• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Eindrapport – 2.8 Vrije beroepsbeoefenaren

    2.8 Vrije beroepsbeoefenaren

    2.8.1 Aanleiding onderzoek

    Vrije beroepsbeoefenaren, zoals advocaten, notarissen,
    accountants en belastingadviseurs, kunnen een belangrijke
    faciliterende rol vervullen voor de georganiseerde misdaad. Zij
    zijn in staat de benodigde deskundigheid te verschaffen om
    financile transacties te verrichten of zij kunnen dergelijke
    transacties autoriseren. Daarnaast bieden de vrije
    beroepsbeoefenaren goede mogelijkheden tot afscherming. Hun
    betrokkenheid bij transacties kan de schijn van vertrouwen wekken;
    de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht bieden een
    belangrijke bescherming aan de clinten. Vrije beroepsbeoefenaren
    zijn om deze redenen aantrekkelijk voor de georganiseerde
    criminaliteit.

    De onderzoeksgroep Fijnaut heeft gevallen van verwijtbare
    betrokkenheid van de vrije beroepsgroepen in kaart gebracht. Van
    verwijtbare betrokkenheid van vrije beroepsbeoefenaren bij
    strafbare handelingen van criminele organisaties kan in tweerlei
    zin sprake zijn. Ten eerste kan een beroepsbeoefenaar in
    strafrechtelijke zin betrokken zijn bij de strafbare gedragingen.
    Deze betrokkenheid kan bestaan uit het medeplegen van of
    medeplichtig zijn aan de strafbare feiten van de criminele groep,
    uit het begunstigen van de plegers van deze feiten, bijvoorbeeld
    door het plegen van heling, of door het belemmeren of bemoeilijken
    van de opsporing van de misdrijven en de uit misdrijf verkregen
    opbrengsten (vgl. art. 189 WvSr.). Hier is sprake van verwijtbare
    betrokkenheid in enge zin. Ten tweede is er verwijtbare
    betrokkenheid in ruime zin. Hiervan is sprake als de
    beroepsbeoefenaar in de uitoefening van zijn beroep niet de nodige
    zorgvuldigheid in acht neemt ter voorkoming van misbruik van zijn
    beroepsuitoefening voor criminele doeleinden. Er is dan weliswaar
    geen sprake van het welbewust en opzettelijk meewerken aan
    strafbare handelingen, maar wel kan worden verweten dat de
    betrokkene had moeten of kunnen weten dat van zijn diensten
    misbruik is gemaakt voor criminele doeleinden.

    De heer Van de Bunt :
    (…) Juist daarom probeer ik uit te leggen hoe belangrijk
    het is om onderscheid te maken tussen betrokkenheid en

    verwijtbare betrokkenheid. Betrokken ben je als juridische
    dienstverlener altijd, maar als je niet weet dat je wordt
    misbruikt, bijvoorbeeld bij de oprichting van rechtspersonen, valt
    het je niet euvel te duiden en kan er niet over
    verwijtbare
    betrokkenheid worden gesproken. Er is sprake van verwijtbare
    betrokkenheid wanneer je willens en wetens – het is de
    strafrechtelijke variant – meewerkt aan de volvoering van misdadige
    activiteiten. Als je als
    notaris weet dat de BV die bij jou
    wordt opgericht, zal worden gebruikt

    voor criminele doeleinden en daarvoor ook wordt opgericht, ben
    je in mijn definitie
    verwijtbaar betrokken. Zo’n geval ben
    ik tegengekomen: een
    notaris die wist wat hij deed. Er is
    nog een tweede variant van
    verwijtbare betrokkenheid. Wat
    mij betreft blijft dit niet beperkt tot strafrechtelijke
    betrokkenheid. Er is ook een andere, wat moeilijker af te palen
    zone waarin je vrije beroepsbeoefenaars kunt verwijten dat ze
    nalatig of onzorgvuldig zijn geweest. Waar ze het vermoeden hadden
    meten hebben dat er iets niet klopte, hebben ze toch hun diensten
    verleend. Ze hebben niet doorgevraagd en ze hebben niet geweigerd
    om hun diensten te verlenen. Het in strijd handelen met het
    zorgvuldigheidsbegrip is een element van mijn definitie. Als
    voorbeeld noem ik een advocaat die wordt gevraagd om een bepaalde
    procedure te voeren met betrekking tot een bepaalde som geld. Hij
    kan weten dat er met dat geld iets loos is maar laat na om te
    verifiren of wat zijn clint hem zegt wel klopt. Die advocaat is
    volgens mijn definitie
    verwijtbaar betrokken bij die
    handeling.
    Noot

    2.8.2 Advocatuur

    De 8000 Nederlandse advocaten vormen samen de Nederlandse Orde
    van Advocaten. Advocaten dienen zich steeds te bewegen tussen de
    onafhankelijk uitoefening van hun beroep en partijdigheid ten
    opzichte van hun clinten. De geheimhoudingsplicht en het
    verschoningsrecht zijn noodzakelijke onderdelen van het
    functioneren van een advocaat. De advocatuur is vanwege haar
    relevante kennis en het verschoningsrecht aantrekkelijk voor
    criminele organisaties. De commercialisering van de advocatuur
    veroorzaakt dat de traditionele professionele normering aan kracht
    inboet.

    Over de omvang van de verwijtbare betrokkenheid van de
    advocatuur bij de georganiseerde criminaliteit is moeilijk iets te
    zeggen. In de media zijn verschillende berichten verschenen over de
    omvang van die betrokkenheid. Daarbij kwam steeds aan de orde dat
    een lijst zou bestaan van corrupte advocaten. Noot In
    het verhoor van Wilzing, voormalig hoofd CRI en korpschef
    IJsselland, kwam dat lijstje aan de orde:

    De heer De Graaf:
    Bestaat dat lijstje? Bestond dat lijstje? Heeft u het zelf
    gezien?
    De heer Wilzing:
    Ik heb nu een unieke kans om het uit te leggen. Ik denk ook
    dat dat goed is. Wij hebben gezwegen over de hele periode die
    achter ons ligt, omdat wij vonden dat wij moesten zwijgen. Ik heb
    hierop in de krant geen toelichting kunnen geven.
    De heer De Graaf:
    Gaat uw gang hier!
    De heer Wilzing:
    Ik ga dat nu doen. In de zomermaanden van 1993, nadat de
    CBO-analyse was verschenen, hebben wij een soort scan van het
    bedrijf gemaakt. Wij hebben daarbij gezegd: wat zijn de
    ontwikkelingen waarmee wij op dit moment bezig zijn, wat zijn
    bijzondere zaken? Met name binnen financieel-economische
    criminaliteit, een expertisecentrum dat een zwaardere rol begon te
    spelen, werden mij deze verhalen over advocaten en notarissen in
    voorbeelden aangereikt. Wij hadden een kleine innovatieve
    voorhoede, een groep van een man of zes zeven die scande en keek
    wat er aan de hand was, wat de ontwikkelingen waren en hoe daarmee
    verder moest worden gegaan. Toen heb ik gezegd: ja, jullie kunnen
    wel vertellen hoe het precies is gegaan, maar geef mij aan de hand
    van casussen de situatie weer van wat je daadwerkelijk aantreft.
    Dat is een lijstje van nog net geen tweeneenhalf kantje, waarop
    elke keer bij zeer kleine alineaatjes staat: advocatenkantoor, zus
    en zo; notarissenkantoor dit en dat; het pand wordt drie keer
    gepasseerd op n dag en gaat van 7 naar 21 mln. bij die en die; ziet
    er dubieus uit. Wij hebben ook gesproken van dubieuze zaken. Ik gaf
    zojuist al aan dat bij het verschijnen van de CBO-analyse in de
    totale informatie ook informatie naar boven kwam die met name ging
    over de rol van advocaten en notarissen. (…) Er werd op geen
    enkele wijze bij de
    CRI systematisch bijgehouden dat wij een
    lijst of een register hadden. (…).
    Noot

    Een analyse van de tuchtrechtspraak door het Hof van discipline in
    de jaren 1990 – 1995 laat enkele gevallen van verwijtbare
    betrokkenheid van advocaten bij handelingen van criminele
    organisaties zien. De toegang tot de tuchtrechter is beperkt tot de
    rechtstreeks belanghebbenden en de deken. De onderzoeksgroep
    Fijnaut heeft op basis van verschillende bronnen – een bestand van
    verdachte financile transacties, landelijke CRI-inventarisaties,
    meldingen LCID en de ter beschikking gestelde politie- en
    CID-rapportages – in totaal 29 advocaten aangetroffen die
    verwijtbaar betrokken zijn bij criminele organisaties. Er zijn
    gevallen aangetroffen waarbij advocaten in hun partijdigheid te ver
    gingen, en gevallen waarin advocaten geheel in het belang van een
    criminele organisatie handelden.

    De heer De Graaf:
    Mijnheer Van de Bunt, bent u nu ook advocaten tegengekomen
    in uw onderzoek die echt, zoals zij dat noemen, als consiglieri
    werken, als de juridische adviseur van een criminele organisatie,
    en die daar deel van uitmaken?
    De heer Van de Bunt:
    Ik ben enkele advocaten tegengekomen die inderdaad meer dan
    eens
    verwijtbaar betrokken waren bij bepaalde handelingen
    van criminele organisaties, van wie je moet vermoeden dat zij dus
    kennelijk in dienst van zo’n organisatie werkzaam zijn. Ik heb daar
    een aantal voorbeelden van aangetroffen.

    Noot
    Een hasjtransport wordt in het buitenland onderschept. Enkele
    Nederlandse verdachten worden aangehouden. Met behulp van een
    Nederlandse advocaat, die hiervoor naar het buitenland afreist,
    overhandigt de toegevoegde advocaat het briefje met de volgende
    tekst: Hou je rustig, er is genoeg verkeerd gegaan, probeer het
    goed te maken want we weten je te vinden, (naam afzender).

    Daarnaast zijn gevallen aangetroffen van civiele advocaten die
    proberen criminele vermogens voor de fiscus en justitie te
    verstoppen. Een voorbeeld:

    Een drugsdealer zit in voorlopige hechtenis onder alle
    beperkingen. Hij is er bevreesd voor dat justitie beslag zal leggen
    op zijn banktegoeden in Zwitserland. De advocaat verzint een
    mogelijkheid om de tegoeden van de rekening af te halen en voert
    het plan vervolgens persoonlijk uit.

    Ten slotte zijn er voorbeelden van advocaten die bijdragen aan
    de afscherming van criminele activiteiten. In deze gevallen worden
    advocaten gebruikt om financile transacties af te schermen. Een
    bekende, in het buitenland gevestigde, non-profit organisatie wordt
    opgelicht voor 10 miljoen gulden door enkele personen, van wie n
    bekend staat vanwege zijn banden met de mafia in New York. Ook
    wordt een Amerikaanse burger voor ruim 1 miljoen gulden opgelicht.
    Bij het doorsluizen van een deel van de gelden speelt een
    Nederlander, samen met zijn (civiele) advocaat een belangrijke rol.
    De advocaat wordt op een aantal manieren gebruikt: hij houdt de
    slachtoffers lange tijd in de waan dat alles goed zit door brieven
    te ondertekenen waarin wordt verklaard dat spoedig terugbetaling
    zal volgen, en hij ontvangt gelden op zijn kantoorrekening en gaat
    als ware bankieren voor de Nederlandse verdachte. Deze verdachte
    neemt geld op van de kantoorrekening en laat via de rekening hoge
    bedragen doorboeken naar buitenlandse rekeningen. Op deze manier
    wordt de papertrail tussen het geld en de verdachte doorbroken.

    Inmiddels heeft de Orde van Advocaten richtlijnen opgesteld om te
    voorkomen dat advocaten betrokken raken bij criminele organisaties.
    De richtlijnen verplichten de advocaten tot nader onderzoek en
    verbieden bijvoorbeeld het aanvaarden van contante betalingen van
    meer dan 25.000 gulden.

    De voorzitter:
    (…) waarom zijn er (…) richtlijnen ter voorkoming van
    betrokkenheid van de advocaat bij criminele handelingen
    gekomen?
    De heer De Waard:
    Ik heb aan het begin van het gesprek al gezegd dat dit is
    gebeurd vanuit de optiek dat voor iedere organisatie in de
    samenleving, de overheid, de politie, het bedrijfsleven en ook voor
    de vrije beroepen, geldt dat de waakzaamheid ten opzichte van de
    betrokkenheid bij criminaliteit vergroot moet worden nu er zulke
    grote sommen geld in de bovenwereld worden genvesteerd. Dat is de
    eerste reden. In de tweede plaats zijn advocaten van oudsher gewend
    steeds moeilijke beslissingen te nemen, bijvoorbeeld of zij een
    zaak wel of niet aannemen. Een advocaat wordt er altijd bij
    geroepen wanneer het moeilijk is, wanneer de clinten in
    moeilijkheden verkeren en er snel iets moet gebeuren. Allerlei
    dingen vragen op korte termijn tegelijk de aandacht van de
    advocaat. In die situatie moeten advocaten regelmatig beslissen of
    zij een zaak, een clint wel of niet nemen. Nieuw voor ons is het
    verschijnsel van de investeringen in de bovenwereld. Althans dat
    was in 1993 nieuw voor ons, maar dat is nu allang niet meer het
    geval. Op dat gebied was er nog geen vorm van gedragsrecht. Wij
    vonden het binnen de orde wenselijk dat de
    advocatuur ook op
    die gevaren gewezen zou worden. Daarom vonden wij het nodig dat er
    richtlijnen zouden komen.(..)
    De heer De Waard:
    Die richtlijnen waar we net over spraken, gaan daar ook
    over. Die richtlijnen geven de advocaat aanwijzingen. De advocaat
    moet altijd de vraag stellen: Waarom word ik hierbij ingeschakeld?
    Word ik hierbij wel ingeschakeld als advocaat, als iemand die
    opkomt voor de rechten en belangen van mensen die bedreigd worden,
    dus rechtsbijstand verleent? Of wordt mij iets anders gevraagd, wat
    net zo goed een boekhouder of een bank zou kunnen doen? Die
    advocaat moet zich daar kritisch op bezinnen. Als hij tot de
    slotsom komt dat het niet echt advocatenwerk is en als hij het niet
    vertrouwt, moet hij het niet doen.
    De voorzitter:
    Moet hij dat nu kritischer doen dan vroeger?
    De heer De Waard:
    Zeker. De hoofdregel blijft dat je mag afgaan op datgene wat
    je clint zegt. Als je echter redelijke aanwijzingen hebt dat die
    transacties kunnen dienen ter
    afscherming van criminaliteit,
    dan mag je de opdracht niet aanvaarden of moet je deze neerleggen.
    Dat betekent dus dat je onderzoeksplicht verzwaard is.
    De voorzitter:
    Hoeveel moet je er als advocaat voor doen om dat na te
    gaan?
    De heer De Waard:
    Je moet in de eerste plaats de identiteit van de clint goed
    vaststellen, ook als het een rechtspersoon is of als er sprake is
    van een tussenpersoon. Je moet geen genoegen nemen met de
    tussenpersoon, maar ook de identiteit willen weten van de
    achterliggende opdrachtgever. Je moet dus goed

    doorvragen totdat het je helemaal duidelijk is waar de zaak over
    gaat, waarom je wordt ingeschakeld en waar het geld vandaan komt.
    Bij een kantoorgenoot van mij komt bijvoorbeeld een mijnheer die
    een groot bouwwerk in Malawi wil gaan starten. Hij zegt dat ze daar
    tot nu toe nooit Nederlandse bedrijven voor namen, maar dat hij
    daar nu een kans krijgt. Hij vraagt mijn kantoorgenoot om daar de
    contracten voor te maken. Hij zegt 150 mln. bij elkaar te brengen
    om dat te financieren. Mijn kantoorgenoot vraagt waar dat geld
    vandaan komt. Die mijnheer zegt dat hij nog een beetje op zoek is.
    Hij is in gesprek met banken, hij weet het nog niet helemaal, maar
    hij krijgt het geld vast wel en hij weet over een paar dagen meer.
    Een paar dagen later komt hij terug. Hij zegt de 150 mln. bij
    elkaar te hebben. Mijn kantoorgenoot vraagt of dat geld van de bank
    komt. De mijnheer zegt dat het van een aantal priv-investeerders
    komt. Mijn kantoorgenoot vraagt wie dat zijn. Die mijnheer zegt dat
    hij helaas niet de vrijheid heeft om dat te zeggen. Waarop mijn
    kantoorgenoot zegt: Dan kan ik niets voor u doen. Goedemiddag. Je
    vraagt dus door. Je neemt geen genoegen met ontwijkende antwoorden.
    Krijg je geen bevredigende antwoorden, dan doe je het niet.

    Noot

    Na de onrust die ontstaan was binnen de Nederlandse Orde van
    Advocaten over het bestaan van de lijst van Wilzing heeft de
    voorzitter van het College van procureurs-generaal, Docters van
    Leeuwen, met de Orde de volgende afspraak gemaakt. Een op het
    gebied van het gedragsrecht ervaren advocaat krijgt inzage in de
    vertrouwelijke informatie uit het zogenaamde Finpol-bestand van de
    CRI, waar meldingen van ongebruikelijke transacties verwerkt
    worden. Deze advocaat zal het OM adviseren of die informatie
    concrete gegevens bevat die tuchtrechtelijke stappen tegen
    advocaten kunnen rechtvaardigen. Deze advocaat krijgt echter geen
    inzage in informatie uit lopende tactische onderszoeken en in
    CID-informatie omdat deze zich gezien hun zachte karakter niet
    zouden lenen voor tuchtrechtelijk ingrijpen. Noot

    2.8.3 Het notariaat

    De notaris is als openbaar ambtenaar de functionaris wiens
    tussenkomst dwingend is voorgeschreven bij allerlei
    rechtshandelingen. De notaris heeft nauwelijks de mogelijkheid een
    clint te weigeren: de notaris heeft een plicht tot dienstverlening
    (ministerieplicht). Voor de notaris zijn onpartijdigheid en
    onafhankelijkheid cruciale onderdelen van zijn taakuitoefening.
    Geheimhouding en verschoningsrecht zijn daarbij instrumenten. De
    positie van de notaris is om verschillende redenen kwetsbaar voor
    infiltratie en gebruik door criminele organisaties. De tussenkomst
    van notarissen is wettelijk voorgeschreven bij verschillende
    rechtshandelingen. De notaris vormt daarnaast een goede dekmantel
    voor criminele activiteiten. Daar staat tegenover dat notarissen
    slechts een geringe weerbaarheid hebben ten opzichte van de
    criminele groepen. Een notaris heeft nauwelijks mogelijkheden een
    clint nader te onderzoeken.

    Het tuchtrecht en enkele aanvullende bronnen laten voorbeelden
    zien van notarissen die betrokken zijn bij de georganiseerde
    criminaliteit. Noot Het gaat dan steeds om gevallen
    waarbij sprake is van verwijtbare betrokkenheid. In totaal zijn 13
    gevallen van verwijtbare betrokkenheid van notarissen gevonden. In
    n geval had een notaris connecties met personen uit belangrijke
    criminele organisaties. De betrokken notaris is uit zijn ambt
    ontzet. Andere gevallen hadden betrekking op ambtelijke
    dienstverlening die niet verricht had moeten worden De notaris is
    de criminele organisatie behulpzaam. De notaris weet dat er iets
    niet deugt, maar neemt er geen actie tegen. Twee voorbeelden:

    Een drugshandelaar koopt met medewerking van een notaris
    een groot aantal huizen op. Hierna worden de huizen door een
    makelaar voor de driedubbele waarde getaxeerd waarna de huizen via
    dezelfde
    notaris weer worden verkocht aan personen met een
    criminele achtergrond. In veel gevallen werden op deze basis hoge
    hypotheken verstrekt waarbij kopers de leningen niet aflosten en
    met de noorderzon vertrokken. Een
    notaris passeert op een
    dag driemaal een transportakte met betrekking tot hetzelfde pand
    waarbij de waarde toeneemt van 7 naar 14 naar 21 miljoen gulden.
    De
    notaris verricht de ambtelijke dienstverlening zonder
    meer.

    Daarnaast zijn enkele voorbeelden gevonden waarbij de notaris
    werd gebruikt als afscherming. De notaris dient als faade om de
    werkelijke bedoelingen van de criminele organisatie af te schermen.
    Door een drugsorganisatie wordt getracht via een Nederlandse
    bank een bedrag van 16 miljoen dollar over te boeken naar een bank
    in Zuid-Amerika. Een Zwitserse bank zou garant staan. Een

    notaris waarmerkt de handtekeningen op het leencontract voor
    authentiek zonder gegevens van betrokkenen te verifiren waarmee een
    schijn van betrouwbaarheid aan het contract wordt gegeven die niet
    gerechtvaardigd is.
    De Koninklijke Notarile Broederschap heeft
    richtlijnen uitgevaardigd om te voorkomen dat notarissen
    betrokken raken bij georganiseerde criminaliteit.

    De heer Rabbae:
    Begrijp ik goed dat de Koninklijke Broederschap van
    Notarissen in het kader van een zelfregulering ermee ingestemd
    heeft om een soort eigen meldplicht in acht te nemen in de richting
    van de
    CRI, de Centrale recherche- en
    informatiedienst?
    De heer Van de Bunt:
    Ja, maar dat is wel via heel veel filters. Er is een
    vertrouwensarts… Nee, vertrouwensnotaris ingesteld die als een
    soort filter werkt. Een
    notaris die iets niet vertrouwt of
    ergens mee zit, zijn diensten heeft geweigerd aan een clint en
    vindt dat voorkomen moet worden dat de clint nu naar een ander
    loopt, omdat het een ernstig geval is, kan zijn ervaringen kwijt
    bij een vertrouwensarts…
    De voorzitter:
    Vertrouwensnotaris.
    De heer Van de Bunt:
    Ja, vertrouwensnotaris. En in dat overleg met de
    vertrouwensnotaris kan dan worden besloten om de zaak te melden aan
    de
    CRI. Noot

    2.8.4 Accountancy

    Accountants stellen de betrouwbaarheid van financile informatie
    vast. Daardoor zijn zij aantrekkelijk voor criminele organisaties
    die crimineel verdiend geld zo kunnen legitimeren. Accountants
    treden ook steeds vaker op als adviseurs op administratief en
    financieel terrein. Accountants hebben een functionele
    geheimhoudingsplicht, maar kunnen zich niet beroepen op een
    verschoningsrecht. Inmiddels zijn accountants onderworpen aan een
    wettelijk geregelde tuchtrechtspraak. In zeven gevallen bleken
    accountants betrokken te zijn bij het afdekken van zwarte
    geldcircuits, het geven van adviezen in witwasconstructies of
    valsheid in geschrifte. De betrokkenheid komt vooral voor bij
    kleinere kantoren. Betrokkenheid vindt vooral plaats in het
    voortraject, waarin advies gegeven wordt over constructies en
    slechts zelden in het natraject van financile controle.

    De beroepsgroepen trachten door richtlijnen de accountants af te
    houden van criminele handelingen. Na lange discussie is een
    meldingsplicht ingevoerd.

    2.8.5 Beoordeling

    In Nederland doet zich geen stelselmatige infiltratie door de
    georganiseerde criminaliteit in de onderzochte vrije beroepsgroepen
    voor. De gevallen waarin sprake was van verwijtbare betrokkenheid
    van vrije beroepsbeoefenaren bij criminele organisaties lijken
    incidenten te zijn. Dat is van groot belang voor het oordeel over
    de ernst van de georganiseerde criminaliteit. Het functioneren van
    de rechtsstaat zou ernstig belemmerd zijn indien sprake was van
    stelselmatige infiltratie van de georganiseerde criminaliteit in de
    vrije beroepsgroepen.

    Niettemin neemt de commissie de gevallen van verwijtbare
    betrokkenheid bij vooral de advocatuur en het notariaat ernstig.
    Het aantal incidenten en de aard van de verwijtbare handelingen van
    de kant van deze advocaten en notarissen zijn verontrustend. Door
    deze criminele activiteiten kan het aanzien van de gehele
    beroepsgroep in gevaar komen. Daardoor bestaat het risico dat een
    politieke discussie ontstaat over de noodzaak van afschaffing van
    het verschoningsrecht of de geheimhoudingsplicht voor deze vrije
    beroepsbeoefenaren.

    De commissie ziet op dit moment geen aanleiding een dergelijke
    politieke discussie te beginnen. Wel zal het noodzakelijk zijn de
    beroepsgroepen ervan te doordringen dat alleen richtlijnen
    onvoldoende zijn om ook in de toekomst criminele organisaties
    buiten de deur te houden. Advocaten en notarissen zijn
    aantrekkelijk voor criminele organisaties. Die aantrekkelijkheid
    moet verminderen. Daarnaast zal bezien moeten worden op welke wijze
    de officier van justitie de bevoegdheid kan verkrijgen binnen de
    kaders van de Advocatenwet om een klacht in te dienen bij de
    tuchtrechtelijke colleges indien vermoedens bestaan van verwijtbare
    betrokkenheid van vrije beroepsbeoefenaren.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken