• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage X – 7.2. De besloten vennootschap

    7.2. De besloten vennootschap Noot

    7.2.1. Aard van de rechtsvorm

    De besloten vennootschap is een rechtspersoonlijkheid bezittende
    vennootschap met een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal,
    waarin ieder der vennoten voor n of meer aandelen deelneemt (art.
    2:175 BW). De term besloten houdt in dat de BV ter dekking van haar
    kapitaalbehoefte geen beroep doet op het grote publiek. De
    aandeelhouders zijn slechts verplicht tot volstorting van het
    nominale bedrag van hun aandeel (art. 1:195 BW) en in beginsel niet
    persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de vennootschap
    wordt verricht (art. 2:175 BW). Voor de oprichting is een
    gendexeerd minimumkapitaal vereist (art. 1:178 lid 2 BW), thans
    f.40.000. De BV is verplicht tot openbaarmaking van de jaarstukken
    (art. 2: 394 BW).

    Bestuurders van een BV kunnen zich niet in alle gevallen aan
    aansprakelijkheid onttrekken. Op grond van de Wet
    Bestuurdersaansprakelijkheid (WBA) zijn de bestuurders persoonlijk
    aansprakelijk voor de schulden inzake loonbelasting,
    omzetbelasting, premies sociale verzekeringen en verplichte
    bijdragen aan bedrijfspensioenfondsen. Bovendien is krachtens art.
    2:138 BW in geval van faillissement van de vennootschap iedere
    bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het
    bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de
    overige baten kunnen worden voldaan, indien het bestuur zijn taak
    kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een
    belangrijke oorzaak is van het faillissement.

    Niet alleen de formele bestuurders kunnen in geval van
    faillissement hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. Op grond van
    het zevende lid van bovengenoemd wetsartikel worden allen die het
    beleid van de rechtspersoon (mede) hebben bepaald (met uitzondering
    van een door de rechter benoemde bewindvoerder), met bestuurders
    gelijkgesteld. Dat geldt voor commissarissen die zo nauw bij het
    beleid van de rechtspersoon zijn betrokken dat zij als bestuurder
    kunnen worden aangemerkt, maar ook voor degene die zich achter een
    stroman verschuilt, maar in feite de touwtjes in handen heeft.

    Hoewel leidinggevenden van criminele groepen op basis van de
    hierboven uiteengezette aanscherping van de aansprakelijkheid in
    theorie beter kunnen worden aangepakt, blijkt daarvan in de
    praktijk nog weinig. Volgens Cozijn (1991) hebben de instrumenten
    die bedoeld waren om het de curator gemakkelijker te maken, in de
    praktijk slechts beperkte betekenis. Ook tijdens de in het kader
    van dit onderzoek gehouden interviews werd meermaals opgemerkt dat
    curatoren nauwelijks in staat zijn de leidinggevenden van de
    malafide praktijken voor de teweeggebrachte schade aan te slaan.
    Het grootste probleem waarvoor curatoren en opsporingsinstanties
    zich gesteld zien, is dat zij door een ondoorzichtig netwerk van
    rechtspersonen en natuurlijke personen (katvangers) heen moeten
    breken om zicht te krijgen op de beleidsbepalers. De BV blijft met
    andere woorden een geschikte schuilplaats voor de leiders van
    criminele groepen. Hieronder zullen we stapsgewijs de kwetsbare
    plekken van deze vennootschap nader toelichten.

    7.2.2. De oprichting

    Bij de oprichting van een BV zijn naast de eigenaar/ondernemer
    verschillende partijen betrokken. Zo is voor een oprichting een
    notarile akte nodig en stelt de notaris de statuten op. Tevens is
    een verklaring van geen bezwaar nodig, die wordt verstrekt door het
    ministerie van Justitie. De opgerichte BV moet ten slotte worden
    ingeschreven in het handelsregister van een Kamer van Koophandel
    (KvK). Indien na een afgifte van een verklaring van geen bezwaar de
    statuten worden gewijzigd, behoort dit – evenals een
    directiewijziging – te worden doorgegeven aan de KvK.

    De oprichting van een vennootschap brengt nog een aantal andere
    verplichtingen met zich mee, zoals een publikatieplicht van de
    jaarrekening en een aangifte van
    vennootschapsbelasting bij de Belastingdienst. Indien met een BV
    een bedrijf wordt uitgeoefend, dan moet de onderneming worden
    ingeschreven bij een bedrijfsvereniging. Het proces van oprichting
    van BV’s bevat, ondanks de in de vorige paragraaf aangestipte
    ontwikkeling in de richting van een verscherpt toezicht, nog een
    aantal fraudegevoelige elementen. Een eerste knelpunt is gelegen in
    de vaststelling van de identiteit van de oprichter. Hoewel sinds de
    inwerkingtreding van de Wet identiteitsvaststelling bij financile
    dienstverlening (WIF, 1993) partijen verplicht zijn zich ten
    overstaan van de notaris te legitimeren, bestaan er nog steeds
    mogelijkheden om deze plicht te omzeilen. Het is in de dagelijkse
    praktijk bijvoorbeeld niet ongebruikelijk om de
    oprichtingshandelingen te delegeren aan een accountant. Het
    meenemen door de laatste van een – eventueel vervalst –
    legitimatiebewijs van de oprichter volstaat in de meeste gevallen
    al om de notaris tot het opstellen van de conceptakte te bewegen.
    De gemiddelde notaris beschikt over onvoldoende deskundigheid om
    onregelmatigheden vast te stellen ten aanzien van de getoonde
    identiteitsbewijzen of het gebruik van gevolmachtigden. In het
    deelrapport aangaande de vrije-beroepsbeoefenaars wordt nader op de
    positie van de notaris ingegaan. Een tweede kwetsbaar punt is
    gerelateerd aan de verklaring van geen bezwaar (VVGB). Deze moet
    worden afgegeven door de afdeling Rechtspersonen van het ministerie
    van Justitie. Voor de afgifte verricht deze afdeling een onderzoek
    naar de antecedenten van de bij de voorgenomen vennootschap
    betrokken natuurlijke en/of rechtspersonen. Voor de uitvoering van
    deze taak beschikt de afdeling Rechtspersonen over een omvangrijk
    geautomatiseerd databestand (Vennoot) waarin natuurlijke en
    rechtspersonen aan elkaar kunnen worden gekoppeld.

    Een VVGB kan worden geweigerd indien blijkt dat:
    * de ontwerpakte met de statuten in strijd is met de wet;
    * er bij de bij de oprichting betrokken personen sprake is van een
    recent faillissement; * een van de betrokkenen veroordeeld is
    wegens een vermogensdelict;
    * er verbanden bestaan met malafide personen of organisaties;
    * het beroep van de oprichter niets van doen heeft met de
    voorgenomen activiteiten van de vennootschap, zoals verwoord in de
    doelomschrijving;
    * de beleidsbepalers en de bestuurders niet dezelfde personen
    zijn.
    Voor leidinggevenden van criminele groepen vormen bovenstaande
    voorwaarden meestal een aanzienlijke drempel om de rechtspersoon op
    eigen naam te zetten. Het feit dat de meesten van hen over
    justitile antecedenten beschikken, vormt daarbij de belangrijkste
    blokkade. De leidinggevenden zullen dit gegeven echter allesbehalve
    als een probleem percipiren. De belangrijkste functie van de
    rechtspersoon is immers dat iedere vorm van aansprakelijkheid kan
    worden ontlopen en derhalve hebben de leidinggevenden er alle
    belang bij om zelf als eigenaar/aandeelhouder buiten beeld te
    blijven. Strolieden of katvangers – bij voorkeur met een
    onbeschreven strafblad – kunnen hier hun dienst bewijzen. Zij
    dienen zich formeel aan als oprichters, waarbij het voor de
    criminele groepen van belang is dat er geen banden tussen hen en de
    katvangers kunnen worden vastgesteld. Om te voorkomen dat de VVGB
    wordt geweigerd, omdat het beroep van de oprichter niets van doen
    heeft met de voorgenomen activiteiten van de vennootschap, wordt de
    doelomschrijving van de BV opzettelijk in vage bewoordingen
    geformuleerd.

    Binnen een termijn van drie tot zes weken wordt van de afdeling
    Rechtspersonen verwacht dat er al dan niet een VVGB wordt
    afgegeven. In de dagelijkse praktijk heeft deze afdeling de handen
    vol om deze kwantitatieve norm te halen. De kwalitatieve toets op
    onregelmatigheden bij de oprichting van een vennootschap raakt
    hierdoor enigszins in de verdrukking. In gevallen van twijfel wordt
    nogal eens gebruik gemaakt van de mogelijkheid de oprichter om
    extra informatie te vragen. Het resultaat van deze
    vertragingstaktiek is dikwijls dat het verzoek om oprichting wordt
    ingetrokken en een vluchtroute wordt gekozen via een buitenlandse
    rechtspersoon of een stichting (zie hierover later meer).

    In het volgende hoofdstuk zal een praktijkvoorbeeld worden
    gegeven van de wijze waarop men zich aan het toezicht op de
    oprichting van een BV kan onttrekken.

    7.2.3. Bestuurswisselingen en overdracht van aandelen

    Uit verschillende strafrechtelijke onderzoeken komt naar voren
    dat fraude met BV’s vooral voorkomt bij jonge rechtspersonen. Kort
    na de oprichting blijken zich vaak de nodige bestuurswisselingen
    voor te doen en/of worden de aandelen van de vennootschap aan
    anderen overgedragen.

    Om te voorkomen dat BV’s kort na de oprichting door de
    strolieden worden doorverkocht aan personen die als oprichters op
    grond van hun justitile antecedenten geen VVGB zouden hebben
    gekregen, moet de overdracht van de aandelen sinds 1993 geschieden
    bij notarile akte.

    De bovenstaande maatregel heeft het doorschuiven van BV’s
    ontegenzeggelijk bemoeilijkt, maar waterdicht is het systeem nog
    allerminst. Bij de toetsing van statutenwijzigingen naar aanleiding
    van aandelenoverdrachten bestaat er bijvoorbeeld geen wettelijke
    verplichting voor een antecedentenonderzoek. Zeker in het geval van
    de overdracht van lege BV’s (zie hieronder) kan dit als een gemis
    worden beschouwd.

    Een tweede mogelijkheid om het toezicht te omzeilen is gelegen
    in de overdracht van de economische eigendom van de aandelen.
    Hiervoor is geen notarile akte vereist. Voor meer informatie
    omtrent de scheiding van juridisch en economisch eigendom – ook in
    de onroerend-goedsector een veel voorkomende constructie –
    verwijzen we naar paragraaf 7.4. Ook in een ander opzicht viel tot
    voor kort te manipuleren met de controle op de aandelenoverdracht.
    Tot in 1995 kon de verplichte gang naar de notaris worden ontdoken
    door ten overstaan van de KvK de aandelenoverdracht te antedateren:
    de schijn werd dan gewekt dat de BV reeds voor 1993 in andere
    handen was overgegaan. De met grote achterstanden in de
    administratie kampende KvK accepteerde dat meestal zonder verdere
    navorsingen. Alleen wanneer de KvK van oordeel is dat een
    inschrijving ten onrechte is geschied, of onvolledig of onjuist is,
    kan met behulp van een verzoekschrift bij de rechter worden
    aangedrongen om doorhaling, aanvulling of wijziging van de
    gegevens. De KvK’s vangen echter zowel bij inschrijvingen als
    bestuurswisselingen ook signalen op die duiden op misbruik van
    vennootschappen. Op basis van de huidige Handelsregisterwet is het
    niet mogelijk dergelijke signalen door te geven aan de
    opsporingsinstanties.

    Voor praktijkvoorbeelden van bestuurswisselingen en de overname
    van – zowel malafide als bonafide – rechtspersonen met het oogmerk
    daarvan misbruik te maken, verwijzen we naar het volgende hoofdstuk
    en de in paragraaf 3.2 beschreven cases.

    Lege BV’s

    Lege BV’s, ook wel plank-BVs’ genoemd, vormen een kwetsbaar
    reservoir omdat bij overname door een derde een VVGB niet is
    vereist. Niet elke lege BV kan echter als een potentile fraude-BV
    worden aangemerkt. In grote bedrijven worden regelmatig
    activiteiten beindigd en andere, nieuwe activiteiten gestart. In
    dat kader wordt een aantal BV’s leeggemaakt en in voorraad gehouden
    om op een later moment weer te kunnen worden aangewend voor het
    onderbrengen van nieuwe activiteiten.

    Tevens is het mogelijk dat een BV haar activiteiten beindigt
    zonder leeg te worden gemaakt in verband met praktische problemen
    die zouden kunnen ontstaan bij de overdracht van bepaalde activa
    (bijvoorbeeld auteursrechten, rechten van industrile eigendom,
    onroerende goederen in het buitenland enzovoort)

    Uit onderzoek naar gefailleerde BV’s waarbij sprake was van
    belasting- en premiefraude, bleek dat meer dan de helft daarvan
    leeg was overgenomen van de oprichters (ISMO, 1985). Het
    (voort)bestaan van lege BV’s draagt, bezien vanuit
    fraudeperspectief, dus wel degelijk risico’s met zich mee.

    De aanschaf van een lege BV heeft een aantal belangrijke
    voordelen boven verkrijging van een BV door middel van een
    reguliere oprichting. Die voordelen zijn: snelle levering, lage
    kosten – f.5000 tot f.10.000 – geen VVGB en geen verplichting tot
    storting van f.40.000 op aandelen. Nadelen kunnen er ook zijn. Er
    kan namelijk sprake zijn van onbekende schulden of claims, die pas
    op een later tijdstip blijken. Dergelijke risico’s kunnen door een
    ter zake deskundige koper worden geminimaliseerd.

    Met het bestand lege BV’s wordt een levendige handel gedreven.
    Die handel is op zichzelf niet illegaal. Naast circa tien
    particuliere handelaren heeft een aantal handelsbanken zich op deze
    activiteit toegelegd. Noot Hoewel, zoals gezegd, zeker
    niet alle lege BV’s in verband met fraude kunnen worden gebracht,
    werd de aantrekkingskracht die dit bestand op criminele groepen
    uitoefent dusdanig zorgwekkend geacht dat sinds 1 september 1994
    het toezicht van de KvK’s op de lege BV’s aanzienlijk is
    verscherpt. Op basis van een wetswijziging is een beschikking van
    de KvK thans voldoende om BV’s die geen activiteiten ontplooi(d)en,
    onder bepaalde voorwaarden te ontbinden. In hoeverre reeds van deze
    mogelijkheid is gebruik gemaakt is nog niet bekend.

    Hoe de handel in rechtspersonen in zijn werk gaat, zal in het
    volgende hoofdstuk nader worden toegelicht.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken