6.3 Bevindingen
6.3.1 Pseudo-koop en pseudo-verkoop
In het midden van de jaren zeventig werd in Nederland
pseudo-koop ingezet bij de bestrijding van de drughandel. Inmiddels
vindt het middel pseudo-koop nog slechts incidenteel toepassing. De
effectiviteit is in de loop der tijd geringer geworden aangezien de
criminelen goed op de hoogte zijn van het gebruik van dit middel.
Dat neemt niet weg dat in combinatie met andere vormen van
infiltratie pseudo-koop is aangetroffen. Met enige regelmaat worden
vertrouwensaankopen of proefaankopen gedaan door infiltranten om te
kunnen beslissen of overgegaan moet worden tot een gecontroleerde
aflevering of doorlating. Hiermee zijn nog aanzienlijke bedragen
gemoeid:
Voorkoopgelden 1995-1990
Tabel
Uit deze tabel blijkt een duidelijke stijging over de laatste jaren
van het totaalbedrag dat door het ministerie van Justitie is
uitbetaald ten bate van voorkoop-acties. Dit wordt met name
duidelijk als de jaren 1993 en 1995 worden vergeleken. Immers in
deze jaren is welhaast een gelijk aantal zaken behandeld. Opvallend
bij deze vergelijking is de spectaculaire stijging in het hoogste
bedrag in n zaak: het bedrag in 1995 is het zestienvoudige van het
bedrag in 1993. Afgezien van de invloed hiervan op het gemiddelde
blijft ook dit bedrag in 1995 bijzonder hoog: het tienvoudige van
het bedrag in 1993.
Pseudo-verkoop wordt zelden gebruikt. Het is moeilijk om aan de
te leveren goederen te komen. De commissie heeft wel voorbeelden
aangetroffen van pseudo-verkoop van wapens en grondstoffen voor
synthetische drugs. Pseudoverkoop van grondstoffen voor de
produktie van amfetamine
Een RCID koopt in Belgi en Duitsland
vele malen grondstoffen aan die gebruikt kunnen worden voor de
produktie van amfetamine. Hiervoor wordt vaak vooraf geld ter
beschikking gesteld door de informant. De aankoop door de
Nederlandse politie gebeurt met medeweten of bemiddeling van de
plaatselijke autoriteiten. Die RCID levert de grondstoffen
tegen inkoopprijs aan de informant die het verkoopt met
winst aan het laboratorium van de criminele organisatie. De
bedoeling is om door observatie laboratoria te ontmaskeren.
Uiteindelijk is dit nooit gelukt. Noot
6.3.2 Politie-infiltratie
Organisatie en omvang
Politie-infiltratie is voorbehouden aan de politile
infiltratieteams (PIT’s). Dit gebeurt in overleg met de Afdeling
nationale cordinatie politile infiltratie van de CRI (ANCPI). Elk
politieel infiltratieteam zou moeten
bestaan uit tien mannen en vrouwen, van wie vier infiltranten, vier
begeleiders, een administratieve kracht en een teamleider. In
1992/1993 zijn de drie pseudokoopteams van de gemeentepolitie
Amsterdam en het infiltratieteam West I van de Rijkspolitie
opgeheven. Op dit moment zijn alleen de politile infiltratieteams
in het zuiden en het oosten op volle sterkte. In het noorden
functioneert een half-bezet politieel infiltratieteam. Het
landelijk politile infiltratieteam is in oprichting en zal zich
vooral bezighouden met internationale infiltratie. In de regio’s
Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond bestaan er plannen voor de
oprichting van nieuwe infiltratie-eenheden. Op dit moment
beschikken politie en justitie dan ook slechts over ongeveer negen
Nederlandse politie-infiltranten.
De omvang van de inzet van politile infiltratie is niet
eenduidig vast te stellen. De opgaven van de ANCPI Noot
en de Werkgroep infiltratie over de aantallen verzoeken om
politie-infiltratie in de afgelopen jaren (1991: 98; 1992: 66;
1993: 59 en 1994: 78) moeten met de nodige relativering bezien
worden. De verzoeken in 1994 hebben slechts in 65 gevallen een
operationeel gevolg gekregen en betreffen voor het grootste deel
buitenlandse verzoeken om ondersteuning (42 gevallen). Vijf van het
totaal aan daadwerkelijke acties kunnen worden aangemerkt als
langdurige zaken, wat wil zeggen een looptijd van anderhalf tot
twee jaar. Van de overige 60 zaken vergden 24 acties enkele maanden
en 36 slechts enkele dagen. Het gaat hierbij grotendeels om zeer
kort lopende buitenlandse infiltraties in Nederland zoals het even
bezoeken door een buitenlandse infiltrant van een hotel bij
Schiphol. Sommige van deze buitenlandse infiltraties duurden niet
langer dan enkele uren. De landelijk officier van justitie bij de
CRI dient op de hoogte gesteld te worden van deze (kortlopende)
infiltratie-acties. Volgens betrokkenen is het nagenoeg uitgesloten
dat buitenlandse infiltratie-acties op Nederlandse bodem
plaatsvinden zonder dat de Nederlandse politie en justitie zijn
genformeerd. De commissie heeft echter enkele voorbeelden
aangetroffen waarbij dat wel het geval was. De Nederlandse politile
infiltratieteams voeren op zich niet veel infiltratie-acties uit
per jaar. Zo heeft het politile infiltratieteam Oost sinds 1990
slechts vijf grotere infiltratietrajecten uitgevoerd. Nederlandse
infiltranten worden ook ingezet in het buitenland. In 1994 bereikte
de ANCPI 42 maal een buitenlands verzoek om Nederlandse
assistentie. Een voorbeeld van een operatie uit 1991 is de volgende
casus: In 1991 werd gestart met een undercoveroperatie Contrat.
Dit was een samenwerkingsverband tussen de beide landen en had tot
doel om zicht te krijgen op de activiteiten van criminele
organisaties op het gebied van het witwassen van gelden via
geldwisselkantoren. Besloten werd om rechtspersonen op te richten
die actief zijn op het gebied van witwassen. Er werd een
Nederlandse bedrijvenstructuur van financile instellingen gecreerd
als frontstore, waarmee vervolgens succesvol werd
binnengedrongen in de criminele organisatie. In dit kader zijn
Nederlandse undercoveragenten ingezet, die regelmatig contact
hadden met de Canadese hoofddaders in Nederland, Zwitserland en de
Nederlandse Antillen. Tevens hebben de Nederlandse
politie-infiltranten transporten van verdovende middelen
gearrangeerd van Colombia naar Canada. Noot Ook
buitenlandse politile infiltranten zijn voor langere duur actief in
Nederland (zie bijvoorbeeld de casusbespreking Copa). Deze
buitenlandse infiltranten worden op dat moment begeleid door
Nederlandse begeleiders. De inzet van buitenlandse infiltranten is
grotendeels gebaseerd op onderling vertrouwen tussen
politie-instanties van verschillende landen. Van een afzonderlijk
onderzoek naar de identiteit van buitenlandse politie-infiltranten
is geen sprake. In Europees verband is een werkgroep actief die de
afstemming van internationale infiltratie-acties voor haar rekening
neemt. In deze werkgroep participeren ook Canada en de VS.
Infiltratie en selectie
Politile infiltratie vindt primair plaats in de ondersteuning
van de criminele organisatie. Het gaat dan vooral om het aanbieden
van facilitaire diensten zoals vervoer, opslag en doorvoer, aan de
criminele organisatie. Slechts zelden vindt infiltratie plaats in
de directe nabijheid van de hoofddaders. Van diepte-infiltratie
waarbij politie-infiltranten daadwerkelijk deel zijn gaan uitmaken
van de kern van de criminele organisatie, is de commissie niets
gebleken. Wel is een geval bekend waarbij de infiltranten de top
van een criminele organisatie dicht zijn genaderd (zie
eerstvolgende casus).
De selectie van politile infiltranten is streng. Uitgebreid
wordt de infiltrant getest op onder meer stressbestendigheid. Ook
moeten diverse cursussen worden gevolgd voordat een
politiefunctionaris als politile infiltrant mag functioneren.
Tijdens infiltratie-acties wordt steeds gestreefd naar dagelijks
contact tussen de infiltrant en de begeleiders. Zowel de infiltrant
als de begeleiders maken proces-verbaal op van hun activiteiten.
Deze processen-verbaal worden in principe toegevoegd aan het
procesdossier en zijn daarmee onderwerp van beoordeling door de
rechter. Noot Een voorbeeld van zo’n open
infiltratietraject is in het openbaar verhoor van officier van
justitie Koers aan de orde geweest:
In dit onderzoek naar vier Turkse broers is projectmatig
genfiltreerd in een tactisch (open) traject. Noot
De projectinfiltratie is uitgevoerd door negen
politie-infiltranten. Hiervan waren zes van het politieel
infiltratieteam Oost-Nederland en drie Duitse
politie-infiltranten. Het milieu waarin genfiltreerd moest
worden was niet wars van grof geweld. Ook tegen de
politie-infiltranten zijn forse bedreigingen geuit. Van januari
1993 tot juni 1995 zijn de politie-infiltranten in
verschillende combinaties in totaal 119 maal opgetreden. In de
praktijk blijkt vooral n van de politie-infiltranten
daadwerkelijk veel contact te hebben gehad met de criminele
organisatie. De anderen hebben veelal als geloofwaardige
achtergrond gediend:
- De voorzitter :
- Ik wil u nog een vraag stellen over de processen-verbaal.
Het is constant A851, die alles ziet, doet en daar verslag van
legt. Die andere infiltrant nooit, bijna nooit. Er staan nog een
paar andere nummers. Betekent dit nu, dat ook de handelingen en
bevindingen van andere infiltranten toch onder A851 worden
weggeschreven? (…) - De heer Koers:
- Als A851 proces-verbaal opmaakt, is dat zijn verhaal. Dat
zou hooguit aangevuld kunnen worden door verhalen van
anderen. - De voorzitter:
- Kan het ook zo zijn, dat A851 weer hoort van andere verhalen
en die er zonder nummer ook inzet? - De heer Koers:
- Nee. (…)
- De voorzitter:
- Maar dan is natuurlijk de vraag wat al die andere mensen dan
doen. Daar is namelijk weinig tot niets van terug te
vinden. - De heer Koers:
- Ik denk dat in een aantal gevallen de rest alleen maar
franje is geweest. Noot De
politie-infiltranten waren tot hoog in de criminele organisatie
genfiltreerd. Zij hadden diverse ontmoetingen met de vier
hoofdverdachten, waarbij de politie-infiltranten partijen
kregen aangeboden. Besloten is tot de aankoop van een aantal
partijen teneinde te bewijzen dat de hoofdverdachten over een
langere periode actief waren en in staat waren in korte tijd
verschillende keren herone te kunnen leveren. De eerste aankoop
betrof twee kilo cocane in april 1994. Deze werd gevolgd door vier
aankopen van elk twee kilo herone in november en december.
Vervolgens gingen de gesprekken over de financiering van een
transport van een partij herone van Turkije naar Nederland en de
levering van drie kilo. In overleg met het OM werd besloten een
investering in dit transport (in totaal ongeveer 160 kilo) te doen
van fl. 100.000,- . Tevens werd besloten dat een
politie-infiltrant naar Turkije moest afreizen. In dit traject
is de minister gekend.
- De heer Vos:
- Vervolgens zijn vanuit de Centrale toetsingscommissie wel
enige voorwaarden gesteld, onder andere met betrekking tot de
betrokkenheid van de minister in het voortraject en in het
natraject. Hoe heeft dat in de praktijk gestalte gekregen? - De heer Koers:
- De betrokkenheid van de minister in deze zaak had een
specifiek karakter, met name voor het laatste stukje van de zaak.
Niet zozeer de individuele aankopen – daarmee heb je wel te maken
met de tip- en toongeldregeling, de aankoopregeling, van het
departement -maar met name het laatste stukje van de zaak, waarin
het ging het investeren in een transport drugs vanuit Turkije naar
Nederland. Daarbij kwam ter sprake dat de
politiemenseninfiltranten, in ieder geval een daarvan, naar Turkije
moesten. Dan heb je te maken met internationale verhoudingen.
Binnen de Centrale toetsingscommissie is op dat moment gezegd, dat
dit niet mocht zonder dat de minister van Justitie op de hoogte is.
Die moet daar haar goedkeuring aan geven. Dat is vervolgens
gebeurd. De hoofdofficier van Zwolle heeft een bespreking gehad met
de hoofdofficier van Istanbul. Daar is ook de staatssecretaris van
Justitie van Turkije bij betrokken geweest om goedkeuring te
hechten aan de komst van een politiemaninfiltrant naar Istanbul, om
als het ware daar besprekingen te voeren met een of meer van de
Turkse verdachten. Noot De afgesproken partij van
drie kilo herone werd nog aangenomen en betaald, maar de volgende
aangeboden partij van 20 kilo herone in juni 1995 werd in beslag
genomen en de verdachten aangehouden. In totaal is er 31 kilo
harddrugs aangekocht en fl. 623.000,- genvesteerd in deze
vooraankopen. De ratio achter deze hoeveelheden legt Koers uit
tijdens zijn openbaar verhoor: - De heer Koers:
- Er is 31 kilo aangekocht; dat klopt. Het doel was niet het
kopen van herone of cocane, maar het doel was bewijs te vergaren
tegen de vier hoofdverdachten. Als je bewijs tegen n hoofdverdachte
hebt, dan heb je er nog drie tegen wie je geen bewijs hebt. Dan is
het soms verstandig om door te gaan. Dat zijn afwegingen geweest
gedurende met name het laatste jaar: hoe ver komen wij?
Uiteindelijk is door de serie waartoe is besloten het mogelijk
gebleken tegen dat viertal bewijs bij elkaar te krijgen. - De heer Vos:
- En waarschijnlijk bent u ook doorgegaan om de Turkse lijn
zelf bloot te leggen, de lijn naar het
buitenland. Of heb ik dat verkeerd begrepen? - De heer Koers:
- De laatste actie die geweest is, is het mee investeren in
een traject vanuit Istanboel deze kant op. Daarvan was het de
bedoeling om de transportlijn, de aanvoerlijn bloot te leggen.
Gedeeltelijk zijn wij daarin geslaagd, maar gedeeltelijk ook
niet. Noot De bedoeling was om tijdens dit hele
traject geen gram verdovende middelen op de markt te laten komen.
Dit is slechts gedeeltelijk gelukt. De aankopen zijn vernietigd
maar: - De voorzitter:
- Mogen wij dat iets helderder zeggen? Er is genvesteerd in
een hoeveelheid die in totaal ongeveer 160 kilo zou zijn; dat staat
ook in het proces-verbaal. Ongeveer 20 kilo daarvan wordt in beslag
genomen en wij weten niet waar de rest is. - De heer Koers:
- Wij ook niet.
- De voorzitter:
- Het is toch niet zo dat, zoals de recherchechef zei, er geen
gram waar wij aan mee hebben gedaan op de markt is gekomen? Dat
weten wij niet precies, want wij weten niet waar dat is. - De heer Koers:
- Neen, wij weten ook niet of die 160 kilo naar Nederland
gekomen is. - De voorzitter:
- Neen, goed.
- De heer Koers:
- Wij hebben die 20 kilo gezien die in Amsterdam is gepakt
plus wat er in de bergplaats lag, zo’n 30 kilo, die ook in beslag
is genomen. Dat is wat wij gezien hebben. Wat er verder geweest is,
weet ik niet.
Noot
Sturing en controle
De sturing en controle door politie en justitie zijn bij
politile infiltratie nauwkeurig geregeld. De goedkeuring vindt
plaats op het niveau van de hoofdofficier. Tegenwoordig moet de
Centrale toetsingscommissie de aanvraag voor een infiltratie-actie
beoordelen. De Centrale toetsingscommissie geeft veelal onder
voorwaarden toestemming. Incidenteel wordt een infiltratie-actie
gestopt omdat de beheersbaarheid ter discussie staat. In het
volgende geval heeft de minister besloten tot het stoppen van een
infiltratie-actie, ondanks het feit dat de CTC goedkeuring hieraan
had verleend: Noot
Dit onderzoek in het zuiden des lands was gericht op een
notoire drugsbaron. Vele reguliere opsporingsmiddelen als taps
en observatie bleken niet te werken. Besloten werd om een
infiltratietraject te starten, met als doel zicht te krijgen op de
strafbare feiten en de financile stromen waarna respectievelijk
aanhouding en afroming van de criminele winsten zouden
kunnen volgen. De bedoeling was om dit traject later geheel ter
toetsing aan de rechter voor te leggen.
In 1993 wordt begonnen met de opbouw van de cover door het
politile infiltratieteam, waarna binnen een aantal maanden de
eerste sociale contacten worden gelegd door de
politie-infiltrant. Deze wordt langzamerhand in het milieu van
de verdachte opgenomen. De politie-infiltrant heeft
ondermeer financile deskundigheid te bieden. Tevens is hij bekend
in een buitenlandse wereldhaven. Hij wordt benaderd om deel te
nemen aan transporten softdrugs uit het buitenland.
In januari 1995 wordt dit infiltratietraject in zijn
algemeenheid ter toetsing aan de CTC voorgelegd. Onder een
aantal voorwaarden, waaronder een goede psycho-sociale begeleiding
van de infiltrant, gaat de CTC akkoord. Tevens wordt het
advies gegeven eventueel een tweede politie-infiltrant te
introduceren als er een financieel n transporttraject gaan lopen.
Het wordt onwenselijk geacht om twee informatieposities te
verenigen in n politie-infiltrant. Bij een tweede toetsing
op 4 april wordt toestemming gevraagd voor het vervolgtraject op de
infiltratie-actie, te weten het plegen van strafbare feiten door de
infiltrant. Het voorstel is om de vertrouwenspositie van de
politie-infiltrant verder uit te bouwen door middel van een
investering in een transport van enkele duizenden kilo’s marihuana.
De kans was aanwezig dat de partij eventueel op de Nederlandse
markt zou kunnen komen. De CTC gaat voorwaardelijk akkoord
met de actie voor een periode van drie maanden.
Ondanks het oordeel van de hoofdofficier, de
procureur-generaal en de CTC dat het traject verantwoord was
gezien de uitstekende stuurbaarheid van de politie-infiltrant
en het feit dat het een open traject is, is de minister van
Justitie van mening dat dit traject niet kan. Per brief van 27
april 1995 vraagt zij dit te stoppen. De toenmalige kernteamleider
zegt hierover:
- De voorzitter:
- Is u geworden waarom de minister het afkeurde? Hoorde u dat
via de telefoon van Justitie? Hoe is dat gegaan? - De heer Paulissen:
- Ik ben er zelf niet bij geweest, maar wij hebben
uiteindelijk een briefje van de minister gekregen, een heel kort
briefje: op het punt van de gecontroleerde doorvoer kon zij op dit
moment geen toestemming geven. - De voorzitter:
- Dat moet ongeveer in mei van dit jaar zijn geweest.
- De heer Paulissen:
- Ja.
- De voorzitter:
- Heeft u het toen weer op een andere manier opgepakt? Wat is
er toen gebeurd? - De heer Paulissen:
- Wij hebben toen besloten te stoppen. Wij vonden de
gecontroleerde doorvoer echt noodzakelijk voor het bereiken van het
grotere doel in de infiltratie. Wij zijn meteen gaan denken
of er binnen de consignes van de minister nog mogelijkheden waren
om dat doel op een andere manier te bereiken. Toen werden wij
helaas geconfronteerd met het feit dat de zaak was uitgelekt in de
pers. Toen hebben wij besloten om de zaak abrupt te stoppen.
Noot De minister kan niet instemmen met de invoer en
vermoedelijke doorlating van een partij softdrugs door de politie
waarin bovendien ook overheidsgeld genvesteerd wordt. Vervolgens
wordt besloten de politie-infiltrant
af te bouwen. In het openbaar verhoor zegt de minister van
Justitie desgevraagd het volgende over de onthouden
toestemming:
- De voorzitter:
- Ligt het aan de politieke gevoeligheid dat u in mei van het
jaar van de infiltratie-operatie in het zuiden zegt die niet meer
te willen doen. Die methode leek, vergeleken met de IRT-methode,
zeer verantwoord te zijn. Ik doel dus op de infiltratiemethode van
het kernteam in het Zuiden, waarvan u zegt het niet meer te
willen doen, omdat er te weinig garantie is dat men de zaak echt in
beslag kan nemen. - Mevrouw Sorgdrager:
- Als de zaak waar u nu over spreekt, in het zuiden des lands,
loopt, is er geen kader wat de Centrale toetsingscommissie
kennelijk had vastgesteld. - De voorzitter:
- Zij vonden het goed!
- Mevrouw Sorgdrager:
- Zij vonden het goed, maar het openbaar ministerie twijfelde
kennelijk, want men is naar mij toegekomen met de vraag of het door
kon gaan. Wij hebben toen die methode besproken en bekeken wat de
te verwachten effectiviteit was. Ik vond, nu men het mij toch
vroeg, dat men een te vaag doel had. De effectiviteit van de
methode was niet groot genoeg. Ik verwachtte dat men over enige
tijd weer bij mij zou komen met dezelfde vraag over dezelfde zaak.
Dat moesten wij dus gewoon niet doen. Noot
Het openbaar ministerie wordt over de voortgang van
politile-infiltratie-acties in het algemeen goed genformeerd. Dit
betreft in ieder geval de CID-officier. Echter dit brengt nog niet
met zich mee dat de later optredende zaaksofficier ook volledig
genformeerd is. In principe worden alle activiteiten van de
politie-infiltrant vastgelegd en staat de actie volledig open ter
beoordeling aan de rechter. Ten behoeve van het functioneren van de
politile infiltranten worden valse identiteiten afgegeven.
Noot Een briefwisseling van de ministers van Justitie,
Verkeer en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Financin vrijwaart de
ambtenaren die deze valse identiteiten verstrekken van
strafvervolging. Noot Het gaat daarbij om valse
identiteiten om rekeningen te kunnen openen, auto’s, woningen of
loodsen te huren, frontstores op te zetten etc.
De commissie heeft geconstateerd dat politile infiltranten
gebruikt worden ter afscherming van informanten. Een politieel
infiltratieteam gebruikt soms een gesloten CID-traject om de
identiteit van de informant te beschermen. Dan worden twee of meer
infiltranten ertussen geschoven zodat de oorspronkelijk informant
niet meer zichtbaar is. De politie-infiltrant, die van deze
informant het verhaal heeft gehoord, wordt als informant
ingeschreven.
6.3.3 Burgerinfiltratie
Omschrijving en omvang
Over het gebruik van burgerinfiltranten bestaat minder
duidelijkheid dan over de inzet van politie-infiltranten. De
commissie spreekt van burgerinfiltranten indien al dan niet
criminele burgers gevraagd worden bepaalde activiteiten te
ondernemen waaronder het plegen van strafbare feiten. Sommige
CID-en spreken in dit verband van gestuurde informanten, waarbij
het onderscheid met burgerinfiltranten nauwelijks meer aanwezig is.
Het enige verschil is dat zij op een gestuurde informant de
infiltratierichtlijn niet van toepassing achten. In hoofdstuk 3
heeft de commissie enkele in het oog springende voorbeelden gegeven
van het omgaan met burgerinfiltranten.
Het is duidelijk dat geregeld gebruik wordt gemaakt van
criminele burgerinfiltranten. De commissie heeft vele voorbeelden
aangetroffen van criminele burgers die door de politie gevraagd
worden bepaalde activiteiten te verrichten. Wanneer deze
activiteiten geen strafbare feiten omvatten spreekt de commissie
van gestuurde informanten. Veelal gaat het om een verzoek van
politie en justitie om informatie te verzamelen door het bezoeken
van bepaalde plaatsen. In het overzicht aan het begin van dit
hoofdstuk blijkt dat het grootste aantal
toetsingsverzoeken aan de CTC de inzet van criminele
burgerinfiltranten betreft (30). Vier verzoeken betreffen de inzet
van niet-criminele burgerinfiltranten. Uit de CTC-stukken blijkt
dat deze burgerinfiltranten strafbare feiten mogen plegen. Het ging
dan vooral om het vervoeren van drugs of het anderszins
ondersteunen van het invoeren en verkopen van verdovende middelen
zoals het huren van loodsen of het ter beschikking stellen van
vrachtauto’s. Noot Bijvoorbeeld:
In het kader van een onderzoek is overwogen om een
projectinfiltratie van een gesloten traject te starten waarbij
een burgerinfiltrant hand- en spandiensten zou verrichten
bij een transport van softdrugs. De bedoeling was om eerst een
proefzending softdrugs van enkele tonnen door te laten gaan, waarna
een grote partij van meer dan tien ton zou worden gepakt, inclusief
de verdachten. De informant heeft eerst een orintatiereis
gemaakt naar het bronland op verzoek van het kernteam. In
principe zou de informant de criminele verdiensten
afdragen en een vergoeding krijgen van het ministerie van
Justitie waarbij gedacht werd aan tonnen. De CTC ging na
grote aarzeling akkoord. De informant werd door de criminele
organisatie niet meer benaderd om behulpzaam te zijn bij
transporten verdovende middelen. Tot op heden heeft het
infiltratietraject daarom geen doorgang kunnen vinden.
Noot
Ook wordt wel gevraagd om monsters aan te kopen. De commissie
constateert dat in een aantal gevallen de CTC niet gevraagd is om
toestemming voor de inzet van burgerinfiltranten. In nagenoeg alle
regio’s en arrondissementen worden voorbeelden aangetroffen van
burgerinfiltranten in de definitie van de commissie. In de regio
Amsterdam-Amstelland echter wordt sinds 1992 niet meer gewerkt met
burgerinfiltranten. Informanten mogen in Amsterdam slechts
informatie geven. Politie en justitie gaan in principe niet akkoord
met het verrichten van enige activiteit door informanten:
- De heer De Graaf:
- Ik wil even bij dit element blijven; zo meteen komen wij op
andere elementen. Collega’s van u uit andere korpsen zeggen: niks
onbetrouwbaar, wij controleren zo’n informant van achteren
naar voren; elke stap die hij zet, kennen wij, dubbelchecken wij.
Is het volstrekt ongeloofwaardig als zij dat zeggen? - De heer Welten:
- U zei daarstraks dat elke informant ook een beetje
crimineel moet zijn. Elke infiltrant is wat mij betreft zeker een
beetje crimineel. Je kunt misschien wel betrouwbaar en crimineel
zijn, maar dat is een contradictie waarmee ik echt niet uit de
voeten kan. Noot (…) - De heer Welten:
- Ja, weet u… Kijk, het beeld zou bijna gaan ontstaan dat
Amsterdam roomser is dan de paus. Ik denk dat wij geleerd hebben
van de kwetsbaarheid van methoden in zijn algemeenheid, omdat wij
misschien wel in het centrum van de aandacht hebben gezeten. Er is
destijds heel nadrukkelijk door wijlen mevrouw Dales gezegd dat wij
na moesten denken, als overheid, over de integriteit van het
openbaar bestuur, de integriteit van jezelf als apparaat. In
combinatie met datgene wat ik persoonlijk vind, proberen wij daar
een andere wending aan te geven. Dan ben ik helemaal niet roomser
dan de paus; als ik afwijkend ben van de rest van het land, vind ik
dat vervelend; op zichzelf probeer ik – ik denk ook dat dit
behoorlijk gaat – heel constructief met de omgeving samen te
werken, ondanks het feit dat ik misschien een vreemde eend in de
bijt ben. Noot - De voorzitter:
- Eerder zeiden vertegenwoordigers van het OM uit Amsterdam en
ook de politie in Amsterdam dat er helemaal geen
burgerinfiltratie was. Maar nu zegt u dat u dat onder
omstandigheden niet geheel wilt uitsluiten. - De heer Vrakking:
- Ik heb nooit gezegd: helemaal niet. Ik zeg in beginsel, nee,
tenzij. Noot De ANCPI houdt zich in principe niet
bezig met burgerinfiltranten. Wel wordt bezien in hoeverre het
mogelijk is materiedeskundigen (accountants, piloten, etcetera) in
te schakelen als niet-criminele infiltranten. Als nadeel wordt
genoemd dat deze materiedeskundigen geen politie-achtergrond
hebben. Tot op heden zijn er nog geen materie-deskundigen op deze
wijze ingezet.Sturing en controle
De commissie constateert dat zich bij de inzet van criminele
burgerinfiltranten verschillende problemen voordoen. De
controleerbaarheid en stuurbaarheid van de criminele
burgerinfiltrant is problematisch. De motivatie van deze
infiltranten is veelal dubbelzinnig. Onduidelijkheid bestaat veelal
over wat er met het criminele geld gebeurt. Op het plegen van
strafbare feiten door de infiltrant is controle slechts ten dele
mogelijk.
Enkele burgerinfiltranten geven informatie aan meer dan n CID.
Deze infiltranten hebben onder regie van de verschillende CID-en
strafbare feiten gepleegd. De verschillende CID-en waren niet
altijd op de hoogte van
het feit dat de infiltranten ook voor andere CID-en werkten. Deze
infiltranten hebben zeer veel geld verdiend aan het geven van
informatie. Hiertegenover stonden ruime onkostenvergoedingen,
beloningen en het mogen houden van de verkregen criminele winsten.
In hoofdstuk 3 zijn deze gevallen uitgebreid beschreven. De
commissie is van oordeel dat burgerinfiltranten die een zo actieve
positie hebben in een criminele organisatie niet meer volledig
onder regie van politie en justitie kunnen staan. Het rele risico
dreigt dan dat politie en justitie worden gestuurd door de
burgerinfiltrant in plaats van andersom.
6.3.4 Frontstore
De fronstore is slechts recent in Nederland gentroduceerd en
derhalve bestaat nog weinig ervaring met deze opsporingsmethode.
Het eerste, de commissie bekende, voorbeeld is de operatie Contrat
(zie casus hiervoor). Tijdens het verhoor zei Wilzing hierover:
- De voorzitter:
- Was u ook al betrokken bij frontstores toen u
verantwoordelijk was bij de CRI? Waren die er toen al,
zogenaamde bedrijven die de politie gebruikte als dekmantel om
eventueel binnen het criminele milieu te infiltreren dan wel om
bewijs te verzamelen tegen criminele groepen die van zo’n
dergelijk dekmantelbedrijf gebruik maken? - De heer Wilzing:
- Ik weet mij uit mijn periode te herinneren dat wij daar een
zaak hebben gehad. Het was een grote zaak die vanuit een ander
werelddeel op ons afkwam, waarbij wij met onze accountants daar een
aantal zaken voor geregeld hebben. Dan ging het met name over het
sluizen van geld. - De voorzitter:
- Daarbij speelde de financile dienstverlening een
rol? - De heer Wilzing:
- Het was een financile dienstverlening, exact.
Noot Een ander voorbeeld van een frontstore dat de
commissie bekend is, is wederom een internationaal
samenwerkingsverband: De Amerikanen hebben een wereldwijde
frontstore-operatie opgezet geheten Green Ice II, waarvan een
deeloperatie vanaf september 1992 operationeel is. De doelstelling
van deze operatie is om via het financile traject in de
Colombiaanse kartels te infiltreren. Zodoende komt zicht op de
internationale stroom van drugsgelden. Ook in Nederland is een
cover opgezet die gericht is op het scheppen van paperwork. Tot op
heden is door de criminele organisatie niet gehapt op het
Nederlandse aas. Op andere plaatsen is wel met succes geopereerd.
Het is niet ondenkbaar dat de zaak rond komt zonder dat gebruik
gemaakt wordt van de Nederlandse cover. Op het moment wordt bekeken
of er andere toepassingsmogelijkheden zijn.
Indien een frontstore wordt toegepast, gebeurt dat veelal in
combinatie met politile infiltratie; in incidentele gevallen ook
met burger-infiltranten. Het gaat in Nederland om minder dan tien
frontstores. Deze frontstores bevinden zich vooral in de
dienstverlenende en facilitaire sector. Te denken valt aan
transportbedrijven en financile dienstverlening. Het doel is veelal
criminele organisaties gebruik te laten maken van deze
ondersteuning waardoor politie en justitie een beter beeld kunnen
krijgen van hun activiteiten. Tijdens de openbare verhoren is hier
ondermeer het volgende over gezegd:
- De voorzitter:
- (…) Hoeveel frontstores kennen wij ongeveer in
Nederland? Honderden? - De heer Karstens:
- Nee.
- De voorzitter:
- Tientallen?
- De heer Karstens:
- Ook niet.
- De voorzitter:
- Minder dan tien?
- De heer Karstens:
- U wordt warm. Noot Van de frontstores moeten
onderscheiden worden de dekmantelbedrijven die bij de PIT’s op de
plank liggen, met het doel om een andere identiteit van een
informant of infiltrant aannemelijk te maken. Het opzetten van
frontstores wordt bemoeilijkt doordat in Nederland alle gegevens
nauwkeurig zijn geadministreerd. Volgens betrokkenen zal het in de
toekomst vooral noodzakelijk zijn afspraken te maken met de
belastingdienst hoe om te gaan met frontstores. Op dit moment zijn
die afspraken nog niet gemaakt. Frontstorehouders melden dan ook
dat zij veel moeite moeten doen om de belastingdienst op afstand te
houden. - De voorzitter:
- Daar komt het op uit. Moet ik dan vooral denken aan
transportbedrijven of faciliterende bedrijven? Hoe houdt u de
belasting en de waterleiding van uw nek? - De heer Karstens:
- Vanuit onze positie gezien, is de belastingdienst in zijn
algemeenheid een geduchte tegenstander. Tot op heden hebben wij de
argwaan van de belastingen nog niet gewekt.
Noot
Een andere toepassingsmogelijkheid van een frontstore is het
afschermen van CID-rechercheurs. Dit wordt noodzakelijk geacht door
de vele contra-activiteiten van criminele organisaties. De CID
richt dan een bedrijf op om bijvoorbeeld telefoons en kentekens te
kunnen registreren op naam van dit bedrijf.
6.3.5 Gecontroleerde aflevering
De gecontroleerde aflevering is een zeer frequent gebruikte
methode. Het gaat om honderden gecontroleerde afleveringen per
jaar, varirend van een verdacht postpakketje tot een container.
Veelal betreft dit verdovende middelen.
- De heer De Wit:
- (…) Wij spreken bijna dagelijks, zeker in de
grootstedelijke praktijk, over gecontroleerde afleveringen en
doorleveringen.(…) Noot
Bij gecontroleerde afleveringen wordt steeds getracht de verboden
goederen daadwerkelijk in beslag te nemen. Het transport geschiedt
dan ook meestal onder observatie van een OT. Dit voornemen tot
inbeslagneming kan om diverse redenen mislukken. In enkele gevallen
heeft de commissie geconstateerd dat door fouten tijdens de
observatie partijen drugs uit het oog werden verloren. Een
voorbeeld:
Begin 1994 komt een buitenlandse informant, die door een
zusterdienst van de CRI overgedragen is aan een RCID,
naar Nederland voor de invoer van een partij van tientallen kilo’s
cocane. Zijn rol bestaat uit het door de douane loodsen van deze
partij drugs. De RCID besluit om de partij gecontroleerd af
te leveren. Echter, het OT raakt betrokken bij een
aanrijding en de partij verdwijnt ongezien in het milieu. Hierna
gaat de informant terug naar Zuid-Amerika, alwaar hij door
Zuid-Amerikanen wordt benaderd met de vraag of hij dit vaker wil
doen. De informant gaat, na consultatie van de betrokken
RCID in Nederland, hierop in. Vervolgens wordt de informant
geconfronteerd met een grote partij van duizenden kilo’s
marihuana die al in de haven ligt en wordt hem gevraagd of hij die
“even binnen wil loodsen”. Besloten wordt om deze partij door te
laten en wel om drie redenen: de informant is beloofd dat
hij het volgende omvangrijke cocanetransport mag doen, tevens is de
criminele organisatie in een ander traject bezig om cocane in te
voeren en dit mag niet verstoord worden. Bovendien vreesde de
politie represailles als de partij wordt gepakt. De partij wordt
wel gevolgd en het OT stelt vast waar de partij wordt
opgeslagen.
In december 1994 wordt de grote partij cocane, die meer dan
duizend kilo blijkt te bevatten, aangeboden aan de informant
met de vraag of hij deze door de Amsterdamse douane kan loodsen.
Besloten wordt om tot een gecontroleerde aflevering over te
gaan. Wederom raakt het OT de vrachtwagen met de bewuste
container kwijt. Echter, later wordt toch nog op verschillende
adressen de partij teruggevonden en in beslag genomen. Meer dan 20
verdachten worden aangehouden, waaronder de top van de organisatie
in Nederland. Tijdens zijn verhoor noemt Brand dit traject de
klassieke methode:
- De heer Brand:
- Dat zal ik u uitleggen. Het is onze eerste opdracht dat wij
de criminele organisatie proberen op te rollen. Wij moeten ervoor
zorgen dat wij het aantal kilo’s in de hand hebben. Dat moet
gebeuren wanneer dit het meest gunstig is. Wij hebben 1100 kilo
cocane binnengehaald met de traditionele methode. - De voorzitter:
- Op welke vangst doelt u?
- De heer Brand:
- Dat is een vangst van verleden jaar kerstmis.
- De voorzitter:
- Het is geen HOLCO-vangst?
- De heer Brand:
- Dat is een HOLCO-vangst.
- De voorzitter:
- Daar is toch een heel interessant en moeizaam traject aan
vooraf gegaan? - De heer Brand:
- Eerst de zaak van de 1100 kilo. Dat ging volgens de
traditionele methode. Traditioneel wil zeggen dat wij natuurlijk
via taps weten wat er gebeurt. De traditionele methode gaat ervan
uit dat de tegenpartij fouten maakt. In dat traject pakken wij op
een gegeven moment dat aantal kilo’s. Maar hoe dan ook: als je
afluistert weet je veel meer dan op het moment waarop je ingrijpt.
Wij moeten echter ingrijpen op het moment waarop de grotere
hoeveelheden komen. Als die komen is daar vanuit de criminele
organisaties meer kwaliteit tegenaan gezet en die moeten wij
oppakken. Wij proberen niet alleen maar zoveel mogelijk kilo’s te
pakken. - De heer De Graaf:
- U sprak ook over een ander traject, een klassiek
recherchetraject, waarbij 1.100 kg cocane in beslag is genomen. Dat
speelde aan het eind van het vorige jaar. Maar gingen daar ook geen
lijntesters aan vooraf? - De heer Brand:
- Aan dat specifieke geval ging, voorzover ik weet, niet
nadrukkelijk een lijntester vooraf. - De voorzitter:
- Maar het is misschien niet goed om hier te veel in detail in
te gaan op wat daar eventueel aan vooraf is gegaan. Het is althans
onze indruk dat er iets meer aan voorafgaat dan louter klassiek
rechercheren. - De heer Brand:
- Nou ik vind dat je het als een voorbeeld van klassiek
rechercheren mag noemen. Dat er informatie in dat traject heeft
meegespeeld, is altijd zo. Maar klassiek rechercheren is toch het
bij elkaar brengen van informatie. Maar er is geen systematiek
geweest van een lijnuittester op de manier waarop dat in de andere
zaak is gebeurd. - De voorzitter:
- Misschien weet u dat niet. Noot Voor de
geslaagde partijen krijgt de informant geld van de criminele
organisatie. Na overhandiging van de justitile beloning van 275.000
gulden draagt hij zijn verdiensten af. Het ingeleverde
bedrag bedraagt meer dan een miljoen gulden. Dit geld wordt gestort
op een rekening van de CRI. Het doel van deze
gecontroleerde afleveringen is te bezien wie in de criminele
organisatie betrokken is bij de
strafbare feiten. Gecontroleerde afleveringen vinden zowel plaats
door de reguliere politie als door de Koninklijke marechaussee en
bijzondere opsporingsdiensten.
- De heer Van Blijswijk:
- Gecontroleerde afleveringen kwamen met enige regelmaat voor
en de vraag was: realiseert de leiding, in dit geval die van de
douane, zich dat dit soort dingen gebeuren? Verder werd de vraag
gesteld of aan het meewerken met de douane aan deze afleveringen
geen grotere risico’s verbonden waren voor het personeel dan aan
het normale, reguliere werk. Die signalen waren aanleiding voor een
contact. Dat contact heeft ertoe geleid dat de directeur van de
douane en ik hebben gezegd: wij moeten dat gewoon eens bespreken en
de zaken helder op een rij krijgen. Vervolgens hebben wij een
afspraak gemaakt. Bij het gesprek op het ministerie van Financin
zijn mensen van de douane Amsterdam, onder wie de directeur Douane,
en van de FIOD aanwezig geweest. Ik was daarbij ook
aanwezig. - De heer Rabbae:
- Wat is daaruit geresulteerd?
- De heer Van Blijswijk:
- Uit dat gesprek is naar voren gekomen dat de aanwezigen geen
enkele aanwijzing hadden dat er iets anders gebeurde dan
gecontroleerde aflevering. Wij hebben verder geconstateerd in
dat gesprek dat de methode, die wij al jaren kenden, correct was en
dat wij medewerking zouden blijven verlenen als onder
verantwoordelijkheid en op verzoek van het OM onze bijstand werd
gevraagd. Noot Meestal komt de politie plannen om
partijen verdovende middelen in te voeren op het spoor door
informatie
van informanten of infiltranten. Zo weet men bijvoorbeeld het
aantal containers, de naam van het schip en de haven van aankomst.
Niet altijd blijkt deze informatie betrouwbaar:
- De heer Van der Voort:
- De vraag van de heer Vos was of ik wel eens heb meegemaakt
dat een aangekondigde proefzending van een bepaalde hoeveelheid
later veel groter bleek te zijn. Dat heb ik nog nooit meegemaakt.
Ik heb wel meegemaakt – die zaak is bij het verhoor van de heer
Brand aan de orde geweest haven een schip lag met een partij van
maar 40 of 50 kilo groot. Hij zei tegen ons dat de politie daar
vooral – dat iemand zich presenteerde als informant en een
partij bij de politie meldde. Hij vertelde dat iets buiten de niet
aan moest komen, omdat daarna een partij zou komen die vele malen
groter zou zijn. Dat verzekerde hij ons ook. Ik geloof dat zelfs
werd gesproken over 1000 kilo cocane. Dat heb ik wel meegemaakt,
maar dat is dus geen vooraf met mij en de politie doorgesproken
traject, in de zin van: laat de lijntester maar komen. Dat is een
geheel andere zaak geweest. - De heer Vos:
- U besluit dan te vegen, als zo’n risico zich
voordoet. - De heer Van der Voort:
- In dat geval hebben wij de partij gecontroleerd afgeleverd,
omdat er twee dingen aan de orde waren. Het ene was dat de
informant F volstrekt oncontroleerbaar en onbestuurbaar was. Dat
was al in een eerdere zaak gebleken. Het andere aspect was dat wij
zeer ernstige twijfels hadden over de betrouwbaarheid van deze
informant. Ik had de indruk, samen met de politie, al in een
heel vroeg stadium, dat het helemaal geen kleine partij was, maar
dat op deze manier, met toestemming van de politie, met bescherming
van de politie zelfs, om een ripdeal te voorkomen, een grotere
partij werd ingevoerd. Het laatste bleek, want er zat geen 40 kilo
in, maar 200 kilo.(….) - De heer Van der Voort:
- De partij is geschept, er is een gecontroleerde
aflevering van gemaakt. De informant, tevens zijnde
verdachte, is aangehouden, voorgeleid aan de
rechter-commissaris en uiteindelijk voor de rechtbank gebracht.
Ik heb een gevangenisstraf van acht jaar geist. De rechtbank heeft
er zeven van gemaakt. Het Hof, om hem moverende redenen, heeft er
drie jaar gevangenisstraf van gemaakt. Noot Naast
het gecontroleerd afleveren van drugs heeft de commissie ook
aangetroffen dat dit incidenteel gebeurde
met bedreigde diersoorten, gestolen auto’s en wapens:
Een aantal handelaren smokkelt bedreigde diersoorten uit
Australi naar Nederland. Deze diersoorten worden gemengd met legaal
te verhandelen dieren en de facturen worden vervalst. Vanaf
Schiphol worden de dieren tijdelijk ergens in Nederland
ondergebracht. Hierna worden ze verzonden naar handelaren in de
Verenigde Staten met de vermelding dat de dieren in
gevangenschap zijn gefokt in Nederland. Teneinde de smokkel en de
valsheid in geschrifte te bewijzen worden de dieren gefotografeerd
en gewaarmerkt bij invoer en uitvoer op Schiphol. Zo kan na
transport in de VS worden vastgesteld dat dit dezelfde dieren zijn
als in Nederland. De US Fish and Wildlife Service is op de
hoogte.
Naar aanleiding van een Amerikaans rechtshulpverzoek heeft
een gecontroleerde aflevering van wapens plaatsgevonden. Er was van
Amerikaanse zijde niet vermeld dat de af te leveren partij wapens
betrof en de verdachte militair was. Direct na aflevering is
huiszoeking gedaan waarbij een partij pistolen en munitie is
gevonden.
Politie en justitie laten een partij verboden goederen (veelal
verdovende middelen) niet alleen afleveren aan de criminele
organisatie, maar ook doorleveren aan de verdere tussenpersonen en
de afnemers. Op die manier hopen politie en justitie inzicht te
krijgen in het gehele traject van de verdovende middelen. De
doelstelling is de verboden goederen in de tweede, derde of vierde
hand in beslag te nemen. Het probleem daarbij is dat een partij
drugs veelal wordt opgesplitst in kleinere hoeveelheden waardoor
het voor politie en justitie nagenoeg onmogelijk wordt om alle
deelpartijen te blijven observeren.
6.3.6 Doorlaten
Het doorlaten van verboden goederen betreft met name verdovende
middelen. Noot In de afgelopen jaren zijn naast de
tonnen softdrugs ook honderden kilo harddrugs op de markt terecht
gekomen, terwijl politie en/of justitie zicht hadden op deze
partijen drugs. De precieze hoeveelheden drugs die met medeweten
van politie en justitie op de markt terecht zijn gekomen, zijn niet
te bepalen. Over het aantal in een concreet onderzoek wordt in een
verhoor gezegd:
- De voorzitter:
- Van hoeveel kilo harddrugs weet u dat ze op de markt
gebracht zijn? - De heer Karstens:
- Ik wil niet over exacte aantallen spreken, omdat de operatie
nog steeds loopt. Het is meer dan 100 maar minder dan 500. - De voorzitter:
- U heeft het dan over het
politie-infiltratietraject? - De heer Karstens:
- Ja.
- De voorzitter:
- In de afgelopen jaren?
- De heer Karstens:
- Er is sprake van een redelijk unieke situatie. Er was nog n
zaak met softdrugs. - De voorzitter:
- Die harddrugs van meer dan 100 maar minder dan 500 kilo,
hebben die betrekking op n zaak? - De heer Karstens:
- Ja, n zaak.
- De voorzitter:
- Was er ook nog niet een met 50?
- De heer Karstens:
- Dat is dezelfde zaak.
- De voorzitter:
- Het kwam dus meerdere keren voor in die zaak?
- De heer Karstens:
- Ja.
- De voorzitter:
- Dat is de enige die u kent?
- De heer Karstens:
- Waarbij wij harddrugs hebben doorgelaten? Ja!
Noot De redenen voor de doorlating van drugs
verschillen. Het kan zijn dat de criminele organisatie een
drugsmokkelroute (druglijn) wil testen alvorens een grote partij af
te zenden. De kleine testzending wordt dan doorgelaten. Ook kan een
aantal grotere partijen worden doorgelaten om zicht te krijgen op
de criminele organisatie. De commissie heeft in een aantal gevallen
vastgesteld dat partijen soft- en harddrugs bewust op de markt
terecht zijn gekomen. In hoofdstuk 3 zijn enkelen gevallen
uitgebreid beschreven en in de navolgende paragrafen komen nog de
doorlatingen in het Copa- en Exportonderzoek aan de orde. De
commissie heeft echter nog meer gevallen aangetroffen: Een
kernteam heeft een (open) infiltratietraject overgenomen van een
Europees land in een drugslijn van Zuid-Amerika naar Nederland. Het
betreft een buitenlandse burger-infiltrant en een
politie-infiltrant. Ten tijde van het overnemen moet een partij
van 9000 kilo marihuana worden doorgelaten uit Zuid-Amerika via het
Europese land in Nederland. - De heer De Graaf:
- Als het gaat over een partij van zeg 10.000 kilo marihuana,
wordt dat ongetwijfeld weer
verdeeld in deelpartijen. Je moet dat met observatieteams
zodanig bijhouden, dat je het dan ineens in een heel andere
regio laat wegtippen. - De heer Blok:
- De partij waarover u spreekt, is wel gevolgd met een
OT, maar het is niet gelukt om die partij vervolgens in beslag
te nemen. - De heer De Graaf:
- Maar daar was de doelstelling van de politie ook niet op
gericht? - De heer Blok:
- Jawel, want er was observatie, ook nadat er
doorgeleverd was. Noot Dit is een lijntester
waarna door het kartel een grote partij cocane zal worden
verzonden. De partij komt via dezelfde route als de partij
marihuana naar Nederland. Deze partij cocane wordt gecontroleerd
afgeleverd en blijkt na huiszoeking 250 kilo te bevatten. Bij deze
gelegenheid wordt nog een partij van 150 kilo aangetroffen. Er
worden in totaal acht huiszoekingen gedaan en 19 verdachten
aangehouden.
Voor dit traject heeft de vorige minister van Justitie, Kosto,
expliciet toestemming gegeven.
- De voorzitter:
- Het laatste punt dat ik kort aan de orde wil stellen: in het
eerste verhoor van de heer Wooldrik hebben we het over een zaak
gehad van de doorlevering van softdrugs, die bij u aan de gang was.
Omdat uit de toetsingscommissie bleek dat toestemming was gegeven
door de waarnemend procureur-generaal, is gebleken dat de minister
daarvan wist. Inmiddels is opgehelderd dat de minister ervan
geweten heeft. Dat was de heer Kosto, en daarna mevrouw Sorgdrager.
Hoe is het gegaan tussen u en de minister? - De heer Blok:
- Ik was daarbij niet persoonlijk betrokken. Het speelde in
augustus, en toen was ik op vakantie. In dat hele traject hebben
allemaal waarnemers gespeeld, zoals u misschien heeft ontdekt. Mijn
plaatsvervanger heeft de plaatsvervangend PG op de hoogte gesteld,
die vervolgens de minister op de hoogte heeft gesteld. Het is dus
via een plaatsvervangend PG gegaan. - De voorzitter:
- Schriftelijk?
- De heer Blok:
- Nee, dat is een mondeling overleg geweest, tussen mijn
plaatsvervanger en de plaatsvervangend PG. - De voorzitter:
- De plaatsvervangend PG moet dus naar het ministerie zijn
gegaan, en daar is het blijkbaar neergeslagen in een
notitie? - De heer Blok:
- Het laatste weet ik niet helemaal zeker. Ik weet wel dat de
plaatsvervangend PG een ambtenaar op het departement heeft
benaderd, die vervolgens de minister heeft benaderd.
Noot
Het tweede voorbeeld betreft een Arubaans onderzoek dat overgenomen
wordt door de Amsterdamse politie: De politie in Aruba verzoekt
de Amsterdamse recherche om te assisteren bij een
infiltratietraject. Verteld wordt dat er reeds een boot met
ongeveer 2500 kilo marihuana onderweg is naar Amsterdam, wat geldt
als een proeftransport. Hierna zal een partij van 2 3 ton cocane
komen. De landelijke officier van justitie verleent toestemming. De
recherche heeft haar bedenkingen:
- De heer Welten:
- (..) Wij zijn geforceerd geworden om mee te werken aan zo’n
traject. Met zo’n traject bedoel ik dat wij de oorsprong van de
informatie niet konden toetsen. Was de informatie op basis waarvan
activiteiten door de politie moesten worden ontplooid, rechtmatig
verkregen informatie? Als dat niet rechtmatig is, werken wij daar
liever niet aan mee. In die tijd hebben wij daar een dispuut over
gehad en het moest toch. Nu, wij hebben het gedaan. De levering is
doorgegaan en er is f.930.000 van de betrokken persoon die het
invoerde, afgenomen en dat is naar de autoriteiten in het land van
herkomst teruggegaan. Noot Er komen twee
burgerinfiltranten onder politiebegeleiding uit Aruba naar
Nederland om in Amsterdam contact te leggen met de ontvangers van
de partij verdovende middelen. De infiltranten maken de partij vrij
en brengen die onder beheer van de politie. Later wordt de partij
overgedragen aan een groep Nederlandse criminelen waar een andere
regio mee bezig is. De politie aldaar wordt op de hoogte gebracht
van de opslagruimte waar de partij ligt. Een deel wordt in beslag
genomen, een ander deel verdwijnt in het milieu. - De heer De Graaf:
- Waar ging het in dat geval om? Softdrugs?
- De heer Welten:
- Het was softdrugs, 2500 kilo.
- De heer De Graaf:
- Die is op de markt verdwenen?
- De heer Welten:
- Die is voor een deel aangehouden, heeft men mij gezegd, en
is op de markt verdwenen, ja. Noot De opbrengst van de
verkoop van deze partij wordt in beslag genomen en op uitdrukkelijk
verzoek overgemaakt op een bankrekening van de autoriteiten te
Aruba. Vervolgens wordt geen medewerking meer verleend aan
het
Arubaanse traject daar onder meer de beheersbaarheid van de
infiltranten moeilijk is gebleken. Het doorlaten van partijen
drugs heeft vaak tot doel zicht te krijgen op de top van een
criminele organisatie en deze strafrechtelijk te vervolgen. De
commissie constateert dat in gevallen waarin gebruik is gemaakt van
doorlating wel veel aanhoudingen zijn verricht en veroordelingen
zijn gevolgd (met name in het Copa-onderzoek), maar er geen sprake
is geweest van het succesvol vervolgen van de top van de criminele
organisatie.
6.3.7 Corruptiegevoeligheid
Een onderwerp dat regelmatig in verband wordt gebracht met
infiltratie is het gevaar van het afglijden van een
politie-infiltrant in het criminele milieu. Immers deze
opsporingsmethode brengt nauw contact met de criminele organisatie
met zich mee met alle verleidingen van dien. Nordholt licht tijdens
zijn openbaar verhoor het besluit tot opheffing van de
pseudo-koopteams in Amsterdam toe en hij benadrukt hierbij ook de
risico’s van de methode:
- De voorzitter:
- Kunt u kort de redenen aangeven, waarom de teams zijn
opgeheven? - De heer Nordholt:
- (…) Ik was altijd tegen pseudo-koop. Ik heb wat dat
betreft altijd dezelfde lijn gevolgd die de heer Blaauw uit
Rotterdam ook volgde. Ik denk dat je het middel eigenlijk niet zou
moeten toepassen. Ik vind het gevaarlijk. Het gevaar is groot dat
collega’s die in zo’n traject terechtkomen, afglijden. Je krijgt in
zekere mate een gespleten geest als je het maar lang genoeg doet.
Eigenlijk vind ik de voordelen ervan niet opwegen tegen de nadelen,
waarbij je moet denken aan de psychische en vaak ook fysieke
bescherming van collega’s.
Noot
In deze paragraaf zullen aan de hand van een aantal casus
verschillende corruptie-risico’s bij infiltratie worden
beschreven.
Het risico van normafwijkend gedrag en het lekken van
informatie
De methode van infiltratie vereist dat een politieambtenaar
(soms zeer lange tijd) intensieve contacten onderhoudt met het
criminele milieu. Het voortzetten van deze contacten nadat hij zijn
functie als infiltrant heeft beindigd kan leiden tot verschillende
risico’s, zo blijkt uit de volgende casus. Casus Een
informant verklaart aan een criminele inlichtingendienst dat een
begeleider van een unit pseudo-kopers vertrouwelijke
politie-informatie verkoopt. Naar aanleiding van onder andere deze
verklaring wordt een onderzoek naar de betrokken politieman
gestart. Tijdens het onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden
voor de beschuldiging van de informant, maar blijkt wel dat
de betrokken politieman veelvuldig priv-contacten onderhoudt met
personen uit het criminele milieu. Er komt onder meer naar voren
dat hij regelmatig een caf bezoekt waar hij ook komt voor zijn
politiewerk. In het caf wordt in goud gehandeld. De betrokken
politieman koopt hier onder meer goud voor zichzelf en hij wordt er
bovendien van verdacht de handelaar zijn diensten aan te bieden als
bewaker. De politieman heeft verschillende kennissen in de
bouwwereld en krijgt zo korting bij de aanschaf van bouwmaterialen
voor zichzelf en voor anderen. Een aantal van deze kennissen, zo
blijkt uit het onderzoek, heeft criminele contacten of heeft zelf
een crimineel verleden. De betrokken politieman heeft bovendien op
zijn huisadres telefonisch contact met personen uit het criminele
milieu. Hij bemiddelt op die manier onder andere bij de aanschaf
van een auto voor een vriend en op verzoek van een kennis heeft de
politieman in het verleden wel eens het HKS systeem geraadpleegd om
na te gaan of hij, wanneer hij op wintersport zou gaan, op
Schiphol zou worden aangehouden voor openstaande boetes. Voordat
betrokkene werkzaam was als begeleider van een unit pseudo-kopers,
is hij in de jaren zeventig vanwege disciplinaire redenen
overgeplaatst naar een ander politiebureau. De directe aanleiding
hiervoor was dat hij samen met zijn echtgenote een gala-avond had
bezocht, op uitnodiging van een bevriende medewerker van een
particulier beveiligingsbedrijf die ook hun toegangsbewijzen
betaalde. Hierdoor, en door een aantal andere omstandigheden, wekte
hij de indruk dat hij voor het bedrijf bewakingswerkzaamheden zou
verrichten. Betrokkene is vanaf eind jaren tachtig werkzaam geweest
als begeleider van een pseudo-koopteam en werkt op dit moment niet
meer bij de politie.
Bovenstaand voorbeeld illustreert hoe de methode van politile
infiltratie ook risico’s kan opleveren ten aanzien van het lekken
van vertrouwelijke politie-informatie. Noot In de
praktijk zal dit risico vaak nauw samenhangen met andere vormen van
corruptie, zo blijkt onder meer uit de volgende casus.
Casus Naar aanleiding van belastende verklaringen door
zijn ex-vrouw en een voormalige vriendin, stelt de Rijksrecherche
een onderzoek in naar een lid van een politieel infiltratieteam. De
betrokken politieman, die door zijn collega’s wordt omschreven als
professioneel, gedreven en soms zelfs fanatiek, is naast part-time
pseudo-koper/infiltrant ook werkzaam als CID-rechercheur. Uit het
rijksrecherche-onderzoek blijkt onder meer dat hij aan familie,
vrienden en kennissen regelmatig zeer gedetailleerde verhalen
vertelt over afgeronde of op stapel staande pseudo-koop- en
infiltratie-acties en andere aspecten van zijn werk. Thuis in zijn
werkkamer hangen foto’s die zijn genomen tijdens inzetten van zijn
team en bezoekers bij hem thuis laat hij politievideo’s zien van
zijn werk. Zijn echtgenote heeft hij verschillende malen meegenomen
naar enkele zogenaamde safehouses. De betrokken politieman blijkt
bovendien een illegaal vuurwapen (een riot gun) te bezitten dat hij
bij een collega in bewaring heeft gegeven. Hij heeft dit wapen
aangeschaft omdat hij zich naar aanleiding van een voorval in een
caf met een crimineel die hem kende als politie-ambtenaar en als
gevolg van uitlatingen van zijn ex-vriendin, bedreigd voelde.
Tijdens de opleiding voor pseudo-koop/infiltratie wordt uitgebreid
aandacht besteed aan het simuleren van druggebruik. Betrokkene
heeft met toestemming van zijn chefs, en uit het budget van het
politie infiltratieteam, een coke-setje voor het gebruik van cocane
aangeschaft dat hij bij zich mocht dragen. Uit het onderzoek van de
Rijksrecherche blijkt dat hij, ondanks dat hem dit nadrukkelijk is
verboden, een aantal jaren priv cocane heeft gebruikt. Daarnaast
maakt de politieman zich zowel binnen als buiten diensttijd
schuldig aan overmatig drankgebruik, onder andere onmiddellijk
voorafgaand aan een actie (door hemzelf bestempeld als
voordrinken). Tegen de pseudo-koper/infiltrant bestond aanvankelijk
ook de verdenking dat hij samen met enkele collega’s tegen betaling
politie-informatie zou doorgeven aan een particulier
beveiligingsbedrijf, maar tijdens het rijksrecherche-onderzoek is
dit niet aangetoond. Betrokkene blijkt enige jaren niet in bezit te
zijn geweest van een verplicht A-nummer omdat hij niet de vereiste
opleiding voor pseudo-koper heeft gevolgd. Toen hij zich aanmeldde
voor deze opleiding bleek er op dat moment geen plek meer te zijn
en daarom heeft hij in plaats daarvan de opleiding voor
pseudo-koop-begeleider gevolgd. De pseudo-koper/infiltrant, die in
strijd met de Richtlijnen infiltratie langer dan 4 jaar als
zodanig werkzaam geweest, is inmiddels geschorst.
Dit politile infiltratieteam is inmiddels ontbonden. De
Rijksrecherche heeft in haar onderzoek in deze zaak niet alleen
gekeken naar de individuele politieambtenaar, maar heeft ook
nadrukkelijk onderzocht in hoeverre er mogelijk sprake was van een
structureel probleem. Uit het onderzoek blijkt dat het team op een
aantal punten slecht georganiseerd was en op verschillende manieren
ruimte kon bieden aan vormen van politile corruptie. Uit het
onderzoek blijkt dat het grootste deel van de pseudo-kopers langer
dan de voorgeschreven vier jaar actief is geweest. Een enkeling
werkte zelfs al tien jaar als pseudo-koper. De meeste leden van het
politile infiltratieteam en hun begeleiders vervulden een part-time
functie. De chef van het team was tevens leider van het arrestatie-
en observatieteam alsmede van de criminele inlichtingendienst. Ook
enkele andere teamleden waren daarnaast werkzaam bij de CID. Dit
leidde er onder andere toe dat leidinggevende taken vaak naar een
(te) laag niveau werden gedelegeerd. Dit heeft volgens de
Rijksrecherche waarschijnlijk een nadelige invloed gehad op het
werk en de veiligheid. Uit het onderzoek is ook gebleken dat
signalen met betrekking tot een afglijdend normbesef, zoals de
Rijksrecherche het noemt, binnen het team niet altijd als zodanig
zijn onderkend en wanneer dit wel het geval was, niet op het juiste
niveau zijn besproken. Toen bijvoorbeeld in het verleden een lid
van het team aangaf met de leiding te willen spreken over de
heersende groepscultuur binnen het team, wilde de betrokken chef
dit niet en wees deze dit teamlid door naar de psychiater die het
team begeleidde. Toen het teamlid merkte dat er met de aangegeven
zaken niets binnen het team gebeurde, heeft het betrokken lid het
team verlaten.
Bij (ex-)pseudo-kopers/infiltranten is regelmatig sprake van
psycho- sociale problemen. Daarmee wenden zij zich in een aantal
gevallen tot de Bedrijfsmaatschappelijke dienst. Zo is gewezen op
een pseudo-koper, die al na een half jaar zeer angstig was
geworden. De echtgenote van de pseudo-koper zei dat de man stil in
een hoekje zat en zich niet meer op straat durfde te vertonen. Hij
kon zijn verhaal bij niemand kwijt. Het rijksrecherche-onderzoek in
deze zaak laat zien dat de psychosociale begeleiding van de
pseudokopers niet werkte. Gesprekken met de psycholoog of de
psychiater waren facultatief en niet periodiek verplicht. Volgens
een betrokken arts bestond de indruk dat een aantal politiemensen
niet graag naar een van de begeleiders stapte, uit angst dat zij
uit het team gezet zouden worden. Er zijn, los van het onderzoek
bij dit betreffende team, nog andere gevallen naar voren gekomen
waar het kennelijk fout is gegaan bij de begeleiding van
pseudo-kopers. Zo is melding gemaakt van een pseudo-koper, die
tijdens een actie met een mes bedreigd was. Hij heeft dat wel aan
zijn begeleiders verteld, maar niet gezegd dat hij zowel op het
moment van de bedreiging als nog lang daarna angstig was. De
pseudo-koper was bang dat, als hij vertelde angst te hebben, hij
niet meer geschikt voor infiltratie zou worden bevonden.
Het risico van financieel voordeel
Door uitvoerige begeleiding, en door bijvoorbeeld de bepaling dat
een politie-ambtenaar niet langer dan drie jaar full-time lid mag
zijn van een infiltratieteam, wordt geprobeerd om het risico van
normatief afglijden binnen de perken te houden. Zo komt naar voren
dat de angst voor corrumptief gedrag bij politile infiltratie
gering geacht mag worden door de stringente begeleiding. De twee
eerder beschreven casus illustreren echter hoe bijvoorbeeld de
manier van leven binnen het criminele milieu (het op grote schaal
kopen van gouden sieraden; het gebruik van cocane) een verlokkende
factor kan zijn voor een politie-ambtenaar. Het risico om af te
glijden is ook aanwezig wanneer de infiltrant een verleden heeft.
In dit onderzoek is bijvoorbeeld naar voren gekomen dat een
opsporingsambtenaar, voorafgaand aan de inzet als infiltrant, een
bedrijfje had opgezet (goudhandel). Het gevaar van
belangenverstrengeling is in zo’n geval groot. De volgende casus
laat nog een ander mogelijk risico van infiltratie zien: het delen
in criminele winsten. Casus Er loopt ergens in Nederland
al enige tijd een onderzoek naar een criminele organisatie die zich
bezig houdt met verschillende vormen van zware criminaliteit.
Een Criminele inlichtingendienst runt een
informant/infiltrant die hen regelmatig informatie over deze
organisatie verschaft. Wanneer vanuit de groep criminelen een
gestolen auto te koop wordt aangeboden, laten de betrokken runners
hun informant/infiltrant bij de verkoop bemiddelen. De
CID-rechercheurs verklaren later hieraan te hebben meegewerkt,
teneinde hun informant het vertrouwen van de criminelen te
laten winnen en hem zo te laten infiltreren in de organisatie. De
koper van de auto is een persoonlijke kennis van een van de
runners, die (uiteraard) in het ongewisse wordt gelaten over de
herkomst van de auto en de precieze omstandigheden rond de verkoop.
Uit onder andere een telefoontap blijkt dat de runners met
hun informant/infiltrant hebben afgesproken dat zij zelf enkele
duizenden guldens aan de verkoop willen verdienen. Er bestaat
bovendien de indruk dat ze betrokken zijn bij nog meer handeltjes
met de informant/infiltrant, waarbij ze eveneens in de winst zouden
delen. Het onderzoek dat naar de runners is ingesteld, toont niet
aan dat ze daadwerkelijk geld hebben ontvangen bij de verkoop van
de auto of in andere zaken en wordt uiteindelijk gestaakt wegens
gebrek aan bewijs. Intern beschrijft de bij het onderzoek betrokken
officier van justitie deze zaak als een goed voorbeeld van het
gevaar dat volgens hem vooral bij CID-werk dreigt, dat op zich
goede politiefunctionarissen langzaam van het rechte pad afraken en
terechtkomen in situaties waarin zij niet behoren te
verkeren.
Volgens een voormalig teamleider van een politieel
infiltratieteam is het risico voor de betrokken politie-ambtenaar
de laatste jaren toegenomen als gevolg van de ingezette
verschuiving van korte-termijn-infiltratie (pseudo-koop) naar
projectinfiltratie. Met name bij inzetten over een langere termijn
komt volgens hem de politie-infiltrant te zwemmen met alle gevolgen
van dien, doordat deze niet meer stap voor stap te begeleiden is.
Noot Ook tijdens de openbare verhoren worden de risico’s
van deze methode benadrukt.
- De heer Rabbae:
- Nu zijn er mensen binnen politieland die de
politie-infiltratie beschouwen als een geschikt middel om
criminele organisaties bloot te leggen. Ik begrijp van u dat u
juist de politie-infiltratie een riskante constructie vindt
wat betreft corruptie. - De heer Kuijper:
- Dat is zacht uitgedrukt. Het is een zeer riskante
aangelegenheid. - De voorzitter:
- En als u het gewoon uitdrukt?
- De heer Kuijper:
- Als ik het gewoon uitdruk, dan zeg ik dat het
levensgevaarlijk is. - De voorzitter:
- Moeten wij ermee stoppen?
- De heer Kuijper:
- Het is, denk ik, ook een kwestie van proportionaliteit. Wat
zet je er tegenover? Wat is het beoogde doel en wat is het belang?
Als je, bijvoorbeeld, zou zeggen dat wij op het niveau van
oorlogvoering staan met de georganiseerde criminaliteit – ik heb
begrepen dat ik dan tegen de gevoelens van de minister van Justitie
inga – dan zal je degene die voor de bestrijding daarvan ingehuurd
zijn als soldaten moeten beschouwen en die zal je dan het slagveld
op moeten sturen. Dat is echter een afweging die door het
beleidsniveau gemaakt wordt. Noot
Andere betrokkenen uit de praktijk echter, wijzen op de hoge mate
waarin verantwoording moet worden afgelegd en achten daarom het
risico voor corrumptief gedrag door politie-ambtenaren bij
infiltratie gering.
Het risico van het medeplegen van strafbare
feiten
De volgende casus laat een grote betrokkenheid zien in de vorm
van het opkopen door de politie van grondstoffen voor de
vervaardiging van verboden middelen.
Casus Om meer zicht te krijgen op de lokatie van een
aantal amfetamine/XTC-laboratoria, is in een politie-regio de
methode van de pseudo-verkoop gebruikt. Die methode hield onder
andere in dat medewerkers van de desbetreffende RCID in het
buitenland, met medeweten van de plaatselijke autoriteiten, zelf
grondstoffen ter vervaardiging van amfetamine/X.T.C. aankochten.
Vervolgens werden de aldus verkregen grondstoffen door een
informant/infiltrant geleverd aan verschillende criminele
groeperingen. Hierbij was sprake van een gecontroleerde
aflevering. Het geld dat de RCID-ers gebruikten voor het
aankopen van de grondstoffen werd vooraf betaald door de
informant/infiltrant. Hierdoor beschikte de RCID regelmatig
langere tijd over het geld van de informant/infiltrant en over met
diens geld vooruit betaalde grondstoffen. Alhoewel ten aanzien
hiervan geen onregelmatigheden zijn geconstateerd, was de
boekhouding die hierover werd bijgehouden summier en werd deze
bijna niet gecontroleerd. Uit het rijksrecherche-onderzoek dat naar
onder andere deze methode is ingesteld, blijkt dat maar weinig van
de leveringen resultaat hebben opgeleverd omdat er lang niet altijd
een observatieteam beschikbaar was om de leveringen te
volgen. De Rijksrecherche merkt hierover op dat men zich niet aan
de indruk kan onttrekken dat dit in een aantal gevallen te maken
had met de regie die volgens hen meer bij de informant dan
bij de RCID lag. Het blijkt bovendien dat de
verantwoordelijke officieren van justitie over deze methode
onvoldoende zijn ingelicht. Deze zaak van de pseudo-verkoop was
voor de Rijksrecherche aanleiding om ook het functioneren van de
desbetreffende RCID te onderzoeken. Uit het in 1991 ingestelde
onderzoek is onder meer het volgende gebleken. De RCID is niet
volgens de geldende CID-regeling georganiseerd en de interne
leiding is onduidelijk. Bovendien is er sprake van onvoldoende
gestructureerd en inhoudelijk overleg met de CID-officier van
justitie. De officier van justitie is onjuist ingelicht over de
opsporingsmethode die de aanleiding voor het onderzoek vormde. De
Rijksrecherche concludeert onder meer dat met de methode van de
pseudo-verkoop weinig kritisch is omgegaan en dat de betrokken
RCID-ambtenaren te weinig grip op de zaak hadden. Er wordt volgens
de Rijksrecherche ook te weinig aan interne verslaglegging en
vastlegging van afspraken gedaan.