• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage XI – 4.5. Het particuliere vervoer

    4.5. Het particuliere vervoer

    Een van de meest succesvolle onderzoeken naar criminaliteit
    binnen een branche is het onderzoek dat in Amsterdam vanaf 1993
    wordt verricht naar fraude in het particuliere vervoer. Op last van
    de wethouder van
    sociale zaken is toen een Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam
    (RIF) opgericht om uit te zoeken in hoeverre in deze sector de
    bestaande wetgeving wordt overtreden. De meeste Amsterdammers
    voelen wel aan dat men in deze wereld zijn eigen gang gaat en er
    zijn duidelijk aanwijzingen dat er iets mis zit, maar in hoeverre
    is dat het geval en hoe ernstig is het? De taxi-wereld zit
    betrekkelijk overzichtelijk in elkaar. Vrijwel alle deelnemers zijn
    goed op de hoogte van de verschillende vormen van fraude die er
    opgeld doen. En het is dus niet zo moeilijk voor de politie om een
    goede informatiepositie te verwerven. Let wel: reeds dit simpele
    feit is een aanwijzing dat de georganiseerde misdaad geen hechte
    greep heeft op de branche; dan zou het veel moeilijker zijn geweest
    om van mensen die in deze sector werken, verklaringen los te
    krijgen. Het basisprobleem wordt gevormd door de kunstmatige
    beperking die aan de branche is opgelegd. Want hierdoor wordt de
    sanerende werking van het spel van vraag en aanbod geblokkeerd.
    Beperking van het aantal auto’s die als taxi dienst mogen doen,
    werkt even criminogeen als het quoteren van de visvangst of de
    melk. Als de economische capaciteit groter is dan de toegestane
    uitbreidingsmogelijkheid en als voldoende mensen voorhanden zijn om
    in deze sector hun geluk te beproeven, is de kans op systematische
    ontduiking van de regels groot.

    In beginsel kan iedere burger een vergunning krijgen om een
    taxibedrijf te exploiteren. Hij moet een toegestane rechtsvorm
    kiezen, bewijzen voldoende vakbekwaam te zijn (rijbewijs,
    chauffeursopleiding, geneeskundige verklaring, psychologische
    test), een verklaring omtrent goed gedrag overleggen en aantonen
    dat er voldoende bestaansreden is voor zijn bedrijf. De vergunning
    zelf is goedkoop genoeg (f.1.250,-). Het is dus niet zo moeilijk
    een taxibedrijf te starten.

    Vraag en aanbod zijn in Amsterdam geregeld via een systeem van
    meldpalen waar chauffeurs in volgorde van aankomst behoren te
    wachten. Om aan dit systeem mee te mogen doen, moet men lid zijn
    van het Centrale Bureau van Taxi’s (CBvT), en hier zit de
    bottleneck. Deze vereniging houdt het aantal leden welbewust
    beperkt om de spoeling niet te dun te maken en dat gebeurt door de
    beperking van het aantal vergunningen om op het centrale
    taxipalensysteem te mogen aansluiten. Zo’n vergunning wordt voor
    een bepaald voertuig gegeven, maar is overdraagbaar op een ander.
    De handelswaarde van zo’n vergunning bedroeg op het tijdstip van
    het onderzoek maar liefst f.250.000,-. Bovendien moet maandelijks
    aan de taxicentrale ook nog een aanzienlijke bijdrage worden
    betaald. De vergunninghouders zien zich dus geplaatst voor het
    probleem om deze immense investering terug te verdienen en, na
    aftrek van alle andere kosten, ook nog een boterham over te houden.
    Dit kan onder andere door zoveel mogelijk zwart geld te creren. Dat
    kan niet anders dan door de auto’s het gehele etmaal te laten
    rijden. Eigen rijders (dat zijn er ongeveer 400) zoeken compagnons
    voor de investering en delen de vergunning bijvoorbeeld met z’n
    drien, of laten anderen rijden op tijden dat ze zelf niet kunnen;
    en er zijn 150 chauffeurs die coperative verenigingen vormen in
    combinatie met een eigenaar-BV. Bij de 21 grotere bedrijven hebben
    de bazen bijzondere exploitatieconstructies getroffen om het
    betalen van loonbelasting en het afdragen van premies te vermijden
    en om de risico’s van het bedrijf (de bazen zijn bang door hun
    personeel te worden bestolen) bij de chauffeurs te leggen. Het is
    duidelijk dat de eerste bedrijven die hiermee zijn begonnen een
    comparatief voordeel genieten en andere taxibedrijven dwingen
    dezelfde weg op te gaan om het hoofd boven water te kunnen houden.
    De interne regulering schiet met andere woorden te kort. Dit alles
    leidt tot overtreding of ontduiking van de regels op grote schaal
    en dat kan alleen maar goed gaan zolang de controle niet effectief
    is. De Rijksverkeersinspectie controleert de bedrijven
    steekproefsgewijs en de politie controleert hun administratie, maar
    de indruk bestaat dat dit toezicht niet veel uithaalt. En dit
    vormde de directe aanleiding voor een grondige doorlichting. De
    chauffeurs hebben overigens zlf meestal geen reden om
    onregelmatigheden aanhangig te maken. Zij zijn vaak familieleden of
    vrienden van degenen die de constructies verzonnen. En zij doen dit
    werk niet zelden naast een andere baan of een uitkering. Het
    RIF-team stelde in maart 1995 vast dat niet minder dan tweederde
    van alle 21 taxibedrijven die werken met chauffeurs, op de een of
    andere wijze heeft gefraudeerd en in ieder geval een te lage
    belastingaangifte heeft ingeleverd. Er zal een navordering volgen
    van de belastingdienst van elf miljoen gulden. In zestien van de 21
    bedrijven bleek de bedrijfsadministratie niet in orde te zijn, er
    was gerommeld met het bemanningsregister, met werkboekjes en met de
    ritten- en maandstatistiek. Veel chauffeurs werkten inderdaad
    elders part-time of genoten een uitkering. In 70 gevallen werd dan
    ook proces-verbaal opgemaakt terzake van fraude bij de WAO (ter
    waarde van bijna een miljoen gulden) en de WW (honderdduizend
    gulden). De betrokkenen kunnen worden vervolgd wegens
    uitkeringsfraude. 80% van hen ontving een salaris beneden het loon
    dat is overeengekomen in de CAO-overeenkomst. Er werd dus
    aangetoond dat de branche structureel lijdt aan fraude. Eenzelfde
    onderzoek naar het taxivervoer in Rotterdam waarvan de resultaten
    naar buiten worden gebracht in juni 1995, levert een soortgelijk
    beeld op voor 24 bedrijven van de 440 die door het RIF-team van
    Rotterdam zijn onderzocht. De voorzitter van Taxibelangen Nederland
    maakt overigens ernstig bezwaar tegen de gepresenteerde
    voorstelling van zaken: De Rotterdamse taxibranche is niet verrot,
    op n of twee rotte appels na. En die heeft het RIF onderzocht
    (NRC/Handelsblad 22.6.95). Een andere vraag dan die naar de omvang
    van de fraude is of zij werd veroorzaakt, in de hand is gewerkt of
    wordt gexploiteerd door de georganiseerde misdaad. Op zichzelf
    leent de geschetste constellatie van kansen
    en belangen zich daar wel voor en er bestaan zeker ook verhalen
    over bedenkelijke machtsconcentraties binnen de Amsterdamse
    taxiwereld. Maar concentratie zegt op zichzelf nog niets: zij is
    eigen aan ons economische systeem. De onderzoekers van het
    Amsterdamse RIF-team hebben de vraag expliciet buiten beschouwing
    gelaten of en in hoeverre de taxi-wereld is genfiltreerd door de
    georganiseerde misdaad. Er is wel sprake van systematische fraude,
    maar er bestaat geen bewijs dat de georganiseerde misdaad zich van
    het particuliere vervoer meester heeft gemaakt. De omstandigheid
    dat het aantal eigen rijders zo hoog is, pleit in het bijzonder
    tegen de stelling dat dit wel zo zou zijn.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken