2. DE ADVOCATUUR
2.1. Kerngegevens
2.1.1. Vertrouwensman
De advocaat is een rechtshulpverlener, die zijn clinten met raad
en daad terzijde staat. Iedere burger dient, wanneer hij rechtshulp
nodig heeft, een onbelemmerde toegang tot een advocaat te hebben.
De hulpzoeker moet er zeker van kunnen zijn dat de geheimhouding
van de informatie die aan de hulpverlener wordt verstrekt,
gewaarborgd is. De relatie tussen de advocaat en zijn clint is een
vertrouwensrelatie, die door de geheimhoudingsplicht en het
verschoningsrecht ten opzichte van derden (onder wie de rechter)
wordt afgeschermd. Het beroep van advocaat is wettelijk beschermd.
De advocaat is bovendien als enige gerechtigd rechtsbijstand te
verlenen (procesmonopolie). Noot
Ten behoeve van een goede rechtspleging is een onafhankelijke
vervulling van de rechtshulpverlenende taak essentieel. Daarom
wordt aan de beroepsgroep zelf zo veel mogelijk
verantwoordelijkheid en vrijheid gegeven. De beroepsgroep dient
zelf te waken voor een goede beroepsuitoefening van zijn
individuele leden. Een belangrijk instrument hiervoor is de
tuchtrechtspraak.
2.1.2. Taak en werkzaamheden
Het stereotiepe beeld van de advocaat als iemand die voor de
rechtbank pleit ten gunste van de verdachte, ligt ver bezijden de
werkelijkheid. Het werkdomein van de advocaat is bijzonder
uitgebreid, terwijl de aard van de dienstverlening ook zeer divers
is. Naast procesbijstand verricht de advocaat vele dienstverlenende
werkzaamheden die ertoe strekken dat, als het even kan, de rechter
gemeden wordt (Klijn, e.a., 1992, p. 31).
Individuele rechtzoekenden gaan pas in een vrij laat stadium
naar een advocaat. Het werk van de kleinere kantoren wordt
hoofdzakelijk door deze individuele rechtzoekenden bepaald. Zij
beschouwen de advocaat vooral als achterhand; de advocaat is
daardoor in zijn handelingsmogelijkheden in grote mate afhankelijk
van hetgeen voordien door partijen of instanties is gedaan of
nagelaten. In haar gedetailleerde schets van de dagelijkse gang van
zaken op een klein kantoor, maakt Berends (1992) duidelijk hoezeer
de dagindeling en de juridische manoeuvreerruimte van de advocaten
door de (late komst van de) clinten wordt bepaald.
Vooral bij de grotere bedrijven liggen de aard en het tijdstip
van inzet van de advocaat volstrekt anders. Steevast wordt de
advocaat ingeschakeld als een juridische adviseur, die mede vorm
geeft aan de rechtsverhoudingen tussen de partijen. De advocaat
heeft in deze advieswerkzaamheden derhalve een belangrijke
preventieve rol in het vermijden van juridische conflicten
(Bruinsma en Huls, 1990).
Het is overigens opmerkelijk dat de wet geen specifieke
omschrijving geeft van de werkzaamheden van de advocaat, behoudens
de algemene omschrijving in artikel 10 van de Advocatenwet. In de
Gedragsregels voor advocaten 1992 wordt de volgende algemene
omschrijving gegeven. De hoofdtaak van de advocaat is het verlenen
van advies en bijstand aan individuele clinten of aan groepen
clinten wier belangen parallel lopen. Naast de zojuist omschreven
werkzaamheden van processuele bijstand en juridische
advieswerkzaamheden, houden advocaten zich bezig met activiteiten
die de eigenlijke werkzaamheden te boven gaan. Zo kan een advocaat
een vennootschap oprichten of beheren, als trusthouder optreden,
Noot bankrekeningen openen op naam van een ander of
financile transacties verrichten voor derden. Het is echter de
vraag of dergelijke activiteiten nog wel tot de beroepsspecifieke
werkzaamheden van de advocaat behoren, hoe ruim en rekbaar de
beroepsomschrijving ook is.
Volgens De Roos schuilt hierin een gevaar van mogelijke
betrokkenheid van advocaten bij de georganiseerde criminaliteit. De
bonafide advocaat kan door dit soort van clinten worden gebruikt.
Hij moet zich daarom telkens (en meer dan vroeger) afvragen, wat
des advocaten is, waarbij strikte beperking tot puur juridische
hulpverlening (in adviserende zin en als procesbijstand) richtsnoer
moet zijn (De Roos, 1994, p. 184).
2.1.3. De organisatie
De advocaten die in Nederland zijn ingeschreven, vormen samen de
Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA). Aan het hoofd staat een
algemene raad en daarnaast zijn er raden van toezicht per
arrondissement. Deze raden hebben als wettelijke taak de
bevordering van een behoorlijke uitoefening van de
advocatenpraktijk en zijn bevoegd maatregelen te nemen die daartoe
kunnen bijdragen. De verplichte advocatenstage en permanente
opleiding zijn hier voorbeelden van. Daarnaast behartigt de orde in
algemene zin de belangen van de beroepsgroep. Zo houdt zij zich
bezig met tarieven, geeft adviezen bij wetgeving en houdt de
rechtspolitieke ontwikkelingen in het oog. Eind 1988 heeft de orde
het reclameverbod voor de advocatuur opgeheven en in het verlengde
hiervan adviseert zij haar leden om te komen tot een meer
marktgerichte benadering van potentile clinten.
In de naoorlogse periode is het aantal advocaten in ons land
verviervoudigd. In 1950 waren er ongeveer 2.000 advocaten;
momenteel is het aantal gestegen tot ruim 8.000. Opvallend hierbij
is dat de groei plaatsvond na twee decennia van krimp (1950 tot
1970). Ook de schaalgrootte van de kantoren is veranderd. In 1960
was bijna 70% van de kantoren een eenmansbedrijf en daarin was 40%
van de advocaten werkzaam. Thans vormen de solokantoren 46% van het
totaal. Nog slechts 15% van de advocaten is werkzaam op een
dergelijk kantoor (Klijn e.a., 1992, pp. 25-26).
Het is overigens niet zo dat het beeld wordt bepaald door de
mega-law kantoren. Nog altijd werken op ongeveer 90% van de
kantoren niet meer dan vijf advocaten. In toenemende mate is er
sprake van een samengaan van advocaten, notarissen en
belastingadviseurs binnen een kantoor. De voorgestelde verruiming
van toetreding tot het advocatenberoep van bedrijfsjuristen en
juristen in overheidsdienst zal ongetwijfeld grote gevolgen hebben
voor de wijze waarop de beroepsuitoefening is gestructureerd.