5.3. De verschijningsvormen
5.3.1. Harddrugs
Herone
In Arnhem hebben de harddrugs de laatste tien tot vijftien jaar
een stempel gedrukt op de stad en haar zichtbaar veranderd. Door
het Gelders Centrum voor Verslavingszorg zijn in 1994 1.050
verslaafden geregistreerd. Dit aantal groeit nog steeds. In 1990
waren het er nog 850. Arnhem staat op basis van de geschatte omvang
van de opiaatgebruikers bij de top vijf van de grote en middelgrote
Nederlandse steden (Bieleman e.a., 1995, 62). In het HKS van de
politie staan 617 harddrugverslaafden vermeld. De verslaafden
worden in hun behoefte aan herone (de meesten) of cocane voorzien
vanuit ongeveer 240 dealerpanden en plaatsen. Deze dealeradressen
zijn voor een deel te vinden in het Spijkerkwartier, een wijk waar
een grote concentratie van verslaafden dag in dag uit op straat de
tijd doorbrengt, en voor het andere deel in enkele sociaal zwakkere
wijken in Arnhem. In 1989 leidde de drugoverlast in een van deze
wijken tot een ware oproer van de bevolking. Verder bestaat de
clintle van de dealers uit Duitse verslaafden die van de
grensplaats gebruik maken om voordelig aan hun herone en cocane te
komen. Volgens een in 1991 in Arnhem verricht WODC-onderzoek zouden
per weekend zo’n 25 tot 40 Duitse drugtoeristen in Arnhem zijn die
op jaarbasis gezien ongeveer 5 miljoen gulden aan vooral herone en
cocane zouden kopen (Grapendaal en Aidala, 1991).
De prijzen van herone en cocane zijn in Arnhem namelijk zeer
aantrekkelijk. Voor een gram herone betaalt men tegenwoordig tussen
de f.50 en f.80. Deze relatief lage prijzen wijzen op een overvloed
aan herone in de stad. Het is om die reden niet verwonderlijk dat
straatdealers uit bijvoorbeeld Nijmegen, Deventer en Enschede zelf
hun drugs komen halen in Arnhem om die vervolgens met winst te
verkopen in hun eigen woonplaats. Ook kan met zo’n prijsstelling de
Duitse markt op grote schaal worden bediend. De heronehandel in
Arnhem zou in het midden van de jaren zeventig voor het eerst
gentroduceerd zijn door enkele Surinaamse jongeren. Zij zouden de
herone in Amsterdam, mede voor eigen gebruik hebben gekocht. In de
jaren tachtig zijn de Turken op de markt gekomen. De Turken zijn in
Arnhem voor een deel Koerdische Turken. In de jaren zestig is een
eerste groep Koerden vanuit Oost-Turkije naar Arnhem getrokken om
daar emplooi te vinden in de sterk in ontwikkeling komende
industrie zoals AKZO Noot . In de loop des tijds is de
groep uitgegroeid tot ongeveer 5.000 Turken onder wie ongeveer
1.500 Koerden. De tweede en derde generatie van deze eerste
gastarbeiders van Koerdische origine hebben de heronehandel in hun
greep. De politieke tegenstellingen in het land van herkomst spelen
altijd een grote rol in de relatie tussen de twee groepen Turken.
In Arnhem bestaat er een strikte sociale scheiding tussen Turken en
Koerden die zelfs in de illegaliteit aanwezig is. In de hogere
niveaus van de heronehandel zijn uitsluitend Koerden te vinden en
in de lagere echelons, koeriers, chauffeurs en dergelijke,
uitsluitend Turken.
De heronehandel is opgezet in het begin van de jaren tachtig
door een vader met een aantal zonen. Het gezin was als gastarbeider
naar Nederland gekomen maar na een faillissement in de
textielindustrie werkloos geworden. De zoons hebben tegen het einde
van dat decennium de organisatie overgenomen en, als ware het een
familiebedrijf, verder uitgebouwd. Samen met enkele andere
Koerdische families, die spoedig het voorbeeld van het gezin
volgden, spelen zij de hoofdrol in de heronehandel in Arnhem. De
families, vijf in getal, kunnen worden opgevat als zelfstandig
opererende families, die in overleg samenwerken maar ook solistisch
actief zijn. Er bestaat niet zoiets als een divisiestructuur die
vaak aan dergelijke families worden toegekend. De families hebben
als het ware hun hoofdkantoor te Arnhem Noot , maar
leveren de herone die zij rechtstreeks uit Turkije halen aan
collegahandelaren (uitsluitend land- en streekgenoten) in een groot
aantal plaatsen in Nederland, waaronder Amsterdam, Rotterdam,
Nijmegen en Enschede. Zij verzorgen naast de
Nederlandse markt ook de internationale transitohandel vanuit
Turkije naar landen als Spanje, Duitsland Noot ,
Frankrijk, Engeland en Belgi. De families zijn vrijwel zeker op
groothandelsniveau actief. De totale export van herone vanuit
Turkije van deze Arnhemse families zou jaarlijks in de honderden
kilo’s belopen. Zegslieden stellen dat er sprake zou zijn van cycli
van ongeveer drie maanden: vanaf het moment van bestelling in
Turkije tot en met de aflevering in Nederland. De transporten
worden georganiseerd vanuit Arnhem en voor het vervoer, meestal per
vrachtauto, wordt meestal zelf gezorgd. Indien men niet voor eigen
vervoer zorg draagt, wordt de prijs per kilo hoger (i.v.m. de
risico’s). Dikwijls wordt een zending van partijen herone voor meer
afnemers tegelijk geregeld. Elke partij wordt afzonderlijk per
koper gemerkt. Niet alleen wordt daarmee verwisseling per ongeluk
voorkomen, ook weet de afnemer dan dat hij daadwerkelijk de herone
krijgt zoals die in Turkije is aangekocht.
Omdat de families een groot deel van de heroneketen in beheer
zouden hebben (vanaf produktie tot aflevering) zouden hoge winsten
worden behaald. De inkoopprijs in Istanbul bedraagt tussen de
f.10.000 en 12.000 per kilo. Daarbij komen de kosten van het
transport van tussen de f.3.000 en 5.000 en andere kosten zoals die
voor de opslag en voorbereidingen van het transport (vliegtuig,
hotels, verblijfskosten). De verkoopprijzen liggen rond de f.40.000
en 50.000. Door vervolgens nog eens 3 tot 4 keer te versnijden kan
de verkoopprijs tot het dubbele oplopen. De winsten zijn dus hoog.
Bij een omvang van stel 500 kilo per jaar kan van een bedrag van
ongeveer 60 miljoen gulden aan inkomsten worden gesproken (hierover
later meer). Binnen elk van die families zijn, vanuit de culturele
achtergrond gezien niet verwonderlijk, de oudste zonen de
belangrijkste figuren. Zij hebben het natuurlijk gezag omdat zij in
de ogen van de Koerdische en Turkse gemeenschap in staat zijn
dingen te regelen. Zij beschikken daarvoor over de power in
de familie, ook in fysieke zin. Voor de consolidatie van die
positie is het van belang betrouwbaar te zijn, je woord na te komen
en rekeningen te betalen. Men (de markt, maar ook de gemeenschap)
moet op je kunnen rekenen. De leidenden regelen de handel, doen de
bestellingen, maken de financile afspraken, maken de afspraken met
wie transporten samen zullen worden georganiseerd, regelen de
afhandeling van de financin en geven aan wie van de familie en
daarbuiten voor welke taak wordt ingezet.
Deze leidende personen houden er in de regel in Nederland een
sobere levensstijl op na. Hun woning is doorgaans een gehuurde
kleine flat of eengezinswoning in het kader van de sociale
woningwetwoning, hun kleding is niet van die van andere Koerden te
onderscheiden en zij geven nauwelijks geld uit aan materile
goederen. Slechts tijdens hun geregeld terugkerende, zakelijke
verblijf in Turkije wordt een uitbundiger levensstijl gehuldigd om
daar te laten zien dat men in het westen is geslaagd. Door de
politie is vastgesteld dat vrijwel alle leidende personen een
uitkering in het kader van de Bijstand, WAO of WW ontvangen. Ook is
vastgesteld dat enkelen zich in Nederland hebben kunnen vestigen
door een schijnhuwelijk te sluiten met Nederlandse vrouwen. De
Koerdische familieleden, allemaal afkomstig uit dezelfde
bergachtige streek in Oost-Turkije, spelen een centrale rol. Voor
eenvoudige werkzaamheden of klusjes worden Turken ingeschakeld.
Problemen in de sfeer van disciplinering bestaan er nauwelijks. Het
gezag is, zoals aangegeven, natuurlijk maar als een familielid
tegen de belangen van de familie ingaat, dan wordt meedogenloos
opgetreden. Dit geldt ook voor afnemers die niet aan hun
betalingsverplichtingen kunnen of willen voldoen. In de periode
1989-1990 zouden volgens zeer voorzichtige schattingen door deze
families ongeveer zeven liquidaties zijn uitgevoerd. Verder schuwt
men intimidatie niet als middel in de illegale handel. De families
zijn vrij omvangrijk en het aantal in de organisatie opgenomen
Koerden en Turken is aanzienlijk. In een zogeheten tussenbalans van
de Arnhemse recherche uit 1992 had men de personalia van ongeveer
1250 Koerdische en Turkse personen in de administratie kunnen
achterhalen van wie er ongeveer 900 min of meer rechtstreeks in
verband kunnen worden gebracht met de handel in drugs. De meesten
van die 900 verdachten (volgens de recherche is door het bestand de
scan van art. 27 Sv gehaald) waren van Koerdische afkomst. Op de
een of andere manier zijn deze personen met de heronehandel in de
stad verbonden Noot .
Om meer duidelijkheid te verkrijgen over het door de politie
geregistreerde aandeel van de Turkse bevolking, hebben wij enkele
andere politiebestanden geraadpleegd. Het RCID-bestand, dat van een
gelijke kwaliteit is als het Nijmeegse bestand (zie 4.3.1), bevatte
in totaal 467 Turkse personen (periode 1990-1995), van wie 313 in
Arnhem woonachtig zijn. Daarnaast is een bestand geraadpleegd van
het drughandelteam, waarin de namen geregistreerd staan van
personen die in verband met zowel de drughandel als het bezit van
verdovende middelen zijn aangehouden. In dit bestand bleken in de
periode 1990-1995 ruim 100 Turken geregistreerd te staan, van wie
de helft ook reeds in het RCID-bestand was opgenomen. In de beide
bestanden stonden in totaal 524 Turken geregistreerd, van wie 343
in Arnhem woonachtig zijn. Medio 1995 woonden 3.531 volwassen
mannen van Turkse afkomst in Arnhem.
De families zouden in Turkije over belangrijke connecties in de
politiek, bij de politie en in het bedrijfsleven beschikken. Enkele
politiecommissarissen, een ptt-functionaris, een notaris en
politici zouden onder hun invloed staan. Dit is van belang om de
zaken en de handel in Turkije zeker te stellen, maar ook om te
voorkomen dat Nederlandse opsporingsinstanties effectief in Turkije
tegen de families zouden kunnen
optreden. De belangen van de families in Turkije zijn thans groot.
De opbrengsten worden voor het grootste deel direct overgebracht
naar Turkije en belegd in hotels en appartementen. Familieleden die
in Turkije zijn achtergebleven zorgen voor het beheer en het
onderhoud van de gebouwen. De gelden die voor de aankopen in
onroerend goed nodig zijn, worden via koeriers per auto of per
vliegtuig direct naar Istanbul gebracht. Vrijwel hun meeste geld
gaat direct naar Istanbul of naar hun geboortestreek. Witwassen is
niet nodig omdat men in Turkije investeringen vanuit het buitenland
graag ziet komen en er doorgaans weinig vragen worden gesteld over
de herkomst van het geld. Bovendien is er een notaris ter plaatse
die wordt ingeschakeld om eventuele plooien weer recht te strijken.
Ook wordt gebruik gemaakt van Turkse banken in Nederland waarmee
geld naar Turkije wordt overgemaakt via zogenaamde
verzamelrekeningen van rep offices om heronetransporten te
financieren of andere transacties te doen (zie ook het deelrapport
Fraude en witwassen van Van de Bunt en Nelen). Een laatste manier
om geld naar Turkije te brengen, is dure nieuwe auto’s te laten
rijden naar Turkije en daar ter plaatse te verkopen of als
ruilobject/onderpand te gebruiken. De auto’s zouden tijdens het
vervoer op naam staan van een van de in Arnhem woonachtige
Turken.
Ondanks het vele geld dat naar Turkije gaat, blijft er voldoende
over om in Nederland, in het bijzonder in Arnhem te investeren. Op
beperkte schaal worden in Arnhem en in andere steden van Nederland
horecagelegenheden en bedrijven opgekocht. De politie schat het
aantal, dat merendeels als dekmantelbedrijven dienst zou doen,
tussen de 50 en 100. De horecagelegenheden, koffiehuizen,
theehuizen, reisbureaus, (afhaal)pizzeria’s zijn vrijwel allemaal
gelegen in de Arnhemse wijk Spijkerkwartier. De eigendommen zouden
vrijwel altijd op naam staan van andere personen, die niets
uitstaande hebben met de drughandel. Ook worden er woonhuizen in
die wijk opgekocht. In de loop der jaren is op deze wijze een
Turks-Koerdische enclave ontstaan met allerlei cafeetjes en winkels
die in handen van deze families zijn. In de Turkse koffie- en
theehuizen speelt zich de handel af. Achter in de zaak worden de
transacties geregeld. De omgeving biedt veel bescherming:
Nederlanders komen er niet en het is moeilijk om het gedrag te
observeren. De leidende figuren zijn trouwens zeer alert op
opsporing. Over de telefoon wordt nauwelijks gesproken over zaken,
de afspraken worden op wisselende plaatsen gemaakt, vaak op straat
tijdens een wandeling. Alleen met vertrouwelingen worden zaken
gedaan. Onbekenden, en zeker Nederlanders, worden gewantrouwd en
gemeden. Daarnaast worden veel maatregelen genomen die de pakkans
verkleinen. De Koerden zijn buitengewoon goed op de hoogte van
politie-opsporingsmethoden. Geld hebben zij nooit bij zich,
telefoons worden niet gebruikt, auto’s worden geleast, en er
bestaat grote kennis van wetten op het gebied van het asielrecht en
van de privacyregelingen, en observaties van de politie worden
contra-geobserveerd. De afgelopen jaren hebben laten zien dat de
families intimidatie naar justitie en politie niet schuwen (zie
verder 6.1). De groep is duurzaam gebleken. Ondanks de arrestatie
enkele jaren geleden van een aantal leidende figuren binnen de
families was men in staat de heronehandel gewoon door te laten gaan
en het marktaandeel zelfs te vergroten.
De positie die de vijf families in Arnhem en in de nationale
markt innemen, houdt niet in dat zij de monopoliepositie (willen)
hebben in de stad of dat alles vanuit n centraal punt wordt
geregisseerd. De families werken relatief zelfstandig, gaan
samenwerkingsverbanden aan als dat zo uitkomt, maar beconcurreren
elkaar zeker niet. Zij laten ook ruimte aan hen die op de markt
actief willen zijn (uiteraard alleen Koerdische Turken). De
straathandel laat men steeds meer over aan groepen jonge
Koerden/Turken. De oorspronkelijk op straatniveau actieve
Surinamers en autochtonen zijn verdreven. Met agressieve
verkoopmethoden worden verslaafden benaderd. Een tweetal Koerden
die als asielzoekers legaal Nederland waren binnengekomen, slaagden
er binnen twee jaar in ongeveer vijf tot zes miljoen gulden te
verdienen in de herone te Arnhem. De machtige positie van de
families in Arnhem en Turkije wordt krachtig op de proef gesteld
door de PKK. Op hun jaarlijkse inzamelronde weten PKK’ers hun weg
te vinden naar de machtigste mannen. De prijs die zij moeten
betalen, ligt vele malen hoger dan die van andere Koerden. Uit het
feit dat door de families wordt betaald, kan worden afgeleid dat de
PKK in Arnhem een geduchte machtspositie heeft. In de afgelopen
jaren hebben enkele incidenten plaatsgevonden tussen de PKK en
personen die weigerden te betalen. In sommige gevallen werd fysiek
letsel toegebracht (afsnijden van het oor) en vermoedelijk brand
gesticht.
Cocane
De organisatie van de cocanehandel is voor de politie veel
onoverzichtelijker. Een aantal observaties kan omtrent deze handel
vermeld worden. In de eerste plaats is komen vast te staan dat
enkele in herone handelende Turks/Koerdische families ook contacten
onderhouden met Colombianen en op deze manier herone tegen cocane
verhandelen. In de tweede plaats nemen enkele Surinamers, die in
het verleden in het Surinaamse leger hebben gediend, een zekere
plaats in de cocanehandel in. Via Schiphol wordt per postpakket of
door een koerier cocane uit Suriname en de Antillen gemporteerd.
Over de zakelijke relaties tussen de handelaren uit het bronland
Colombia en deze Surinamers bestaat veel onduidelijkheid.
Vermoed
wordt dat de Surinaamse handelaren loopjongens zijn van de
Colombianen omdat zij onvoldoende geld zouden hebben voor het
financieren van transporten op groothandelsniveau. In de derde
plaats blijken toevallige ontdekkingen soms onverwachte inkijkjes
te geven in de cocanehandel. Zo is onlangs een tot dan toe voor de
politie onbekende groep Antillianen aangehouden. Zij bleken directe
contacten met Colombianen (twee bekenden uit Cali) te onderhouden
en importeerden de cocane via een vaste route vanuit Colombia via
de Antillen naar Nederland. De cocane werd per container, verstopt
tussen fruit of groenten, naar de Rotterdamse haven vervoerd. De
groep werd met 47 kilo cocane in hun bezit in de haven aangehouden.
In Curaao is nog eens 15 kilo aangetroffen.
XTC
Omtrent de handel in XTC in Arnhem bestaat bij de politie
nauwelijks enige kennis. Een onderzoek van circa 12 maanden naar
een Arnhemmer van wie werd vermoed dat hij XTC fabriceerde en
exporteerde, is stopgezet omdat voor de verdenkingen weinig bewijs
gevonden kon worden.
5.3.2. Softdrugs
De softdrugs vinden hun weg naar de gebruikers hoofdzakelijk via
de coffeeshops. De gemiddelde prijs voor een gram bedraagt ongeveer
f.12. Er zijn 28 coffeeshops in de stad die vrijwel allemaal in
handen zijn van autochtonen. Enkelen van hen exploiteren ook ramen
in het Spijkerkwartier waar de prostitues hun werk doen. De
exploitanten hebben in die coffeeshops hun bedrijfsleiders of
andere stromannen geplaatst waardoor zij zelf buiten beeld van de
opsporingsinstanties blijven.
In Arnhem is de verkoop heden ten dage vooral een openbare
orde-zaak en geen probleem waar het strafrecht mee van doen zou
moeten hebben. De handel in soft drugs in Arnhem wordt gecordineerd
door een persoon van Nederlandse afkomst. Hij zou al jarenlang in
het vak zitten en gaat door het leven als een bemiddelaar die
probeert zo veel mogelijk zonder geweld de handel en alles wat
daarmee samenhangt, te regelen. Met zachte hand organiseert hij de
import en zorgt hij voor verdere distributie langs vaste
verkoopkanalen. Als gevolg van zijn goede wetskennis en de bijstand
van twee advocaten speelt de betrokken persoon ook een belangrijke
rol in het overleg met het lokale bestuur en in het verlenen van
juridische bijstand aan dealers. Hij onderhoudt overigens ook
contacten met de grote fraudeurs in de stad. Hij kent iedereen in
het wereldje en iedereen kent hem.
Niet alleen het Arnhemse publiek wordt voorzien van hasj en
marihuana, ook de Duitse bezoekers doen inkopen in het centrum van
Arnhem, al ligt, zo kwam uit het eerder aangehaalde WODC-onderzoek
naar voren, het accent bij de buitenlandse drugtoerist op het kopen
van herone en cocane. Over de aanvoerlijnen van hasj en marihuana
naar de coffeeshops bestaat weinig kennis bij de politie en het
bestuur omdat de aanpak van de (groot-)handel in softdrugs al
jarenlang niet tot de opsporingsprioriteiten van politie en
justitie behoort. Incidentele ervaringen wijzen erop dat de handel
ook via Belgische havens verloopt. In elk geval zijn enkele
containers, waarin soft drugs verborgen waren, uit Colombia en
Marokko met bestemming Arnhem in de haven van Antwerpen
onderschept.
Mede door toedoen van de eerder genoemde cordinator, die de
voorkeur geeft aan het onderhouden van handelscontacten met
landgenoten, is de handel en distributie van soft drugs naar en in
Arnhem hoofdzakelijk in handen van autochtone personen. De kring
van handelaren is zeer gemleerd en varieert van enkele (voormalig?)
idealistisch ingestelde wederverkopers, tot een exploitant van
bordelen en een woonwagenbewoner. Laatstgenoemde is een generalist
die zich ook inlaat met de illegale handel in wapens, afpersing en
ripdeals.
5.3.3. Fraude
Evenals in Enschede en Nijmegen het geval is, heeft ook Arnhem
zijn groepen of netwerken van personen die zich hoofzakelijk op het
fraudeterrein begeven. En evenals in deze steden steken enkele
personen er met kop en schouders boven uit. Een dergelijk persoon
is A die in de volgende beschrijving cntraal staat. A is een jonge
dertiger, plaatselijk geen onbekende persoon, die in de afgelopen
vijftien jaar diverse keren is aangehouden vanwege het plegen van
valsheid in geschrifte, flessentrekkerij, verduistering en
oplichting. A moet nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
enkele jaren ondergaan, maar heeft de uitvoering hiervan tot op
heden weten uit te stellen.
A bevindt zich in een netwerk van personen die hem, afhankelijk
van het project, bijstaan. Wanneer het nodig is een stroman op te
voeren als directeur van een BV of een (gedupeerde) klant van zich
af te slaan, dan weet A binnen korte tijd een geschikt persoon te
vinden.
A is een echte all-rounder. Hij wordt door een van onze
respondenten voor een grotere oplichter gehouden dan de bekende
heer Olivier. A heeft een lange leerschool doorlopen. Hij is
begonnen met het rippen van drughandelaren en werkte samen met een
in geweldpleging geverseerde leermeester. Nadien heeft hij zich
korte tijd opgeworpen als beschermheer van enkele prostitues en
begaf hij zich in de heronehandel. Daarna heeft hij zich
hoofdzakelijk met grote fraudes beziggehouden, maar hij zou zich
ook hebben ingelaten met het financieren van een hasjtransport. In
een opsporingsonderzoek is aangetoond dat A begin jaren negentig
met koppelbazerij (het ter beschikking stellen van arbeidskrachten
aan Belgische opdrachtgevers), oplichting van particulieren en een
garagebedrijf anderen een nadeel van drie kwart miljoen gulden
heeft berokkend. Uit een ander onderzoek blijkt dat A in deze
periode met behulp van een BV op grote schaal goederen kocht zonder
deze te betalen. De totale schade wordt geraamd op ruim 1 miljoen
gulden. Tenslotte komt in een derde onderzoek naar voren dat A. in
1993 wederom oplichtingen en flessentrekkerijen pleegde, waarbij
zijn plof-BV een schuld van f.700.000 achterliet. Dankzij de
aangiften van gedupeerden bestaat een duidelijk beeld van de door A
veroorzaakte schade. Geheel onduidelijk is evenwel langs welke
distributiekanalen de goederen hun weg gevonden hebben.
Gesuggereerd wordt dat A (over wiens criminele activiteiten in
Duitsland bij de Nederlandse politie weinig bekend is)
handelscontacten in Duitsland en in het Oostblok zou hebben
aangelegd.
A plaatste dikwijls advertenties in kranten waarin werd
meegedeeld dat met spoed bedrijven ter overname worden gezocht,
waarbij een eventuele slechte financile positie geen bezwaar is.
Voorts werd een contante betaling van de overname in het
vooruitzicht gesteld. Na de overname werden door A zo mogelijk
compensabele verliezen teruggevorderd van de belastingdienst en
werd de handelsvoorraad en/of de inboedel verkocht. Maar het kwam
ook voor dat het faillissement werd uitgesteld om nog zo veel
mogelijk goederen te kunnen bestellen. De opbrengsten hiervan
kwamen – uiteraard – niet ten goede van de gedreven onderneming.
Hoewel A zich bedient van een reeks BV’s om zich af te schermen,
maakt zijn werkwijze hem toch ook kwetsbaar. Immers, de gedupeerden
hebben zich door hem persoonlijk laten overreden en oplichten, niet
door de katvanger of stroman-directeur. Om succes te kunnen hebben,
moet A zijn persoonlijk gewicht wel voortdurend in de waagschaal
stellen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in korte tijd drie
opsporingsonderzoeken tegen A zijn gestart (en afgesloten). A poogt
zijn belagers op afstand te houden door bluf en chantage: hij
noteert bijvoorbeeld de kentekens van de bezoekers van seksclubs in
de omgeving en bezoekt deze in de hoop bekenden te ontmoeten en hij
poogt via zijn advocaat te bereiken dat de naar zijn zeggen
politile hetze tegen zijn persoon wordt gestopt.
Over de financile positie van deze grote fraudeur is bij de
politie weinig bekend. De politie weet niet meer dan wat voor
iedereen zichtbaar is, namelijk dat A er een luxueuze levensstijl
op na houdt blijkens de aanwezigheid van dure auto’s en luxe
woningen.
5.3.4. De criminele BV Arnhem
Als gevolg van de bovenstaande indeling in de diverse
deelterreinen is tot dusverre het verschijnsel onderbelicht
gebleven dat sommige criminele groepen op alle fronten actief zijn.
Evenals in Nijmegen het geval is zetten enkele autochtonen hierbij
de toon. Het zou om circa tien tot vijftien personen gaan die in
wisselende samenstelling al jarenlang vele uiteenlopende misdrijven
plegen, waarvan het geweld een integrerend onderdeel uitmaakt. Een
van de specialiteiten is het plegen van ripdeals. In het recente
verleden zijn enkele partijen van duizenden kilo’s softdrugs door
enkele leden van deze groepering geript. Een rechercheur noemde
deze groepering de criminele BV Arnhem omdat de betrokken personen
aan de lopende band allerhande misdrijven plegen. Behalve ripdeals
zouden ook illegale inkomsten zijn verkregen uit drughandel,
afpersingen, exploitatie van coffeeshops en fraude. In een van de
18 bestudeerde grote fraudezaken, die in het deelrapport Fraude en
witwassen wordt beschreven (geval 11), maken enkelen van deze
Arnhemmers deel uit van de groep daders. Het betreft een
grootschalige ontduiking van EU-heffingen. Een van hen heeft tot
tweemaal toe zakelijke conflicten op gewelddadige wijze (toebrengen
van fysiek letsel, wederrechtelijke vrijheidsbeneming van een
gewezen compagnon) beslecht.
Ook de in 5.3.3 beschreven A is een van de personen die tot deze
criminele BV gerekend kan worden. Groot geworden door het plegen
van geweld, heeft hij zijn werkzaamheden uitgebreid tot fraude.
5.3.5. Overige verschijningsvormen
Prostitutie
In Arnhem speelde de raamprostitutie zich tot het begin van de
jaren zestig voornamelijk af in de binnenstad. Als gevolg van het
gemeentelijk beleid om de binnenstad te ontwikkelen tot een
representatief winkelgebied,
werd druk op prostitues en exploitanten uitgeoefend door de
gemeente en de politie om de prostitutie te verplaatsen.
De raamprostitutie verplaatste zich inderdaad, naar de oude
woonwijk het Spijkerkwartier. Vanaf dat moment, wij spreken over
het begin van de jaren zestig, is de gemeente zijn greep op de
ontwikkelingen volledig kwijt. De prostitues zaten aanvankelijk
verspreid over de wijk en werkten niet al te openlijk, vanuit hun
eigen woonkamer. Al snel verloedert de wijk. Gezinnen trokken mede
door de komst van de prostitutie weg en de leegkomende panden
worden gekocht door exploitanten en maken deze geschikt voor
raamprostitutie. In het midden van de jaren zeventig verspreidde de
prostitutie zich over de gehele wijk. De gemeente probeerde een dam
op te werpen en bepaalde dat de raamprostitutie in drie straten
geconcentreerd moest worden en beperkt diende te blijven tot 50
ramen. Het effect hiervan is geweest dat binnen dit zogeheten
concentratiegebied inmiddels nagenoeg alle panden door
prostitues worden bezet. Buiten het concentratiegebied ontstaan aan
prostitutie gelieerde commercile activiteiten: sekswinkels,
videotheken, etc. (Gorgels 1993, 89; mededelingen van de
gebiedsgebonden functionaris van de politie Gelderland-Midden).
Volgens een schatting van Gorgels uit 1993 zouden in Arnhem 170
ramen zijn en circa 180 prostitues werken. Arnhemse
politiefunctionarissen, die dagelijks toezicht uitoefenen in het
Spijkerkwartier, noemen hogere aantallen. Er zouden momenteel 250
ramen worden gexploiteerd die in eigendom zijn van in totaal 30
exploitanten. Jaarlijks zouden ongeveer 400 nieuwe vrouwen van deze
ramen gebruik maken. Een opmerkelijk verschijnsel is dat slechts
een klein deel van deze vrouwen (25 tot 50) langer dan een jaar ter
plaatse werkt. Alle raamprostitues worden door de Arnhemse politie
geregistreerd. Wekelijks vinden controles plaats door de GBO. Het
beleid van de politie is erop gericht om illegaal verblijvende
vrouwen direct aan te houden en over te dragen aan de
Vreemdelingendienst. In 1994 werden in totaal 24 illegalen
aangehouden; zij kwamen voornamelijk uit het Oostblok en
Zuid-Amerika.
Het Spijkerkwartier is in enkele decennia uitgegroeid tot het op
een na grootste red light district van Nederland. De wijk heeft een
aanzuigende werking gehad op allerlei andere vormen van overlast:
drug- en verkeersoverlast en overlast door tippelaarsters. Op dit
moment zijn ongeveer 20 tippelprostitues werkzaam in de wijk. Tot
drie keer toe is in de afgelopen jaren geprobeerd om een gedoogzone
voor tippelaars te creren, maar in alle gevallen is het mede door
verzet van buurtbewoners op niets uitgelopen. De gemeente overweegt
nu om het raamprostitutiegebied te verplaatsen.
Voor een goed begrip is het van belang onderscheid te maken
tussen enerzijds exploitanten en anderzijds pooiers of souteneurs.
Deze laatsten hebben een emotionele of vriendschapsrelatie met de
prostitue en krijgen op basis hiervan (een deel van) haar
inkomsten. Vanwege deze relationele band is het aantal vrouwen dat
voor de souteneur werkt, meestal beperkt. Het is, anders gezegd,
moeilijk voorstelbaar dat een souteneur met 20 vrouwen een
emotionele band kan onderhouden en op basis hiervan inkomsten
krijgt. Exploitanten krijgen op zakelijke basis een aandeel van de
inkomsten van de prostitue. Meestal berust deze zakelijke band
hierop dat de exploitant gelegenheid (accommodatie) en bescherming
verschaft in ruil voor een inkomensonafhankelijk bedrag.
Bijvoorbeeld 150 gulden per dag voor de huur van een raam. In de
praktijk komt het voor dat prostitues zowel aan een exploitant als
aan een pooier geld moeten afdragen. Het Spijkerkwartier wordt
beheerst door een tiental exploitanten. Deze exploitanten zijn
allen autochtonen en de meesten zijn geboren in Arnhem. Zij zijn,
of beter gezegd, waren degenen tegen wie de politie eind jaren
zestig strijd voerden. Maar momenteel is de verhouding tussen deze
exploitanten en het gezag volledig veranderd. De exploitanten
hebben met succes geprobeerd respectabiliteit te verwerven. Zij
zijn nu gerespecteerde gesprekspartners geworden van de gemeente en
doen er door het houden van buurtmanifestaties en schenkingen aan
charitatieve doelen alles aan om ook in de lokale gemeenschap
geaccepteerd te worden. Nog niet zo lang geleden is door een hunner
een kunstgalerie geopend en om cultuurhistorische redenen een
voormalige kerk gekocht.
Is deze respectabiliteit een front waarachter allerhande
criminele activiteiten schuil gaan? Onze gesprekspartners bij de
politie weten het eigenlijk niet. De indruk bestaat dat de
exploitanten de broodwinning uit het prostitutiebedrijf laten
prevaleren maar er niet vies van zouden zijn om in de periferie
alles aan te pakken. Als het zo uitkomt, zou een exploitant niet
vies zijn van bijvoorbeeld handel in herone of softdrugs. De
relatie tussen de exploitanten met de in herone handelende Koerden
blijkt niet gespannen te zijn ondanks het feit dat zij dicht in
elkaars nabijheid verkeren. De Koerden houden zich niet bezig met
prostitutie, maar kopen in de ring rondom het Spijkerkwartier wel
panden op. In het Spijkerkwartier verschijnen steeds meer Turkse
winkeltjes en coffeeshops. Precieze gegevens hierover ontbreken
helaas bij de politie en de gemeente.
Gokken
In Arnhem komt een illegale stadslotto voor. Over de omzet
hiervan is niets bekend. Bij de politie staan ruim
honderd personen geregistreerd die in verband met het gokken
misdrijven hebben gepleegd. De legale kansspelautomaten zijn
nagenoeg alle in bezit van twee exploitanten uit een andere stad.
Deze exploitanten hebben, voorzover bekend, geen enkele relatie met
de georganiseerde criminaliteit.
Geweld
Het voorkomen van openlijk geweld en harde confrontaties tussen
de politie en de onderwereld was, zoals eerder is gesteld, een
opvallend kenmerk van het criminaliteitsbeeld in Arnhem aan het
eind van de jaren zestig.
Wat is er over van dit geweld en is er veel onderling geweld in
het milieu? Hoe ziet het er meer in het algemeen gesteld uit met de
prevalentie van geweld in Arnhem? Wij hebben voor het beantwoorden
van deze vragen naast de diverse gesprekken verscheidene
gegevensbronnen geraadpleegd. Een indicator voor de aanwezigheid
van geweld zijn de vuurwapenincidenten. Volgens gegevens van het
HKS zijn in de afgelopen jaren de volgende aantallen aangiften van
vuurwapenincidenten geregistreerd. Tevens is aangegeven hoe vaak
hierbij een poging tot doodslag werd gepleegd respectievelijk een
bedreiging met een vuurwapen plaatsvond (onder schot houden;
dreigen met schieten, etc.):
Tabel
Deze gegevens zijn op aangiften gebaseerd en geven derhalve een
ondergrens aan. Het aantal werkelijk gepleegde bedreigingen en
pogingen tot doodslag zal ongetwijfeld hoger zijn. In 1994 is door
de Arnhemse politie een speciaal project uitgevoerd met het doel
beter inzicht te verkrijgen in de vuurwapenproblematiek. Hiertoe
zijn alle aangiften, waarnemingen, CID-rapportages en meldingen
inzake vuurwapenincidenten nagelopen en geteld. Dit heeft geleid
tot de volgende resultaten: 6 doodslagen en pogingen hiertoe, 39
overvallen waarbij vuurwapens zijn gebruikt en 93 bedreigingen
buiten de sfeer van overvallen. De cijfers hebben betrekking op
1994.
In de periode 1990-1994 zijn in Arnhem in totaal 18 voltooide
levensmisdrijven gepleegd, waarbij 1991 met 10 slachtoffers een
uitschieter is. Het aantal pogingen tot doodslag of moord is vrij
stabiel en bedraagt in de periode gemiddeld 32. Naar het oordeel
van de recherche hebben twee hiervan betrekking op afrekeningen in
het milieu. Voorts zouden er door Arnhemse groepen buiten de
gemeentegrenzen zes liquidaties hebben plaatsgevonden in de periode
1990-1994. De indruk van de recherche is dat deze liquidaties geen
interne afrekeningen betroffen, maar meer voortkwamen uit
concurrentiemotieven. Volgens gegevens van de RCID is het in 1994
elf keer voorgekomen dat tegenover een bekende van de politie een
serieuze bedreiging werd geuit door een andere crimineel.
Een gewelddadige uitingsvorm van georganiseerde misdaad is het
afpersen van geld (protectie) en het intimideren van autoriteiten.
Volgens gegevens van de RCID is het in 1994 drie keer voorgekomen
dat een geval van protectie werd gesignaleerd (naast aangiften
inclusief CID-observaties). Vergeleken met voorgaande jaren is er
sprake van een daling (1990: 10; 1991: 18; 1992: 16; 1993: 15).
Opmerkelijk is dat in deze periode geen enkel geval van protectie
in de horeca bekend is geraakt; ook in andere branches komen
nauwelijks gevallen van protectie voor. Wel is begin 1990 een
poging ondernomen door een portiersbureau om het alleenrecht in
Arnhem te verkrijgen voor het leveren van portiers. Deze poging is
niet geslaagd. Veel ernstiger is de jaarlijkse PKK-ronde waarin
Turkse illegale en legale ondernemers geprest worden om geld af te
staan ten behoeve van de strijd van de PKK. Deze inning van gelden,
die in de laatste maanden van het jaar plaatsvindt, gaat ieder jaar
gepaard met geweldpleging tegen onwillige betalers. Anders dan in
Nijmegen zijn in Arnhem nog geen aangiften gedaan door de
slachtoffers.
Er heeft zich in 1992 een belangrijk geval van intimidatie van
politiefunctionarissen en justitiefunctionarissen voorgedaan. Zij
zouden, zo werd te verstaan gegeven, op een dodenlijst staan van
een groep waartegen op dat moment een strafrechtelijk onderzoek
liep.
Concluderend uit de bovenstaande cijfers en uit de gesprekken
die in Arnhem gevoerd zijn, hebben wij de indruk overgehouden dat
het aantal gewelddadige confrontaties tussen criminele organisaties
beperkt blijft en in de afgelopen jaren stabiel is gebleven. Harde,
fysieke confrontaties met de politie zijn in de periode 1990-1994
uitgebleven.