8.8 Binnenlandse veiligheidsdienst

8.8.1 Inleiding

De commissie heeft besloten ook onderzoek te doen naar de rol die de Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) en de Regionale inlichtingendiensten (RID-en) spelen bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. De commissie is van oordeel dat het van belang is voor het beeld van de organisatie en het functioneren van de opsporing dat de commissie inzicht krijgt in de methoden die de BVD en de RID-en hanteren bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.

Ten behoeve van dat onderzoek zijn relevante documenten van de BVD en de RID-en opgevraagd. Met de direct betrokkenen bij de BVD en de RID-en hebben de commissie en haar staf gesprekken gevoerd.

8.8.2 Organisatie en samenwerking

In artikel 8, tweede lid van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt de taak van de BVD als volgt geformuleerd:ahet verzamelen van gegevens omtrent organisaties en personen welke door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de Staat;bhet verrichten van veiligheidsonderzoeken ter zake van de vervulling van vertrouwensfuncties, dan wel van functies in het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze ter zake verantwoordelijke Ministers de mogelijkheid bieden de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat te schaden;chet bevorderen van maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze terzake verantwoordelijke Ministers van vitaal belang zijn voor
de instandhouding van het maatschappelijk leven.

In totaal zijn bij de BVD ongeveer 560 personen werkzaam.
De rol van de BVD en de RID-en bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit is marginaal. Er is nauwelijks sprake van eigen analyses van informatie over dit onderwerp. Van bestrijding sec door de BVD of de RID-en is geen sprake. Uit de publieke uitlatingen en jaarverslagen van de BVD kan het beeld oprijzen dat de BVD zich intensief bemoeit met de georganiseerde criminaliteit. Noot Maar dit beeld wordt door de BVD ontkend. De BVD besteedt pas zelfstandig aandacht aan de georganiseerde criminaliteit als hierbij sprake is van aantasting van de integriteit van het openbaar bestuur. Dit wordt dan opgevat als n van de aantasters van de staatsveiligheid of de democratische rechtsorde. Georganiseerde criminaliteit is op zichzelf geen onderzoeksonderwerp van de BVD.

De integriteit van het openbaar bestuur is een onderwerp dat verschillende diensten aangaat: politie, OM, Rijksrecherche, BVD. De cordinatie tussen deze organisaties is in het algemeen niet optimaal. De BVD beschikt niet over een inventarisatie van gevallen waarin de georganiseerde criminaliteit de integriteit van de overheid bedreigt. Noot

BVD en politie

De BVD verricht niet op eigen initiatief onderzoek naar strafbare feiten. De BVD neemt wel in bijzondere gevallen met liaisons deel aan strafrechtelijke onderzoeken van de politie, bijvoorbeeld in het Haagse Copa-team en het Columbia-team. De politie heeft soms het idee dat de BVD deel uitmaakt van het team, terwijl de BVD van zijn kant steeds afstand tot de politie claimt. De liaisons hebben tot taak na te gaan welke informatie van de BVD mogelijk relevant is in het kader van het strafrechtelijk onderzoek. Indien de BVD over bruikbare informatie beschikt, wordt deze uitsluitend via een ambtsbericht van het hoofd van de BVD aan een team ter beschikking gesteld. Dit gebeurt op basis van de artikelen 11 en 12 WIV.

De voorzitter :
Maar welke wettelijke basis is er om op deze manier te werken?
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Voor de BVD is de wettelijke basis te vinden in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De voorzitter:
Op grond van die wet kan men inlichtingen verzamelen, maar die dienst kan op grond daarvan toch geen inlichtingen verzamelen voor een strafproces? De ambtenaren van de BVD zijn namelijk geen opsporingsambtenaren.
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Nee, zij verzamelen inlichtingen op grond van hun bevoegdheid en als zij mij iets vertellen dat mogelijk van belang kan zijn, kunnen wij dat ook gebruiken in een strafproces.
De voorzitter:
Maar het is toch niet genoeg dat u dat zegt. Voor zoiets moet toch een wettelijke basis zijn. Is die er in voldoende mate?
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Ik meen dat uiteindelijk de rechter zal toetsen en dat hij zal zeggen of hij er genoegen mee neemt. Maar als een informant iets zegt en wij brengen die informatie in een strafproces, dan toetst de rechter toch ook.
De voorzitter:
Dan wordt een proces-verbaal gemaakt door opsporingsambtenaren.
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Maar hiervan wordt ook proces-verbaal opgemaakt.
De voorzitter:
Door wie dan?
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Door de afdeling DBRZ. Noot Ik krijg het ambtsbericht en geef dat in handen van die afdeling en daar maakt men er een proces-verbaal van.
De voorzitter:
Dus dan is de BVD eigenlijk een grote informant.
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Maar wel een superinformant. Noot De sturing van de RID-en door de BVD is uiterst moeizaam. Binnen de BVD sluit men niet uit dat in de toekomst geen gebruik meer zal worden gemaakt van de RID-en. Traditioneel bestaat er een spanning tussen de CRI en de BVD. Na het rapport van de Commissie relatie BVD-CRI (de commissie-Blok) is de verhouding tussen beide diensten verbeterd. Op dit moment wordt intensief informatie uitgewisseld voorzover dat past in de taakuitoefening van beide diensten.

8.8.3 Methoden

Methoden BVD

De BVD spoort geen strafbare feiten op. Wel worden dezelfde methoden gehanteerd bij de uitoefening van de
eigenlijke taak van de BVD als door opsporingsinstanties. Bovendien heeft de BVD de mogelijkheid om direct af te luisteren. De bijzondere methoden die de BVD gebruikt zijn niet in een wet opgenomen. De inzet van deze middelen wordt getoetst aan de hand van interne vertrouwelijke richtlijnen. De BVD doet soms onderzoeken waarbij sprake is van bijvangst. Volgens betrokkenen wordt dan bij toeval informatie over criminele activiteiten (wapens, drugs) gevonden.

Uitwisseling informatie BVD - politie

Informatie van de BVD kan relevant zijn voor een strafrechtelijk opsporingsonderzoek. De minister van Justitie heeft zich in een brief aan de vaste commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten op het standpunt gesteld dat van de BVD afkomstige informatie door politie en justitie kan worden gebruikt ten behoeve van de legitimatie van de aanvang van een strafrechtelijk onderzoek. Als regel zal hierover een ambtsbericht van het hoofd van de BVD aan de officier van justitie uitgaan. Het wordt niet uitgesloten geacht dat de informatie bij spoedeisende situaties eerst mondeling wordt verstrekt en dat er dan achteraf alsnog een schriftelijk ambtsbericht volgt. Het gaat om enkele tientallen ambtsberichten per jaar. Zo kan het voorkomen dat de BVD door middel van een ambtsbericht informatie uit een BVD-telefoontap verstrekt aan de politie. Het staat de rechter vrij om van de BVD afkomstige informatie al dan niet voor het bewijs te gebruiken. De enkele omstandigheid dat de informatie afkomstig is van de BVD, maakt nog niet dat die informatie onrechtmatig is verkregen. Noot Betrokkenen stellen dat er slechts in incidentele gevallen sprake is van rechtstreekse contacten. De basis van de informatie-verstrekking aan de politie wordt gevormd door artikelen 11 en 12 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het is de vraag of deze artikelen daarvoor voldoende basis bieden. In een enkel geval geeft de politie via de BVD CID-informatie aan het bestuur. Dat betrof bijvoorbeeld betreft een zaak van politieke infiltratie. De politie beschikt in principe niet over de mogelijkheid om de informatie rechtstreeks door te geven.

De BVD krijgt met regelmaat informatie over georganiseerde criminaliteit van haar zusterdiensten in het buitenland die zich hiermee wel bezighouden.

De heer Rabbae:
Wat bepaalt de grens van de informatie-uitwisseling tussen u en een zusterinstelling in het buitenland?
De heer Van Helten:
De informatie-uitwisseling moet altijd kloppen met de taakstelling van de dienst en zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Dat geeft een kader waar wij niet buiten mogen treden.
De heer Rabbae:
Dat is het enige criterium?
De heer Van Helten:
Nee, dat hangt van het onderwerp af. Er zal altijd een zeer kritisch blik worden geworpen op de mogelijkheid dat men bijvoorbeeld vanuit het buitenland tracht invloed uit te oefenen op de Nederlandse situatie. Dat is een heel sterke beperking.
De heer Rabbae:
Het is niet afhankelijk van de vraag of er in het andere land al dan niet sprake is van wetgeving omtrent privacy-bescherming?
De heer Van Helten:
Dat is een zeer belangrijk punt.
De heer Rabbae:
Ook in de uitwisseling van informatie tussen geheime diensten?
De heer Van Helten:
Ja, want wij zijn gehouden aan onze eigen privacy-voorschriften en die voorschriften worden niet terzijde gelegd als wij spreken met een buitenlandse zusterdienst.
De voorzitter:
Maar in algemene zin blijft toch overeind dat, zoals hier de vertegenwoordiger van de CRI heeft gezegd, de informatie-uitwisseling met die diensten weer gebeurt op de vertrouwensbasis? Wat ze er verder mee doen, kunt u toch nooit direct controleren?
De heer Van Helten:
Dat is een van de punten die het ingewikkeld maken. Als je niet zeker weet wat de buitenlandse zusterdienst doet met de gegevens die je geeft, dan moet je het eigenlijk niet doen. Dat legt wel eens een druk op de verhoudingen die soms door een ander land wordt vertaald als onwil van Nederland om volledig mee te werken. Wij moeten zicht hebben op wat er gebeurt. Dat is trouwens een internationale regel, het derde-landenprincipe (third party principle). Dat houdt in dat als je informatie uitwisselt met een zusterdienst, je alleen maar gebruik mag maken van die informatie met toestemming van die zusterdienst. Dat geldt voor ons ook. Als wij informatie geven aan een zusterdienst dan moeten wij redelijkerwijze controle hebben op datgene wat ze ermee doen. Noot

Gebruik technische kennis

De politie maakte in incidentele gevallen gebruik van de technische kennis van de BVD. De activiteiten van de BVD-ambtenaren hebben dan plaats onder verantwoordelijkheid van de politie en de officier van justitie.


De heer Vos:
Ik zou de vraag wat breder willen maken. Doet de politie wel eens een beroep op de expertise, de bijzondere vaardigheden, de technische instrumenten die bij de dienst beschikbaar zijn?
De heer Van Helten:
Dat gebeurt wel eens.
De heer Vos:
In welke gevallen gebeurt het?
De heer Van Helten:
Van geval tot geval wordt bekeken wat er kan gebeuren. Een en ander wordt zeer precies vastgelegd.
De heer Rabbae:
Heeft u ooit een gaatje geboord of een camera geplaatst voor de politie?
De heer Van Helten:
Wij hebben wel eens technische activiteiten voor politie en justitie verricht.
De heer Rabbae:
Dat doet u nog steeds.
De heer Van Helten:
In zeer beperkte mate. Het is uiterst zelden noodzakelijk. Noot Steeds wordt een schriftelijk akkoordverklaring van de officier van justitie gevraagd zodat geen onduidelijkheid kan bestaan over de verantwoordelijkheid. Zelden worden de eigen BVD-bevoegdheden gebruikt ten behoeve van een politie-onderzoek, tenzij er sprake is van een eigen BVD-belang (gevaar voor aantasting van de staatsveiligheid of de democratische rechtsorde). De BVD doet vaker een beroep op de Divisie ondersteuning van het KLPD. Deze KLPD-medewerkers werken dan onder verantwoordelijkheid van de BVD. Deze samenwerking vindt vooral plaats indien de middelen van de BVD zijn uitgeput.
De heer Koekkoek:
Komt het andersom ook voor, dat de politie en met name Driebergen, u helpt met technische hulpmiddelen?
De heer Van Helten:
Ja.
De heer Koekkoek:
Komt dat veel voor?
De heer Van Helten:
Dat komt nog steeds voor.
De heer Koekkoek:
Komt het in toenemende mate voor?
De heer Van Helten:
Ja, ik heb de indruk dat het wat vaker gebeurt dan vroeger. Maar wij doen dat in het kader van het regime van artikel 18 van de wet, waarin de politie-ambtenaren werkzaamheden voor de BVD uitoefenen. Dan gebeurt het dus wel onder ons regime. Noot

8.8.4 Sturing en controle

Algemene sturing en controle BVD

De BVD verricht zijn taak in ondergeschiktheid aan de minister van Binnenlandse Zaken (art. 2 WIV). Deze minister is politiek verantwoordelijk. Politieke sturing van de BVD vindt in breder verband plaats in de ministerile commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze commissie bestaat uit de minister-president en de ministers van Binnenlandse Zaken, Justitie, Defensie, Economische Zaken en Financin. Hier vindt overleg plaats over de organisatie en samenwerking tussen de BVD en de Militaire inlichtingendienst. De minister van Binnenlandse Zaken legt in de eerste plaats politieke verantwoording af aan de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Van deze commissie maken de fractievoorzitters van CDA, PVDA, VVD en D66 deel uit.

De controle op en de sturing van de BVD staan ter discussie. In een uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (juni 1994) wordt gesteld dat in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet voldoende is aangegeven onder welke omstandigheden en met welke middelen de BVD bevoegd is inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van een individu.

Landelijk officier van justitie

De landelijke BVD-officier van justitie heeft een controlerende taak bij de ambtsberichten van de BVD aan het OM. De landelijke officier heeft een beperkt zicht op de activiteiten van de BVD. De BVD bepaalt welke informatie aan de landelijke officier wordt verstrekt. De landelijke officier kan dan ook niet zelfstandig beoordelen of de wijze waarop de informatie door de BVD is verkregen rechtmatig is. Zij geeft geen sturing aan de onderzoeken waaruit die informatie afkomstig is. Noot

8.8.5 Beoordeling

De commissie constateert dat de BVD in overeenstemming met zijn taakomschrijving in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geen zelfstandig onderzoek doet naar georganiseerde criminaliteit. De
commissie constateert echter ook dat na 1989 in de jaarverslagen bij politiek en publiek het beeld is uitgedragen dat de BVD zich intensief bezig zou houden met de georganiseerde criminaliteit. De commissie is van oordeel dat de BVD zich terecht onthoudt van intensieve bemoeienis met de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Het werkterrein van een binnenlandse veiligheidsdienst moet binnen een democratische rechtsstaat zo beperkt mogelijk gehouden worden. De commissie is van oordeel dat de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit geen taak is van de BVD.

De commissie constateert allerlei vormen van informatie-uitwisseling en dwarsverbanden tussen de politie en de BVD, inclusief RID-en. Het is niet altijd even duidelijk op welke grond dit gebeurt. Noot Dit geldt eveneens voor de bevoegdheden op basis waarvan methoden worden ingezet. Het is ook niet altijd duidelijk wie recht heeft op welke informatie. De commissie is van oordeel dat het grensvlak tussen politie en BVD nadere normering behoeft. Dit wil niet zeggen dat in de relatie tussen de BVD en de politie veel zaken fout gaan. De commissie is echter wel van oordeel dat een meer precieze regeling noodzakelijk is om vermenging van belangen te voorkomen. Het gaat bij de nadere normering zowel om informatie-uitwisseling tussen de politie en de BVD als om wederzijdse operationele ondersteuning.

Het is nauwelijks mogelijk voor de landelijk officier van justitie om daadwerkelijk controle uit te oefenen op de rechtmatigheid van de informatie die per ambtsbericht aan het OM wordt toegestuurd. De commissie is van oordeel dat de landelijke BVD-officier van justitie inzage moet kunnen krijgen in alle relevante documentatie die ten grondslag ligt aan het ambtsbericht. Zij hecht aan een strakke procedure, aangezien informatie van de BVD kan worden gebruikt als begin voor een strafrechtelijk onderzoek, en zelfs als bewijs. Dan mag naar het oordeel van de commissie geen enkele discussie kunnen ontstaan over de herkomst van de informatie.


vorige         inhoudsopgave en zoeken