5.4. Afscherming in het licht van de verschillende
fraudevormen
In de voorafgaande paragrafen is in algemene zin beschreven hoe
criminele groepen waarbij de kernactiviteiten gelegen zijn op
fraudegebied, zich tegen dreigende interventie van buitenaf
trachten in te dekken. Een vraag die resteert, is op welke wijze
parasitaire fraudevormen zich qua immuniseringsstrategie
onderscheiden van fraudes waarin sprake is van een symbiose met de
wettige marktomgeving. In deze paragraaf zal dit aspect nader
worden uitgewerkt, waarbij voor beide fraudetypen de meest
kenmerkende elementen van afscherming zullen worden aangestipt.
5.4.1. Parasitaire fraudes
In hoofdstuk 3 is aan parasitaire vormen van fraude als
wezenlijk kenmerk het element van slachtofferschap meegegeven: er
is slechts sprake van benadeelden, die voor aanzienlijke bedragen
het schip in gaan. Geen van de overige reguliere marktdeelnemers
heeft ook maar enig baat bij de nieuw ontstane marktverhoudingen.
Tegen deze achtergrond moeten de daders van dergelijke delicten
voortdurend rekening houden met de mogelijkheid dat benadeelde
bedrijven en particulieren gaan klagen en/of aangifte doen en dat
de controle van benadeelde overheidsinstanties wordt gentensiveerd.
Dit gegeven brengt met zich mee dat fraudeurs van dit type over een
niet geringe mate van anticiperingsvermogen en flexibiliteit moeten
beschikken, zodat in geval van dreigende ontmaskering het hazepad
kan worden gekozen met achterlating van schulden en papieren
dwaalsporen. Ook de daders van de fraudes waarin een symbiotische
relatie met de marktomgeving bestaat, zullen hun activiteiten
moeten afschermen en voorzorgsmaatregelen moeten treffen, maar,
zoals we zullen zien in paragraaf 5.4.2, maakt het gegeven dat dit
type fraude meer is ingebed in het reguliere economische verkeer,
hun positie wezenlijk anders.
De bestudeerde fraudezaken laten zien dat de wendbaarheid van de
criminele groepen die onder de noemer van parasitaire fraudeurs
zijn gebracht in drie elementen tot uitdrukking komt: 1. beperkte
duurzaamheid van de fraudeconstructie;
2. scheiding tussen plaats van handeling en plaats van
vestiging;
3. frequente wisseling van instrumentarium (rechtspersonen) en
stromannen. Vanzelfsprekend varieert het gewicht van de
bovengenoemde factoren in de verschillende fraudezaken. Hieronder
zullen we aan ieder element afzonderlijk aandacht besteden.
Ad 1) Beperkte duurzaamheid delicten
Vanwege het risico van ontdekking zijn de criminele groepen
veelal niet in staat of van zins gedurende een langere periode te
parasiteren op het vertrouwen van n en dezelfde groep slachtoffers.
In de regel is men er dan ook op uit het voordeel in zo kort
mogelijke tijd te behalen, waarna nieuwe slachtoffers worden
gezocht of overgestapt wordt naar een ander marktsegment of
handelsgebied. Vooral in zaken betreffende oplichting en
flessentrekkerij is het opvallend hoe kort de slagen zijn die
gemaakt worden: n specifieke kernactiviteit levert in verschillende
branches in een kort tijdsbestek een verscheidenheid van
slachtoffers op, waarna wordt teruggetreden en (mogelijk) wordt
overgeschakeld op een andere hoofdactiviteit. In dit verband is de
handelwijze van een van de hoofdverdachten uit casus 1 hoogst
illustratief. Het patroon dat hij aan de dag legde is ook op
verschillende andere parasitaire fraudeurs van toepassing.
CASUS 1
Q manifesteert zich sinds een jaar of 10 op fraudegebied. Van meet
af aan heeft hij zich met een scala van activiteiten beziggehouden.
Om de aandacht niet te veel op zich te laden doet hij alles vooral
kort: flessentrekkerij, oplichting, bankbreuken, kredietfraude
enzovoort. Natuurlijk zijn er ook uitzonderingen op de regel dat de
periode waarover de kernactiviteiten worden uitgesmeerd, over het
algemeen kort is. Zo dienen fraudeurs die actief zijn in de
beleggings- en bankwereld, over het algemeen de nodige
voorbereidingen te treffen om potentile slachtoffers tot het
inbrengen van een deel van hun vermogen over te halen. Derhalve is
met het optuigen van hun organisatie vaak meer tijd gemoeid. Zo
trokken de hoofdverdachten uit casus 4 ruim 1,5 jaar uit om binnen
een financile instelling een voorkeursbehandeling te verkrijgen.
Toen deze voorbereidingshandelingen het gewenste resultaat hadden
opgeleverd, werd echter in een mum van tijd tot actie (i.c.
oplichting) overgegaan. Vervolgens werden haastig alle sporen
gewist en was men met de noorderzon vertrokken. Het laatste toont
aan dat ook deze criminele groepen behept zijn met een grote mate
van flexibiliteit, in de zin dat na het binnenhalen van de buit
en/of het opdoemen van dreigend opsporingsgevaar men zich uiterst
snel uit de voeten weet te maken.
Ad 2) Scheiding tussen plaats van handeling en plaats van
vestiging
Een element dat bij verschillende vormen van parasitaire fraude
is aangetroffen, betreft het aanbrengen van een geografische
scheiding tussen het locus delicti en het rechtsgebied vanwaaruit
de criminele groepen formeel opereren. Binnen Nederland wordt niet
zelden gebruik gemaakt van rechtspersonen die bij de Kamer van
Koophandel geregistreerd staan als zijnde gevestigd in een andere
regio dan het deel van het land waar de strafbare feiten worden
gepleegd. Daarenboven vinden binnen sommige rechtspersonen
voortdurend wisselingen van adres dan wel bestuurders plaats. Dit
kan het zicht van de – veelal regionaal werkzame – controlerende
instanties op de gang van zaken aanzienlijk vertroebelen. Een
andere statutaire vestigingsplaats brengt bijvoorbeeld met zich mee
dat binnen de belastingdienst de dossiers van de ene naar de andere
ondernemerskamer worden overgeheveld. Een van de personen die zeer
bedreven was in het opzetten van dergelijke misleidingsstrategien,
was de hoofdverdachte uit casus 2 (zie voor meer informatie omtrent
diens handelwijze de beschrijving in paragraaf 3.2).
Een andere wijze van afscherming schuilt in het verplaatsen van
de organisatie-eenheid dan wel de frauduleuze activiteiten naar een
ander land. Een voorbeeld van het laatste vormt de kredietfraude
die de hoofdverdachten uit casus 3 vanuit Nederland op touw zetten
in Duitsland. Andersom handelen verschillende criminele groepen
(soms alleen op papier) Noot vanuit het buitenland,
waardoor de gedupeerden in Nederland op niemand verhaal kunnen
halen voor de geleden schade.
Zo regisseerde de hoofdverdachte in casus 4 de criminele
activiteiten vanuit het Midden-Oosten en was het beleggingskantoor
in casus 5 ondergebracht in Duitsland. Noot
Verschillende motieven lagen ten grondslag aan de beslissing om
deze intermediair tussen de verkopers en de beursmakelaar in
Duitsland te vestigen.
CASUS 5
Allereerst bestaat er in Duitsland geen effectenwetgeving, dus
vestigingsproblemen bestaan daar in het geheel niet. Daarnaast is
het uit het oogpunt van de fraudeur verstandig om uit het zicht van
de toezichthouders van de Stichting Toezicht Effectenverkeer te
opereren. De beleggers wordt daarenboven een worst voorgehouden in
de vorm van de fiscale voordelen die het beleggen in Duitsland met
zich meebrengt. Tot slot is de kans dat de Duitse justitie overgaat
tot vervolging terzake van oplichting van buitenlanders, i.c.
Nederlanders minimaal.
Ad 3) Wisseling van instrumentarium en stromannen
Het instrument bij uitstek waarachter fraudeurs zich kunnen
verschuilen, is, zoals eerder opgemerkt, de rechtspersoon. Zonder
al te veel vooruit te willen lopen op de bevindingen uit hoofdstuk
7 aangaande het misbruik van rechtspersonen, kan op deze plaats
worden opgemerkt dat de meeste fraudeurs in het kader van de
afscherming van hun activiteiten ertoe overgaan hun bestand van
rechtspersonen met enige regelmaat op te schonen. Besloten
vennootschappen die bestemd zijn te klappen, dienen op enig moment
leeg te worden achtergelaten en vervangen te worden door andere
rechtspersonen die nog niet besmet zijn met de kwalijke reuk van
fraude. In de nieuwe rechtsvormen duiken vaak nieuwe katvangers op
in de positie van directeur en/of aandeelhouder, zodat ook op het
persoonlijke vlak het spoor voor de controle- en
opsporingsinstanties steeds moeilijker te volgen is. De
hoofdverdachte in casus 6 had deze vorm van afscherming goed onder
de knie.
CASUS 6
De hoofdverdachte kocht in samenwerking met zijn boekhouder via een
tussenhandelaar een stuk of 100 Nederlandse en Amerikaanse
rechtspersonen. De vestigingsplaatsen van de Nederlandse BV’s
werden verspreid over heel Nederland. Met behulp van dit
uitgebreide netwerk werd een grensoverschrijdende BTW-carrousel
opgezet, die uitwaaierde over verscheidene lidstaten van de EU.
De structuur van de carrousel werd op verschillende momenten
ingrijpend gewijzigd. Verscheidene niet-indieners werden dan uit de
carrousel gehaald en vervangen door andere rechtspersonen. De
carrousel breidde zich gaandeweg aanzienlijk uit.
5.4.2. Symbiotische fraudes
Het gegeven dat in fraudes waarin sprake is van een symbiotische
relatie met de omgeving, legale marktpartijen deel uitmaken van de
fraudeconstructie of daarvan meeprofiteren in de vorm van afname
van goederen tegen afbraakprijzen, impliceert dat de activiteiten
van de criminele groepen meer zijn ingebed in het economische
verkeer dan het geval is bij de parasitaire fraudes. Fraudeurs van
dit type consolideren als het ware hun marktpositie door de
symbiose met de bovenwereld. De houding van de marktomgeving jegens
de daders hoeft dan ook niet per definitie vijandig te zijn. Pas
wanneer de marktpositie van een of meer wettige deelnemers als
gevolg van de malafide praktijken ernstig in het geding komt of een
structurele scheefgroei van de marktverhoudingen dreigt te
ontstaan, zijn klachten vanuit de branche te verwachten.
Het bovenstaande brengt met zich mee dat de vluchtigheid die
frauduleuze praktijken van parasitaire aard kenmerkt bij fraudes
met een symbiotisch element, veelal ontbreekt. Criminele groepen
hebben over het algemeen meer tijd om hun organisatie op, dan wel
uit te bouwen en zijn derhalve langer in een bepaald marktsegment
actief. Op voorhand worden niet alleen de verschillende markten
afgetast om een inschatting te kunnen maken van de te verwachten
winstkansen, maar worden ook de mogelijkheden onderzocht die deze
markten bieden om in geval van nood te kunnen schuilen. Twee
aspecten zijn daarbij in het bijzonder van belang: in de eerste
plaats de aanwezigheid van wettige marktpartijen die kunnen worden
ingeschakeld teneinde de fraudeconstructie te maskeren, in de
tweede plaats de bereidheid onder legale marktdeelnemers om van de
vruchten van de fraude mee te profiteren. Op beide aspecten wordt
hieronder nader ingegaan.
Het evidente voordeel van het inschakelen van wettige
marktdeelnemers in een keten van frauderende bedrijven is dat
dergelijke ondernemingen minder snel de aandacht van de
controlerende en opsporingsinstanties zullen trekken. Om deze reden
speurt menig fraudeur de markt af naar potentile medeplichtigen.
Vaak gaat het daarbij om bedrijven die met moeite het hoofd boven
water kunnen houden en een financile injectie uitstekend kunnen
gebruiken. Zo doken in verschillende BTW-carrousels de namen van
legale ondernemingen op, die bleken te zijn overgehaald om facturen
op te maken waarop gefingeerde leveringen aan de lege BV’s van de
hoofdverdachte werden vermeld. Deze ondernemingen werden voor hun
medewerking beloond met een percentage van het factuurbedrag.
Een ander voorbeeld van medeplichtigheid van reguliere
marktpartijen kwam naar voren in casus 18. Hier zocht de criminele
organisatie een kleine, onopvallende, in financile moeilijkheden
verkerende, onderneming in de expeditiewereld, die bereid was hand-
en spandiensten te verrichten bij een grote internationale accijns-
en BTW-fraude. Noot Dat de betrokkenheid van wettige
tussenschakels niet altijd voortvloeit uit motieven van
lijfsbehoud, maar dat ook hebzucht van de betrokkenen een
doorslaggevende rol kan spelen, blijkt onder meer uit casus 12.
CASUS 12
In deze fraudezaak fungeerden dierenartsen als intermediair tussen
de criminele groepering en de afnemers van groeibevorderaars. Ten
behoeve van de hem gunstig gezinde dierenartsen vervalste de
hoofdverdachte facturen, waarmee de schijn werd gewekt dat hij deze
artsen een niet-bestaand medicijn leverde. Op die manier moest de
fiscus een rad voor ogen gedraaid worden en konden de dierenartsen
vrijelijk over een grote hoeveelheid zwart geld beschikken.
Dierenartsen die niet tot de kring van intimi van de hoofdverdachte
behoorden, werden buiten deze constructie gehouden.