10.10 Gebruik van informanten en infiltranten
A. Informanten
De politie heeft de bevoegdheid te allen tijde tips en
informatie van derden te ontvangen, ook in fase I ter ondersteuning
van haar algemene politietaak, waaronder het voorkomen van
strafbare feiten. Het gaat dan om zogenoemde tipgevers van de
politie.
Een informant is iemand die gevraagd of ongevraagd inlichtingen
verstrekt aan de politie onder zekere waarborgen van anonimiteit en
die als zodanig staat ingeschreven in een informantenregister van
de politie. Het runnen van informanten dient te geschieden door
specifieke opsporingsambtenaren van de criminele inlichtingendienst
(CID) en heeft tot doel opsporing. Deze methode is toegestaan op
grond van een redelijk vermoeden van gepleegde en te plegen
misdrijven die door hun aard of georganiseerd verband een ernstige
inbreuk op de rechtsorde opleveren.
De officier van justitie dient toestemming te geven voor het
inschrijven en runnen van informanten. Hij is daarvoor ten volle
verantwoordelijk en heeft toegang tot alle relevante informatie,
inclusief de identiteit van de informant. De officier van justitie
dient jaarlijks te bezien of informanten nog verder gerund moeten
worden. Opsporingsambtenaren kunnen niet als informant worden
ingeschreven. Waarborgen ter geheimhouding van de identiteit worden
alleen gegeven na schriftelijke machtiging van de officier van
justitie. Deze waarborgen liggen altijd onder het beslag van de
mogelijkheid dat de informant als (bedreigde) getuige wordt
opgeroepen (zie 10.8.3). Afscherming van de identiteit van de
informant blijft mogelijk als voldaan is aan de voorwaarden die
gelden voor de bedreigde getuige.
De informant pleegt geen strafbare feiten onder regie van
politie en justitie. Afspraken met de informant
worden schriftelijk vastgelegd. Bij schending van die afspraken
vervalt elke geheimhoudingswaarborg ten aanzien van de informant.
Gehele of gedeeltelijke vrijwaring voor gepleegde strafbare feiten
geschiedt slechts door de officier van justitie en is alleen
mogelijk indien verkregen voordeel of criminele winst wordt
afgedragen. Vrijwaring is niet mogelijk voor ernstige delicten.
Vergoedingen aan informanten worden slechts gegeven op basis van
een landelijke beloningsregeling. Daartoe wordt de regeling Tip-,
toon- en voorkoopgelden herzien. Betaling van informanten geschiedt
volgens een vaste norm, namelijk het belang van de overheid bij
criminaliteitsbestrijding en kan niet gerelateerd worden aan
mogelijke criminele winst.
Informanten mogen gestuurd informatie inwinnen zonder daarbij
strafbare feiten te plegen. De officier van justitie moet hiervoor
toestemming geven. Maandelijks dient de officier te bezien of
verder gegaan moeten worden met de gestuurde informant. Zijn de
gestuurde informanten al betrokken bij strafbare handelingen, dan
is het slechts mogelijk hen als informanten te runnen en hun toe te
staan deze handelingen te blijven verrichten, indien zij bereid
zijn verkregen voordeel en/of criminele winsten af te dragen. De
overheid dient met deze regels te voorkomen dat zij de controle op
informanten verliest. Mochten informanten in levensbedreigende
situaties geraken doordat de overheid zich niet aan de gestelde
regels houdt, dan dient de overheid bescherming te bieden. Het mag
echter onder geen beding kunnen voorkomen dat de overheid gedwongen
wordt de informant straffeloos criminele handelingen te laten
verrichten.
B. Deals met criminelen
Onder een deal verstaat de commissie een afspraak tussen een
crimineel en het openbaar ministerie, met het doel een toetsbare
getuigenverklaring te verkrijgen in ruil voor enige tegenprestatie
van het openbaar ministerie. Deze deals dienen een wettelijke basis
te krijgen. Bij deals met criminelen raakt men de grenzen van
toelaatbare opsporingsmethoden. Wanneer men consequent de ene
crimineel vrijuit laat gaan in ruil voor belastend bewijs tegen een
andere crimineel die bij dezelfde strafbare handelingen betrokken
is, ondergraaft men de zin van het strafrecht. Bovendien kan de
overheid door onderhandelen de regie kwijt raken. Een zonder meer
accepteren van deals met criminelen kan de weg openen naar een
ongewenste afhankelijkheidsverhouding tussen justitie en de
crimineel.
Deals met criminelen, zoals omschreven in de circulaire van de
procureurs-generaal van 1983, zijn te onderscheiden van de
transactie waarbij alleen onderhandeld kan worden over de strafbare
feiten door de verdachte zelf begaan. Transactie is niet mogelijk
voor strafbare feiten waarop meer dan zes jaar gevangenisstraf als
maximum is gesteld.
De commissie bepleit derhalve grote terughoudendheid inzake
deals met criminelen, die zichtbaar en controleerbaar moeten zijn.
Zij moeten kunnen worden voorgelegd aan de rechter. De commissie
wil de volgende voorwaarden stellen aan het aangaan van deze
deals:
en dood.
– Zij zijn slechts toelaatbaar als uiterst redmiddel in zaken van
georganiseerde criminaliteit of zaken van leven de rechter
toetsbare getuigenverklaringen opleveren. Het is onvoldoende
wanneer een deal slechts informatie – De te verkrijgen informatie
dient essentieel te zijn voor opsporing en bewijs in die zaken. Een
deal moet door ten behoeve van de CID oplevert.
slechts mogelijk indien bij afwezigheid van de deal niet tot
vervolging zou worden overgegaan of met een – Als tegenprestatie
kan geen strafrechtelijke immuniteit worden toegezegd. Uitsluiting
van strafvervolging is transactie zou worden volstaan.
a. beloning volgens landelijke tipgeldregels (vergelijk
informanten);
– De tegenprestatie kan zijn:
b. het eisen van een lagere straf dan op basis van de
tenlastelegging normaal zou zijn, waarbij de officier van justitie
dit meldt in zijn requisitoir;
c. enige verzachting van de strafexecutie. Dit mag niet in strijd
komen met de Gratiewet. Toestemming van het College van
procureurs-generaal voor het aangaan van een deal is vereist. De
verantwoordelijke hoofdofficier doet daartoe een verzoek.
C. Getuigenbescherming
Hoewel getuigenbescherming in de strikte zin van het woord geen
opsporingsmethode is, wil de commissie toch enige conclusies ten
zake trekken. Maatregelen ter bescherming van personen, zoals het
begeleiden van personen door de politie of het instellen van
enigerlei vorm van bewaking, kunnen hier buiten beschouwing
blijven. Zij behoren tot de normale politietaak.
De toepassing van een zogenoemd getuigenbeschermingsprogramma,
zoals voorgesteld door de werkgroep-Craemer in 1995, is slechts aan
de orde bij ernstige bedreiging van mogelijke getuigen. De getuige
moet zich zodanig bedreigd kunnen achten dat voor het leven, de
gezondheid of de veiligheid dan wel de ontwrichting van het
gezinsleven of het sociaal-economisch bestaan van die getuige moet
worden gevreesd. Met deze formulering sluit de commissie aan bij de
regeling voor de bedreigde getuige in artikel 226a Sv. Het moet
daarbij gaan om zaken van georganiseerde criminaliteit of leven of
dood. De commissie is van oordeel dat het begrip
getuigenbeschermingsprogramma niet van toepassing is op informanten
en infiltranten aangezien zij geen getuigenis afleggen.
In het rapport van de commissie-Craemer wordt ook een voorstel
gedaan om eventueel aan getuigen een andere identiteit te geven.
Dit brengt grote juridische en morele consequenties met zich; de
vraag rijst of de overheid hiermee getuigen niet voor onacceptabele
dilemma’s zou stellen. De ervaringen in de Verenigde Staten leren
dat veel personen met een andere identiteit sociaal compleet
mislukken. Desalniettemin meent de commissie in meerderheid dat in
uiterste gevallen wijziging van de identiteit van een getuige een
noodzakelijk onderdeel van een getuigenbeschermingsprogramma kan
zijn. Voor een zo ingrijpende maatregel is een wettelijke grondslag
vereist.
Voor het uitvoeren van een programma is de toestemming van het
college van procureurs-generaal vereist. De uitvoering wordt
centraal georganiseerd bij de CRI, onder gezag van de hoofdofficier
van justitie bij het landelijk bureau openbaar ministerie.
D. Kroongetuigen
In de twee voorgaande paragrafen is de commissie gestoten op de
grenzen van overeenkomsten om de opsporing van georganiseerde
criminaliteit te vergemakkelijken. De invoering van het instituut
kroongetuige schept een situatie waarbij de straf, of zelfs het
ontbreken van enige straf, in geen verhouding meer staat tot de
ernst van de gepleegde feiten. Daartegenover staat de mogelijke
veroordeling van personen die anders de dans ontspringen.
In Italik heeft het instituut kroongetuige geleid tot een aantal
successen bij de bestrijding van de mafia en het terugdringen van
de invloed van de georganiseerde criminaliteit op de democratische
instellingen. Vooral met dat laatste doel voor ogen is het gebruik
van de +pentiti; te billijken.
In Nederland blijkt geen sprake te zijn van een grote invloed
van de georganiseerde criminaliteit op het functioneren van de
democratische instellingen. Derhalve moet in de ogen van de
commissie de figuur van de kroongetuige niet in het Nederlandse
strafrecht worden ingevoerd. De mogelijkheden genoemd onder deals
met criminelen, eventueel gekoppeld aan een
getuigenbeschermingsprogramma, vormen naar het oordeel van de
commissie thans het maximum tot waar de Nederlandse rechtsstaat
moet gaan.
E. Infiltratie
Onder infiltratie verstaat de commissie het onder gezag van
politie en openbaar ministerie binnendringen in een criminele
organisatie of groep, het gebruik maken van personen die reeds deel
er van uitmaken of het (desgevraagd)ondersteunen ervan, indien dit
optreden gepaard gaat met
a. het aannemen van een valse identiteit en/of
b. het plegen van strafbare feiten en/of
c. het aanbieden van goederen en/of diensten aan criminele
organisaties of groepen. Infiltratie behoeft een wettelijke
regeling omdat de methode in veel gevallen een inbreuk kan
betekenen op de fundamentele rechten van burgers en grote risico’s
voor de overheid inhoudt. De commissie wijst de strafrechtelijke
noodtoestand als legitimatie voor infiltratie af.
Alleen gekwalificeerde opsporingsambtenaren en niet-criminele
burgers kunnen infiltranten zijn. Het onder regie van politie en
justitie plegen van strafbare feiten ten behoeve van de opsporing
is aan hen voorbehouden. De grens voor de rol van criminelen bij de
opsporing ligt bij de gestuurde informant, hierboven beschreven,
die geen strafbare feiten onder regie van politie en justitie kan
plegen. Infiltratie kan naar het oordeel van de commissie slechts
plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: naar hun aard of
georganiseerd verband een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde.
In fase III A waarin – Infiltratie kan plaatsvinden in de fase III
B en C voor zover sprake is van ernstige gepleegde misdrijven
die
alleen sprake is van duidelijke aanwijzingen van gepleegde
strafbare feiten is geen infiltratie mogelijk. mogelijk na een
redelijk vermoeden van te plegen misdrijven die naar hun aard of
georganiseerd verband een – Het inwinnen van informatie door middel
van infiltratie als +proactieve; opsporingsmethode (fase II) is
alleen ernstige inbreuk op de rechtsorde vormen. Het plegen van
strafbare feiten door infiltranten is in deze fase niet
toegestaan.
verdachten van misdrijven die naar hun aard of in georganiseerd
verband begaan een ernstige inbreuk op de – Het plegen van
strafbare feiten zoals aankoop van illegale goederen is alleen
toegestaan ten aanzien van rechtsorde vormen. Pseudo-verkoop van
illegale goederen is als methode niet toegestaan, met uitzondering
van kleine hoeveelheden softdrugs.
Zogeheten frontstores kunnen gebruikt worden ten aanzien van
dezelfde misdrijven als waarvoor infiltratie is – Uitlokking van
verdachte of andere personen binnen de criminele groep of
organisatie is niet toegestaan. toegestaan. Overigens moet bedacht
worden dat frontstores beperkte mogelijkheden kennen vanwege de
noodzakelijke afscherming ten aanzien van derden, zoals fiscale
diensten, etc. Alle frontstores worden landelijk geregistreerd. Bij
niet-criminele burgerinfiltranten moet gedacht worden aan
deelnemers aan frontstores, zoals accountants, financikle
deskundigen, etc.
Alle infiltranten dienen begeleid te worden door speciale
infiltratieteams. Van alle infiltratie-activiteiten dient
proces-verbaal te worden opgemaakt. Direct afluisteren met een
technisch hulpmiddel door een infiltrant is slechts mogelijk indien
er sprake is van verdenking van bovengenoemde ernstige misdrijven.
Afscherming geldt de identiteit van infiltranten, die bekend dient
te zijn bij de ANCPI van de CRI. Voor alle infiltratie-acties is op
aanvraag van de hoofdofficier, toestemming van het College van
procureurs-generaal vereist. De rechter-commissaris toetst alle
infiltratie-acties die langer dan een maand duren. Hij kan daarbij
een termijn stellen voor hernieuwde toetsing. Eenmalige
pseudo-koopacties en kortstondige buitenlandse acties (van iin tot
drie dagen) behoeven slechts toestemming van de hoofdofficier of
landelijke officier van justitie.
Voor het gebruik van informatie afkomstig uit
infiltratie-activiteiten in andere zaken of opslag in
politieregisters geldt de algemene regel dat de rechter-commissaris
daar toestemming voor moet verlenen. Deze zelfde regel stelt de
commissie ook voor bij telefoontap en observatie.
In het onderzoek van de commissie zijn duidelijke gevallen naar
voren gekomen waarbij op onverantwoorde wijze gewerkt is met
criminele burgerinfiltranten. Het is moeilijk, zo blijkt ook uit de
door de commissie onderzochte zaken van de CTC, om
burgerinfiltranten hun criminele winsten werkelijk te doen
afdragen. De overheid loopt hierbij een groot risico.
De commissie komt tot het eindoordeel dat van criminele
burgerinfiltranten die onder regie van politie en justitie
strafbare feiten plegen, geen gebruik moet worden gemaakt.
F. Gecontroleerde aflevering en doorlating
De commissie heeft ervoor gekozen de term gecontroleerde
doorlevering niet in haar woordenschat op te nemen. Zij maakt
slechts onderscheid tussen:
a. gecontroleerde aflevering, waarbij het doel is aanhoudingen te
verrichten of in ieder geval partijen illegale goederen in beslag
te nemen, en
b. doorlating, waarbij bewust partijen illegale goederen niet in
beslag genomen worden. Gecontroleerde aflevering als onderdeel van
een infiltratietraject vereist de daarbij behorende toestemming.
Ook door observatie kan gecontroleerde aflevering worden
vastgesteld, zonder dat er sprake is van actieve regie van
opsporingsambtenaren. In dat geval is toestemming van de officier
van justitie voldoende. In de onderzochte periode zijn
onaanvaardbare hoeveelheden verdovende middelen, zowel soft- als
harddrugs, op de markt terecht gekomen door doorlatingen. Bij de
behandeling van de verschillende gevallen heeft de commissie
daarover een oordeel uitgesproken, zowel wat betreft de aard van de
operaties als het ontbreken van voldoende sturing en gezag over die
operaties. In geen van de ons omringende landen, zo blijkt uit het
rechtsvergelijkend onderzoek van de commissie, wordt doorlating
officieel als een aanvaardbare opsporingsmethode beschouwd. Dat
neemt niet weg dat bijvoorbeeld het Bundeskriminalamt deze methode
in Nederland heeft toegepast.
Het lijdt geen twijfel dat de methode van doorlaten in Nederland
uit de hand is gelopen. Naar het oordeel van de commissie zijn
doorlatingen niet toegestaan, met uitzondering van de enkele
proefzending van een kleine hoeveelheid softdrugs.
Tabel Voorwaarden informanten en infiltratie
Fase | Ernst | Autoriteit | Termijn | Aanvullende voorwaarden | |
---|---|---|---|---|---|
Tipgever | I, II en III | geen extra voorwaarden | politie zelf | geen termijn | |
Informant | II en III | – voorlopige hechtenis – door aard of georganiseerd verband ernstig inbreuk rechtsorde |
officier van justitie | na 1 jaar bezien of informant nog moet worden gerund | – alleen CID runt informanten – afspraken met informanten vastleggen – vergoedingen uniformeren |
Gestuurde informant | II en III | – voorlopige hechtenis – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk rechtsorde |
officier van justitie | per maand bezien | – gestuurde informanten mogen geen strafbare feit en onder regie van politie en justitie plegen |
Deals | n.v.t. | – georganiseerde criminaliteit – zaken van leven en dood |
College van procureurs- generaal |
n.v.t | – tegenprestatie kan zijn beloning of wijziging voorgenomen tenlastelegging of verzachting strafexecutie – kroongetuige ongewenst |
Getuigebescherming | n.v.t. | – georganiseerde criminaliteit – zaken van leven en dood – noodzaak bescherming leven, gezondheid en veiligheid getuige |
College van procureurs- generaal |
n.v.t. | – uitvoering centraal door CRI – alleen in uiterste geval identiteitswijziging |
Politie- infiltratie |
III B en C | – voorlopige hechtenis – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk rechtsorde |
College van procureurs- generaal |
4 weken, verlenging toets rechter- commissaris |
– alleen politie- infiltranten, geen criminele burgerinfiltranten – politie-infiltranten mogen onder regie van politie en justitie strafbare feiten plegen |
Pro-actieve politie- infiltratie |
II | – voorlopige hechtenis – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk rechtsorde |
College van procureurs- generaal |
4 weken, bij verlenging toetst rechter- commissaris |
– geen strafbare feiten mogen worden gepleegd door politie- infiltranten bij deze vorm van infiltratie |
Pseudokoop | III B en C | – voorlopige hechtenis – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk rechtsorde |
hoofdofficier van justitie | eenmalig | – pseudo- verkoop is niet toegestaan |
Frontstore | III B en C | – voorlopige hechtenis – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk rechtsorde |
College van procureurs- generaal |
4 weken, bij verlenging toets rechter- commissaris |
– landelijke registratie frontstores – inzet niet-criminele burgerinfiltranten |
Gecontroleerde aflevering | III B en C | – voorlopige hechtenis – door aard of georganiseerd verband ernstige inbreuk rechtsorde |
College van procureurs- generaal als sprake is van actieve regie van de politie; officier van justitie als alleen geobserveerd wordt |
eenmalig | geen doorlating toegestaan met uitzondering van de enkele proefzending van kleine hoeveelheden softdrugs |