7.2. De besloten vennootschap Noot
7.2.1. Aard van de rechtsvorm
De besloten vennootschap is een rechtspersoonlijkheid bezittende
vennootschap met een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal,
waarin ieder der vennoten voor n of meer aandelen deelneemt (art.
2:175 BW). De term besloten houdt in dat de BV ter dekking van haar
kapitaalbehoefte geen beroep doet op het grote publiek. De
aandeelhouders zijn slechts verplicht tot volstorting van het
nominale bedrag van hun aandeel (art. 1:195 BW) en in beginsel niet
persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de vennootschap
wordt verricht (art. 2:175 BW). Voor de oprichting is een
gendexeerd minimumkapitaal vereist (art. 1:178 lid 2 BW), thans
f.40.000. De BV is verplicht tot openbaarmaking van de jaarstukken
(art. 2: 394 BW).
Bestuurders van een BV kunnen zich niet in alle gevallen aan
aansprakelijkheid onttrekken. Op grond van de Wet
Bestuurdersaansprakelijkheid (WBA) zijn de bestuurders persoonlijk
aansprakelijk voor de schulden inzake loonbelasting,
omzetbelasting, premies sociale verzekeringen en verplichte
bijdragen aan bedrijfspensioenfondsen. Bovendien is krachtens art.
2:138 BW in geval van faillissement van de vennootschap iedere
bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het
bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de
overige baten kunnen worden voldaan, indien het bestuur zijn taak
kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een
belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Niet alleen de formele bestuurders kunnen in geval van
faillissement hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. Op grond van
het zevende lid van bovengenoemd wetsartikel worden allen die het
beleid van de rechtspersoon (mede) hebben bepaald (met uitzondering
van een door de rechter benoemde bewindvoerder), met bestuurders
gelijkgesteld. Dat geldt voor commissarissen die zo nauw bij het
beleid van de rechtspersoon zijn betrokken dat zij als bestuurder
kunnen worden aangemerkt, maar ook voor degene die zich achter een
stroman verschuilt, maar in feite de touwtjes in handen heeft.
Hoewel leidinggevenden van criminele groepen op basis van de
hierboven uiteengezette aanscherping van de aansprakelijkheid in
theorie beter kunnen worden aangepakt, blijkt daarvan in de
praktijk nog weinig. Volgens Cozijn (1991) hebben de instrumenten
die bedoeld waren om het de curator gemakkelijker te maken, in de
praktijk slechts beperkte betekenis. Ook tijdens de in het kader
van dit onderzoek gehouden interviews werd meermaals opgemerkt dat
curatoren nauwelijks in staat zijn de leidinggevenden van de
malafide praktijken voor de teweeggebrachte schade aan te slaan.
Het grootste probleem waarvoor curatoren en opsporingsinstanties
zich gesteld zien, is dat zij door een ondoorzichtig netwerk van
rechtspersonen en natuurlijke personen (katvangers) heen moeten
breken om zicht te krijgen op de beleidsbepalers. De BV blijft met
andere woorden een geschikte schuilplaats voor de leiders van
criminele groepen. Hieronder zullen we stapsgewijs de kwetsbare
plekken van deze vennootschap nader toelichten.
7.2.2. De oprichting
Bij de oprichting van een BV zijn naast de eigenaar/ondernemer
verschillende partijen betrokken. Zo is voor een oprichting een
notarile akte nodig en stelt de notaris de statuten op. Tevens is
een verklaring van geen bezwaar nodig, die wordt verstrekt door het
ministerie van Justitie. De opgerichte BV moet ten slotte worden
ingeschreven in het handelsregister van een Kamer van Koophandel
(KvK). Indien na een afgifte van een verklaring van geen bezwaar de
statuten worden gewijzigd, behoort dit – evenals een
directiewijziging – te worden doorgegeven aan de KvK.
De oprichting van een vennootschap brengt nog een aantal andere
verplichtingen met zich mee, zoals een publikatieplicht van de
jaarrekening en een aangifte van
vennootschapsbelasting bij de Belastingdienst. Indien met een BV
een bedrijf wordt uitgeoefend, dan moet de onderneming worden
ingeschreven bij een bedrijfsvereniging. Het proces van oprichting
van BV’s bevat, ondanks de in de vorige paragraaf aangestipte
ontwikkeling in de richting van een verscherpt toezicht, nog een
aantal fraudegevoelige elementen. Een eerste knelpunt is gelegen in
de vaststelling van de identiteit van de oprichter. Hoewel sinds de
inwerkingtreding van de Wet identiteitsvaststelling bij financile
dienstverlening (WIF, 1993) partijen verplicht zijn zich ten
overstaan van de notaris te legitimeren, bestaan er nog steeds
mogelijkheden om deze plicht te omzeilen. Het is in de dagelijkse
praktijk bijvoorbeeld niet ongebruikelijk om de
oprichtingshandelingen te delegeren aan een accountant. Het
meenemen door de laatste van een – eventueel vervalst –
legitimatiebewijs van de oprichter volstaat in de meeste gevallen
al om de notaris tot het opstellen van de conceptakte te bewegen.
De gemiddelde notaris beschikt over onvoldoende deskundigheid om
onregelmatigheden vast te stellen ten aanzien van de getoonde
identiteitsbewijzen of het gebruik van gevolmachtigden. In het
deelrapport aangaande de vrije-beroepsbeoefenaars wordt nader op de
positie van de notaris ingegaan. Een tweede kwetsbaar punt is
gerelateerd aan de verklaring van geen bezwaar (VVGB). Deze moet
worden afgegeven door de afdeling Rechtspersonen van het ministerie
van Justitie. Voor de afgifte verricht deze afdeling een onderzoek
naar de antecedenten van de bij de voorgenomen vennootschap
betrokken natuurlijke en/of rechtspersonen. Voor de uitvoering van
deze taak beschikt de afdeling Rechtspersonen over een omvangrijk
geautomatiseerd databestand (Vennoot) waarin natuurlijke en
rechtspersonen aan elkaar kunnen worden gekoppeld.
Een VVGB kan worden geweigerd indien blijkt dat:
* de ontwerpakte met de statuten in strijd is met de wet;
* er bij de bij de oprichting betrokken personen sprake is van een
recent faillissement; * een van de betrokkenen veroordeeld is
wegens een vermogensdelict;
* er verbanden bestaan met malafide personen of organisaties;
* het beroep van de oprichter niets van doen heeft met de
voorgenomen activiteiten van de vennootschap, zoals verwoord in de
doelomschrijving;
* de beleidsbepalers en de bestuurders niet dezelfde personen
zijn.
Voor leidinggevenden van criminele groepen vormen bovenstaande
voorwaarden meestal een aanzienlijke drempel om de rechtspersoon op
eigen naam te zetten. Het feit dat de meesten van hen over
justitile antecedenten beschikken, vormt daarbij de belangrijkste
blokkade. De leidinggevenden zullen dit gegeven echter allesbehalve
als een probleem percipiren. De belangrijkste functie van de
rechtspersoon is immers dat iedere vorm van aansprakelijkheid kan
worden ontlopen en derhalve hebben de leidinggevenden er alle
belang bij om zelf als eigenaar/aandeelhouder buiten beeld te
blijven. Strolieden of katvangers – bij voorkeur met een
onbeschreven strafblad – kunnen hier hun dienst bewijzen. Zij
dienen zich formeel aan als oprichters, waarbij het voor de
criminele groepen van belang is dat er geen banden tussen hen en de
katvangers kunnen worden vastgesteld. Om te voorkomen dat de VVGB
wordt geweigerd, omdat het beroep van de oprichter niets van doen
heeft met de voorgenomen activiteiten van de vennootschap, wordt de
doelomschrijving van de BV opzettelijk in vage bewoordingen
geformuleerd.
Binnen een termijn van drie tot zes weken wordt van de afdeling
Rechtspersonen verwacht dat er al dan niet een VVGB wordt
afgegeven. In de dagelijkse praktijk heeft deze afdeling de handen
vol om deze kwantitatieve norm te halen. De kwalitatieve toets op
onregelmatigheden bij de oprichting van een vennootschap raakt
hierdoor enigszins in de verdrukking. In gevallen van twijfel wordt
nogal eens gebruik gemaakt van de mogelijkheid de oprichter om
extra informatie te vragen. Het resultaat van deze
vertragingstaktiek is dikwijls dat het verzoek om oprichting wordt
ingetrokken en een vluchtroute wordt gekozen via een buitenlandse
rechtspersoon of een stichting (zie hierover later meer).
In het volgende hoofdstuk zal een praktijkvoorbeeld worden
gegeven van de wijze waarop men zich aan het toezicht op de
oprichting van een BV kan onttrekken.
7.2.3. Bestuurswisselingen en overdracht van aandelen
Uit verschillende strafrechtelijke onderzoeken komt naar voren
dat fraude met BV’s vooral voorkomt bij jonge rechtspersonen. Kort
na de oprichting blijken zich vaak de nodige bestuurswisselingen
voor te doen en/of worden de aandelen van de vennootschap aan
anderen overgedragen.
Om te voorkomen dat BV’s kort na de oprichting door de
strolieden worden doorverkocht aan personen die als oprichters op
grond van hun justitile antecedenten geen VVGB zouden hebben
gekregen, moet de overdracht van de aandelen sinds 1993 geschieden
bij notarile akte.
De bovenstaande maatregel heeft het doorschuiven van BV’s
ontegenzeggelijk bemoeilijkt, maar waterdicht is het systeem nog
allerminst. Bij de toetsing van statutenwijzigingen naar aanleiding
van aandelenoverdrachten bestaat er bijvoorbeeld geen wettelijke
verplichting voor een antecedentenonderzoek. Zeker in het geval van
de overdracht van lege BV’s (zie hieronder) kan dit als een gemis
worden beschouwd.
Een tweede mogelijkheid om het toezicht te omzeilen is gelegen
in de overdracht van de economische eigendom van de aandelen.
Hiervoor is geen notarile akte vereist. Voor meer informatie
omtrent de scheiding van juridisch en economisch eigendom – ook in
de onroerend-goedsector een veel voorkomende constructie –
verwijzen we naar paragraaf 7.4. Ook in een ander opzicht viel tot
voor kort te manipuleren met de controle op de aandelenoverdracht.
Tot in 1995 kon de verplichte gang naar de notaris worden ontdoken
door ten overstaan van de KvK de aandelenoverdracht te antedateren:
de schijn werd dan gewekt dat de BV reeds voor 1993 in andere
handen was overgegaan. De met grote achterstanden in de
administratie kampende KvK accepteerde dat meestal zonder verdere
navorsingen. Alleen wanneer de KvK van oordeel is dat een
inschrijving ten onrechte is geschied, of onvolledig of onjuist is,
kan met behulp van een verzoekschrift bij de rechter worden
aangedrongen om doorhaling, aanvulling of wijziging van de
gegevens. De KvK’s vangen echter zowel bij inschrijvingen als
bestuurswisselingen ook signalen op die duiden op misbruik van
vennootschappen. Op basis van de huidige Handelsregisterwet is het
niet mogelijk dergelijke signalen door te geven aan de
opsporingsinstanties.
Voor praktijkvoorbeelden van bestuurswisselingen en de overname
van – zowel malafide als bonafide – rechtspersonen met het oogmerk
daarvan misbruik te maken, verwijzen we naar het volgende hoofdstuk
en de in paragraaf 3.2 beschreven cases.
Lege BV’s
Lege BV’s, ook wel plank-BVs’ genoemd, vormen een kwetsbaar
reservoir omdat bij overname door een derde een VVGB niet is
vereist. Niet elke lege BV kan echter als een potentile fraude-BV
worden aangemerkt. In grote bedrijven worden regelmatig
activiteiten beindigd en andere, nieuwe activiteiten gestart. In
dat kader wordt een aantal BV’s leeggemaakt en in voorraad gehouden
om op een later moment weer te kunnen worden aangewend voor het
onderbrengen van nieuwe activiteiten.
Tevens is het mogelijk dat een BV haar activiteiten beindigt
zonder leeg te worden gemaakt in verband met praktische problemen
die zouden kunnen ontstaan bij de overdracht van bepaalde activa
(bijvoorbeeld auteursrechten, rechten van industrile eigendom,
onroerende goederen in het buitenland enzovoort)
Uit onderzoek naar gefailleerde BV’s waarbij sprake was van
belasting- en premiefraude, bleek dat meer dan de helft daarvan
leeg was overgenomen van de oprichters (ISMO, 1985). Het
(voort)bestaan van lege BV’s draagt, bezien vanuit
fraudeperspectief, dus wel degelijk risico’s met zich mee.
De aanschaf van een lege BV heeft een aantal belangrijke
voordelen boven verkrijging van een BV door middel van een
reguliere oprichting. Die voordelen zijn: snelle levering, lage
kosten – f.5000 tot f.10.000 – geen VVGB en geen verplichting tot
storting van f.40.000 op aandelen. Nadelen kunnen er ook zijn. Er
kan namelijk sprake zijn van onbekende schulden of claims, die pas
op een later tijdstip blijken. Dergelijke risico’s kunnen door een
ter zake deskundige koper worden geminimaliseerd.
Met het bestand lege BV’s wordt een levendige handel gedreven.
Die handel is op zichzelf niet illegaal. Naast circa tien
particuliere handelaren heeft een aantal handelsbanken zich op deze
activiteit toegelegd. Noot Hoewel, zoals gezegd, zeker
niet alle lege BV’s in verband met fraude kunnen worden gebracht,
werd de aantrekkingskracht die dit bestand op criminele groepen
uitoefent dusdanig zorgwekkend geacht dat sinds 1 september 1994
het toezicht van de KvK’s op de lege BV’s aanzienlijk is
verscherpt. Op basis van een wetswijziging is een beschikking van
de KvK thans voldoende om BV’s die geen activiteiten ontplooi(d)en,
onder bepaalde voorwaarden te ontbinden. In hoeverre reeds van deze
mogelijkheid is gebruik gemaakt is nog niet bekend.
Hoe de handel in rechtspersonen in zijn werk gaat, zal in het
volgende hoofdstuk nader worden toegelicht.