De commissie heeft besloten ook onderzoek te doen naar de rol die de Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) en de Regionale inlichtingendiensten (RID-en) spelen bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. De commissie is van oordeel dat het van belang is voor het beeld van de organisatie en het functioneren van de opsporing dat de commissie inzicht krijgt in de methoden die de BVD en de RID-en hanteren bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.
Ten behoeve van dat onderzoek zijn relevante documenten van de BVD en de RID-en opgevraagd. Met de direct betrokkenen bij de BVD en de RID-en hebben de commissie en haar staf gesprekken gevoerd.
In artikel 8, tweede lid van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt de taak van de BVD als
volgt geformuleerd:ahet verzamelen van gegevens omtrent organisaties en personen welke door de doelen die
zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar
vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere
gewichtige belangen van de Staat;bhet verrichten van veiligheidsonderzoeken ter zake van de vervulling van
vertrouwensfuncties, dan wel van functies in het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze ter zake
verantwoordelijke Ministers de mogelijkheid bieden de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat
te schaden;chet bevorderen van maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door
het belang van de Staat wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het
bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze terzake verantwoordelijke Ministers van vitaal belang zijn voor
de instandhouding van het maatschappelijk leven.
In totaal zijn bij de BVD ongeveer 560 personen werkzaam.
De rol van de BVD en de RID-en bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit is marginaal. Er is
nauwelijks sprake van eigen analyses van informatie over dit onderwerp. Van bestrijding sec door de BVD of de
RID-en is geen sprake. Uit de publieke uitlatingen en jaarverslagen van de BVD kan het beeld oprijzen dat de
BVD zich intensief bemoeit met de georganiseerde criminaliteit. Noot Maar dit beeld wordt door de BVD
ontkend. De BVD besteedt pas zelfstandig aandacht aan de georganiseerde criminaliteit als hierbij sprake is
van aantasting van de integriteit van het openbaar bestuur. Dit wordt dan opgevat als n van de aantasters
van de staatsveiligheid of de democratische rechtsorde. Georganiseerde criminaliteit is op zichzelf geen
onderzoeksonderwerp van de BVD.
De integriteit van het openbaar bestuur is een onderwerp dat verschillende diensten aangaat: politie, OM, Rijksrecherche, BVD. De cordinatie tussen deze organisaties is in het algemeen niet optimaal. De BVD beschikt niet over een inventarisatie van gevallen waarin de georganiseerde criminaliteit de integriteit van de overheid bedreigt. Noot
BVD en politie
De BVD verricht niet op eigen initiatief onderzoek naar strafbare feiten. De BVD neemt wel in bijzondere gevallen met liaisons deel aan strafrechtelijke onderzoeken van de politie, bijvoorbeeld in het Haagse Copa-team en het Columbia-team. De politie heeft soms het idee dat de BVD deel uitmaakt van het team, terwijl de BVD van zijn kant steeds afstand tot de politie claimt. De liaisons hebben tot taak na te gaan welke informatie van de BVD mogelijk relevant is in het kader van het strafrechtelijk onderzoek. Indien de BVD over bruikbare informatie beschikt, wordt deze uitsluitend via een ambtsbericht van het hoofd van de BVD aan een team ter beschikking gesteld. Dit gebeurt op basis van de artikelen 11 en 12 WIV.
Methoden BVD
Uitwisseling informatie BVD - politie
Informatie van de BVD kan relevant zijn voor een strafrechtelijk opsporingsonderzoek. De minister van Justitie heeft zich in een brief aan de vaste commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten op het standpunt gesteld dat van de BVD afkomstige informatie door politie en justitie kan worden gebruikt ten behoeve van de legitimatie van de aanvang van een strafrechtelijk onderzoek. Als regel zal hierover een ambtsbericht van het hoofd van de BVD aan de officier van justitie uitgaan. Het wordt niet uitgesloten geacht dat de informatie bij spoedeisende situaties eerst mondeling wordt verstrekt en dat er dan achteraf alsnog een schriftelijk ambtsbericht volgt. Het gaat om enkele tientallen ambtsberichten per jaar. Zo kan het voorkomen dat de BVD door middel van een ambtsbericht informatie uit een BVD-telefoontap verstrekt aan de politie. Het staat de rechter vrij om van de BVD afkomstige informatie al dan niet voor het bewijs te gebruiken. De enkele omstandigheid dat de informatie afkomstig is van de BVD, maakt nog niet dat die informatie onrechtmatig is verkregen. Noot Betrokkenen stellen dat er slechts in incidentele gevallen sprake is van rechtstreekse contacten. De basis van de informatie-verstrekking aan de politie wordt gevormd door artikelen 11 en 12 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het is de vraag of deze artikelen daarvoor voldoende basis bieden. In een enkel geval geeft de politie via de BVD CID-informatie aan het bestuur. Dat betrof bijvoorbeeld betreft een zaak van politieke infiltratie. De politie beschikt in principe niet over de mogelijkheid om de informatie rechtstreeks door te geven.
De BVD krijgt met regelmaat informatie over georganiseerde criminaliteit van haar zusterdiensten in het
buitenland die zich hiermee wel bezighouden.
Gebruik technische kennis
De politie maakte in incidentele gevallen gebruik van de technische kennis van de BVD. De activiteiten van de BVD-ambtenaren hebben dan plaats onder verantwoordelijkheid van de politie en de officier van justitie.
Algemene sturing en controle BVD
De BVD verricht zijn taak in ondergeschiktheid aan de minister van Binnenlandse Zaken (art. 2 WIV). Deze minister is politiek verantwoordelijk. Politieke sturing van de BVD vindt in breder verband plaats in de ministerile commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze commissie bestaat uit de minister-president en de ministers van Binnenlandse Zaken, Justitie, Defensie, Economische Zaken en Financin. Hier vindt overleg plaats over de organisatie en samenwerking tussen de BVD en de Militaire inlichtingendienst. De minister van Binnenlandse Zaken legt in de eerste plaats politieke verantwoording af aan de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Van deze commissie maken de fractievoorzitters van CDA, PVDA, VVD en D66 deel uit.
De controle op en de sturing van de BVD staan ter discussie. In een uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (juni 1994) wordt gesteld dat in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet voldoende is aangegeven onder welke omstandigheden en met welke middelen de BVD bevoegd is inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van een individu.
Landelijk officier van justitie
De landelijke BVD-officier van justitie heeft een controlerende taak bij de ambtsberichten van de BVD aan het OM. De landelijke officier heeft een beperkt zicht op de activiteiten van de BVD. De BVD bepaalt welke informatie aan de landelijke officier wordt verstrekt. De landelijke officier kan dan ook niet zelfstandig beoordelen of de wijze waarop de informatie door de BVD is verkregen rechtmatig is. Zij geeft geen sturing aan de onderzoeken waaruit die informatie afkomstig is. Noot
De commissie constateert dat de BVD in overeenstemming met zijn taakomschrijving in de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten geen zelfstandig onderzoek doet naar georganiseerde criminaliteit. De
commissie constateert echter ook dat na 1989 in de jaarverslagen bij politiek en publiek het beeld is
uitgedragen dat de BVD zich intensief bezig zou houden met de georganiseerde criminaliteit. De commissie is
van oordeel dat de BVD zich terecht onthoudt van intensieve bemoeienis met de bestrijding van
georganiseerde criminaliteit. Het werkterrein van een binnenlandse veiligheidsdienst moet binnen een
democratische rechtsstaat zo beperkt mogelijk gehouden worden. De commissie is van oordeel dat de
bestrijding van de georganiseerde criminaliteit geen taak is van de BVD.
De commissie constateert allerlei vormen van informatie-uitwisseling en dwarsverbanden tussen de politie en de BVD, inclusief RID-en. Het is niet altijd even duidelijk op welke grond dit gebeurt. Noot Dit geldt eveneens voor de bevoegdheden op basis waarvan methoden worden ingezet. Het is ook niet altijd duidelijk wie recht heeft op welke informatie. De commissie is van oordeel dat het grensvlak tussen politie en BVD nadere normering behoeft. Dit wil niet zeggen dat in de relatie tussen de BVD en de politie veel zaken fout gaan. De commissie is echter wel van oordeel dat een meer precieze regeling noodzakelijk is om vermenging van belangen te voorkomen. Het gaat bij de nadere normering zowel om informatie-uitwisseling tussen de politie en de BVD als om wederzijdse operationele ondersteuning.
Het is nauwelijks mogelijk voor de landelijk officier van justitie om daadwerkelijk controle uit te oefenen op de rechtmatigheid van de informatie die per ambtsbericht aan het OM wordt toegestuurd. De commissie is van oordeel dat de landelijke BVD-officier van justitie inzage moet kunnen krijgen in alle relevante documentatie die ten grondslag ligt aan het ambtsbericht. Zij hecht aan een strakke procedure, aangezien informatie van de BVD kan worden gebruikt als begin voor een strafrechtelijk onderzoek, en zelfs als bewijs. Dan mag naar het oordeel van de commissie geen enkele discussie kunnen ontstaan over de herkomst van de informatie.