten de door
de wet genoemde limitatieve kring van personen kan niet
plaatsvinden (Wet en Besluit politieregisters). Noot Het
bestuur kan geen gegevens verkrijgen. Verstrekking van CID-gegevens
is tevens onderworpen aan Wet en Besluit politieregisters. Het is
niet mogelijk deze informatie te verkrijgen als de vrager niet is
genoemd in het CID-privacyreglement.
De huidige wettelijke kaders bieden nauwelijks mogelijkheden om
op basis van een veroordeling of een vermoeden van gepleegde of nog
te plegen strafbare feiten vergunningen, ontheffingen en subsidies
te weigeren of in te trekken. Bij aanbesteding van grote
bouwopdrachten kan dit wel op basis van een eerdere
veroordeling.
In de praktijk is een informele uitwisseling van gegevens
ontstaan. Gegevens uit politieregisters (inclusief CID-registers)
worden soms aan het bestuur verstrekt. De commissie heeft vele
voorbeelden aangetroffen waarin politie en justitie bestuurders
inlichten op basis van vertrouwelijke informatie uit CID-registers.
Bestuurders hebben tevens afwijzende beslissingen genomen op basis
van CID-informatie. Tot nog toe zijn er geen schadeclaims
gevolgd.
-
- De heer Paulissen:
- … Vaak is het een kwestie van tijd. Dat wil zeggen, de
tijd waarop het niet kan dat wij die informatie uitgeven. Bij veel
van die gevallen zie je dat later, uiteindelijk, blijkt dat er toch
wel iets mis is, dus dat je er in een strafrechtelijk onderzoek
uiteindelijk wel achter komt. Natuurlijk is het zo dat er nu een
situatie is waarin die aannemer zich niet kan verdedigen. Dat kan
ook niet. Ik zou ook geen manier weten waarop dat kan. Wij maken de
afweging heel zorgvuldig. Wij praten nu over het systeem, alsof wij
dat dagelijks doen. Het is nu in n concreet geval gebeurd. Daarbij
hebben wij gezegd: wij hebben zo’n duidelijke aanwijzingen en wij
vinden de aard van het gebouw zo cruciaal dat… - De voorzitter:
- Wat voor gebouw was het?
- De heer Paulissen:
- Een politiebureau. Wij hebben gezegd: wij vinden het zo
cruciaal dat wij het gewoon niet willen. Wij hebben het in de verre
voorfase gedaan. Als de aannemer in de aanbesteding had gezeten en
als hij zich had ingeschreven, was hij gewoon doorgegaan. In een
verre voorfase ga je proberen om het te verhinderen. (…) Het gaat
uiteindelijk maar om dat ene gebouw. Ik zou het anders zien als ik
hiermee die man een stigma oplegde waardoor hij nergens meer zou
kunnen bouwen. Ik maak voor mij zelf deafweging tussen doel en
middel. Als er een overheidsgebouw wordt neergezet en als wij het
risico lopen dat dit gebeurt door een aannemer waarvan wij goede
informatie hebben dat die niet helemaal lekker zit, dan… Als ik
daarmee naar buiten zou gaan of als ik het zou laten uitlekken,
waardoor ik die man een stempel opplak, dan doe ik hem heel veel
onrecht. Nu wordt hem op een min of meer subtiele manier deze ene
aanbesteding onthouden. Ik heb daar niet het gevoel bij dat ik de
werkgelegenheid en die man in het bijzonder…
-
- De voorzitter:
- U wilt niet in een politiebureau werken dat eventueel met
crimineel geld neergezet is. Daar kan ik mij iets bij voorstellen.
Aan de andere kant, kan die aannemer zeggen: die man vergist zich
verschrikkelijk. Het blijft altijd in een schemergebied
hangen. - De heer Paulissen:
- Ja. Noot
- De voorzitter:
- Heeft u het wel eens bij de hand gehad dat u informatie
kreeg uit de CID- sfeer terwijl u op het punt stond om een bepaalde
beslissing te nemen? - De heer d’Hondt:
- Heel zelden. Ik heb het een keer bij de hand gehad bij de
mogelijke verkoop van het politiebureau zelf. Dat was overigens
geen echte CID-informatie, maar informatie van mensen die bij
de CID werkten. Het ging om de eigen organisatie; de CID
was in dat gebouw gehuisvest en de dienst was dus genteresseerd
in de gegadigden voor dat gebouw. Er was harde informatie over de
betrokkene uit de strafregisters en de justitile documentatie, maar
die was uit een ver verleden. Maar er was ook recente informatie
bekend bij degenen die bij de CIDwerkten. Het ging echter
niet om een CID-subject, zodat de gegevens boterzacht waren.
Je vraagt je in zo’n geval dan ook af, wat je ermee kunt doen, maar
zulke informatie kan wel een rol spelen. - De voorzitter:
- Wat heeft u ermee gedaan?
- De heer d’Hondt:
- Wij hebben de informatie in die zin gebruikt dat wij tegen
de betrokkene hebben gezegd dat het verstandig zou zijn, van de
transactie af te zien. En op de vraag waarop dat berustte, hebben
wij gezegd dat hij het in die sfeer moest zoeken. - De voorzitter:
- Ik begrijp uw bezorgdheid wel als zoiets zich voordoet,
zeker als het om een politiebureau gaat, maar u spreekt van
antecedenten uit een ver verleden. Die mogen toch in het normale
rechtsverkeer geen rol spelen. En verder noemt u informatie van
politie- ambtenaren bij de CID, die geen CID-informatie
is. - De heer d’Hondt:
- Maar die informatie leidde wel voor 100% tot de overtuiging
dat die transactie niet moest worden gesloten. - De heer Rouvoet:
- Mag ik het u dan iets concreter vragen? In dit verband
worden termen als integrale veiligheid of integrale
rechtshandhaving gebruikt. De politie verzamelt informatie ten
behoeve van het bestuur; kan dan naar believen de strafvorderlijke
weg, de fiscale weg of de bestuurlijke weg gevolgd worden en kan
iedereen gebruik maken van de informatie in die bak, bijvoorbeeld
CID-informatie, die niet altijd even hard is? - De heer d’Hondt:
- Als het om justitile documentatie, strafregisters en
politieregisters gaat, is de zaak duidelijk. Dat is goed
geregeld, ook voor CID-informatie. Maar gebruik maken van
CID-informatie, zeker als het gaat om de grijze registers, is
berhaupt niet doenlijk. Ook de andere CID-informatie is niet
bedoeld om hiervoor gebruikt te worden, maar er zijn grensgevallen.
Kan CID-informatie die buiten een bepaald circuit eigenlijk tot de
algemene informatie van de politie behoort, een rol spelen bij het
nemen van beslissingen ten aanzien van bijvoorbeeld de
politie-organisatie zelf? Je moet dan bekijken tot hoe ver je kunt
gaan. Noot - De heer Koekkoek:
- Ik geef een ander voorbeeld. Hebt u voorkomen dat een
CID- subject of een verdachte een bepaalde officile functie zou
gaan vervullen? Bij officile functies kunt u denken aan een
burgemeester of een rechter. - De heer Paulissen:
- Dat heeft wl gespeeld. Wij beschikten over CID-informatie
dat een persoon zich bezighield met strafbare feiten en dat die
persoon geopteerd had voor rechter-plaatsvervanger. Wij hebben toen
gezegd: dat is een heel kwalijke ontwikkeling, wij moeten met de
hoofdofficier en de PG bespreken wat wij daar concreet mee kunnen
doen om het tegen te houden. Toen zijn op een gegeven moment uit de
eigen omgeving, het eigen vakgebied, van de man geluiden gegaan
naar degene die de beslissing moest nemen over de plaatsing. Die
geluiden zijn ons vr geweest. Anders hadden wij of via de PG het
contact gelegd om te zeggen: wij hebben deze informatie en wat
betekent dit voor de plaatsing van deze persoon?
-
- De heer Koekkoek:
- Aan de ene kant hebt u de informatie doorgespeeld binnen
hetopenbaar ministerie, maar aan de andere kant constateerde u dat
vanuit de desbetreffende beroepsgroep ook al enig rumoer was
ontstaan waardoor het uiteindelijk toch niet doorging. - De heer Paulissen:
- Ja.
- De voorzitter:
- Maar de president van de desbetreffende rechtbank heeft het
toch ook uit uw koker gehoord? - De heer Koekkoek:
- Is het u bekend dat de informatie hem bereikt heeft vanuit
het openbaar ministerie? - De heer Paulissen:
- Ik weet dat er contact gelegd zou worden tussen het openbaar
ministerie en de desbetreffende rechter. - De heer Koekkoek:
- Tussen de procureur-generaal en de president van de
rechtbank? - De heer Paulissen:
- Ja. Ik ga ervan uit dat het op die manier gebeurd is. Je
kunt uiteindelijk alleen maar voor je zelf spreken. Laat ik het zo
zeggen: ik heb het gegeven aan de hoofdofficier-PG, met de
bedoeling dat er iets mee gedaan werd. Noot - De heer De Graaf:
- Mijnheer Van Riessen, mede gelet op de tijd kom ik nog op n
onderwerp, namelijk uw betrokkenheid bij het project van de
noord-zuidlijn, de metroverbinding. Wij hebben eerder begrepen dat
daar een bestuurlijk project aan gekoppeld is waarin politie en
gemeente samenwerken. Waarom precies? Kunt u dat aangeven? - De heer Van Riessen:
- Het is een samenwerking tussen bestuur, politie en openbaar
ministerie. Ook Coopers & Lybrand werkt daaraan mee. De
bedoeling hiervan is, een methodiek te ontwerpen om te bekijken of
wij de aanbesteding van een groot project, zoals de noord-
zuidlijn, kunnen beveiligen tegen invloeden van vormen van
georganiseerde misdaad. Hoe doe je dat dan? Je kunt wel zeggen:
jongens, ga eens even de aanbesteding beveiligen. Dat gaat echter
niet zo maar. Er zit dus een hele voorstudie aan vast om een
screening-model op te bouwen om tot die beveiliging te
komen. - De heer De Graaf:
- Hoever bent u nu? Ik had begrepen dat u in het
najaar… - De heer Van Riessen:
- Binnenkort komt de eerste studie van de projectgroep op
tafel bij de driehoek. In die studie wordt aangegeven dat er een
model is te bouwen waarbij je niet in eerste instantie een beroep
doet op politiegegevens, CID-gegevens. Neen, de lijn gaat veel meer
naar een andere kant. Bedrijven die aanbesteden en inschrijven,
worden van te voren in een soort pre-kwalificatie helemaal
nagetrokken, gescreend. En dat kan wettelijk ook. Op grond van de
Europese wetgeving is het mogelijk om die screening te doen.
(…) Noot
Er bestaat een grote behoefte bij politie, justitie en bestuur om
mogelijkheden te creeren voor de uitwisseling van informatie tussen
politie, justitie en bestuur.
Het openbaar bestuur tracht door preventieve maatregelen deze
vraagstukken te vermijden. In veel gevallen zal het bestuur
informatie kunnen vergaren doordat de aanvrager van een vergunning,
ontheffing of subsidie dan wel de intekenaar op een aanbesteding
zelf informatie moet aandragen. Op deze manier wordt thans getracht
te voorkomen dat criminele organisaties zich vermengen met de
bovenwereld.
7.4.3 Beoordeling
De commissie is van oordeel dat de huidige situatie niet kan
worden gehandhaafd. Politie, justitie en bestuur wisselen nu
informeel allerlei informatie uit. Er bestaat veel onduidelijkheid
over wat er met die informatie kan en moet gebeuren. Voor een
effectieve en rechtsstatelijk verantwoorde opsporing en vervolging
is het noodzakelijk dat politie, justitie en bestuur vertrouwelijke
informatie kunnen uitwisselen. Het bestuur moet met het oog op
nauwkeurig omschreven doeleinden op de hoogte kunnen zijn van
informatie waarover politie en justitie beschikken. De commissie is
van oordeel dat een zodanige normering moet plaatsvinden dat
uitwisseling van deze gegevens mogelijk wordt gemaakt. Een
moeilijker vraagstuk is of het bestuur CID-informatie kan gebruiken
als grond voor afwijzing van een verzoek om vergunning of een
aanbesteding. CID-informatie alleen kan naar het oordeel van de
commissie geen grond zijn voor een negatieve beslissing. Door
politie, justitie en bestuur moet een gezamenlijke inschatting
worden gemaakt van de betrouwbaarheid van de gegevens.