11.5. Misdaadgeld witwassen via de effectenhandel
11.5.1. Inleiding
Eind oktober 1994 ontstond in de effectenwereld grote beroering
toen uitlekte dat een werkgroep van politie- en justitieambtenaren
een onderzoek hadden gedaan naar mogelijke infiltratie door
criminele organisaties in de effectenhandel. De landelijk
MOT-officier lichtte de werkzaamheden van deze zogeheten
Fieccom-groep (fiscaaleconomische combinatie) vervolgens toe. De
Fieccom zou hoofdzakelijk openbare bronnen (emissieprospectussen,
jaarverslagen, kranten) hebben geraadpleegd alsmede enkele
processen-verbaal en de politieregisters voor de strafrechtelijke
antecedenten. De speurtocht naar mogelijke criminaliteit in het
effectenwezen zou uiteindelijk hebben geresulteerd in drie concrete
verdenkingen van witwaspraktijken in de effectenwereld.
Daags na deze toelichting reageert de Nederlandse Vereniging van
Banken bijzonder verontwaardigd over deze verdachtmakingen tegen de
financile wereld, die de gehele financile sector in diskrediet zou
hebben gebracht (NRC, 28 oktober 1994). Fieccom is opgericht omdat
een aantal gespecialiseerde opsporingsambtenaren van mening was dat
de financile criminele activiteiten zich op een hoger niveau
afspelen dan waarop de opsporing van criminele organisaties
doorgaans is gericht. Dit werd ingegeven, aldus de projectleider
van Fieccom, door allerlei schandalen in de financile wereld, zoals
de val van BCCI en Femis en de ineenstorting van beursgenoteerde
ondernemingen als Text Lite, Newtron, VHS, HCS en Ravast (Janse en
Van Hoek, 1995, p. 184). De te onderzoeken werkhypothese van het
Fieccomproject was, anders gezegd, of illegaal verkregen
opbrengsten van criminele organisaties (drugshandel) via
malversaties in (onder meer) de effectenbranche hun weg vonden naar
de haute finance. Kernachtig uitgedrukt: in hoeverre wordt
misdaadgeld via de effectenhandel witgewassen? Voorzover ons bekend
heeft het Fieccomproject nog niet tot concrete opsporingsresultaten
geleid. Wij zullen ons bij de beantwoording van deze belangrijke
vraag dan ook moeten baseren op beperkt, maar saillant materiaal en
impressies opgedaan tijdens gesprekken met deskundigen.
De effectenhandel lijkt op het eerste gezicht een ideale
wasserette te zijn (Hoogenboom, 1995, p. 39). De handel biedt een
aantal, hieronder nog te bespreken, mogelijkheden om
beleggingswinsten te creren en daarmee een legale herkomst te geven
aan misdaadgeld. Bovendien brengen de aard en cultuur van het
effectenbedrijf een aantal voor de witwasser belangrijke voordelen
met zich mee: discretie (d.i. ondoorzichtige eigendomsverhoudingen)
staat hoog in het vaandel, het is gebruikelijk om met grote
geldbedragen te handelen, effecten zijn gemakkelijk verplaats- en
verhandelbare waardepapieren (zie: Janse, 1994, p. 17). Aan de
andere kant is als gevolg van een aantal wetswijzigingen het
toezicht op de beurs verbeterd, als gevolg waarvan volgens enkele
deskundigen de effectenhandel voor witwassers aan
aantrekkingskracht heeft ingeboet (Bakker, 1994). Effectenhandel,
waaronder het in bewaring nemen van effecten en het verzilveren van
coupons, valt onder de definitie van financile dienstverlening van
de wet MOT. Dit betekent dat effectenhandelaren verplicht zijn om
ongebruikelijke transacties te melden. Blijkens het jaarverslag
over 1994 van het Meldpunt zijn in 1994 slechts 7 ongebruikelijke
transacties door de effectenhandel gemeld. Ingevolge de WIF zijn
ook de effectenbemiddelaars verplicht de identiteit van een clint
vast te stellen voordat bepaalde financile diensten worden
verricht.
Over de relatie tussen de georganiseerde misdaad en de
effectenhandel is mede door het uitblijven van opsporingsonderzoek
nog veel ongewis. Dit geldt vooral voor de mate waarin dergelijke
verbindingen voorkomen. Wel is meer duidelijk over de vormen die
deze verbindingen kunnen aannemen.
Wij hebben twee casussen uitgezocht die betrekkelijk veel
inzicht bieden in de mogelijkheden die de effectenhandel biedt om
misdaadgeld wit te wassen. In beide gevallen wordt er vermoedelijk
drugsgeld witwassen, waardoor er als het ware een link wordt gelegd
tussen de wereld van de criminele grondfeiten en de haute
finance.
11.5.2. Geld dat in rook opging
In een recente toespraak op een conferentie over crimineel geld
stelde Arlacchi dat de Zuiditaliaanse mafiabazen op geen enkele
wijze vertrouwd zijn met financile operaties. Zij laten het graag
aan anderen (speculanten en avonturiers) over om hun kapitaal te
laten renderen, waarbij een hoog rendement tegen lage risico’s
bereikt moet worden. Als gevolg van de beide onverenigbare eisen
zijn de financile hulpverleners geneigd om grote risico’s te nemen.
Niet alleen zijn dan de resultaten vaak rampzalig, ook de sancties
van de mafiabazen zijn verontrustender dan die van een gemiddelde
klant wanneer zij hun misdaadgeld in rook zien opgaan (Arlacchi,
1995, p. 55). De gang van zaken in de nu volgende casus vertoont
enkele treffende overeenkomsten met het door Arlacchi, geschetste
scenario. Centraal in de casus staat een klein commissionairshuis
met een driehoofdige directie, waarvan de heer A onmiskenbaar de
spil vormt. Het huis is een van oorsprong bonafide onderneming, die
door enkele miskleunen ernstig in de financile problemen komt en
uiteindelijk failliet gaat. Zo werd zwaar verlies geleden, omdat A
ten onrechte vertrouwen stelde in de voorkennis omtrent een
beursfonds. Ook liep de speculatie met baisse-transacties volkomen
verkeerd af. A en de zijnen speculeerden op voortgezette daling in
aandelenkoersen terwijl de koersen gestaag stegen.
Om een naderend faillissement af te wenden, heeft de directie
obligaties van een klant in onderpand gegeven aan een bank die een
aanzienlijke vordering had op het commissionairshuis. De klant
heeft de obligaties nooit meer teruggezien en leed hierdoor een
schade van bijna een half miljoen dollar. Op deze kwestie heeft het
strafrechtelijk onderzoek zich toegespitst. In het kader van dit
hoofdstuk is een ander aspect van belang, de wijze waarop het huis
op een goed moment naar alle waarschijnlijkheid behulpzaam was bij
het witwassen van misdaadgeld.
Het huis heeft twee aan drughandel geparenteerde personen als
klanten gehad, van wie n, de heer B, het huis regelmatig bezocht en
ook contant geld meebracht. De spil van de directie A had als enige
contact met deze speciale klanten. Voor B was van belang dat hij
winst zou maken op beleggingen; deze winst zou dan belastingvrij en
legitiem gebruikt kunnen worden. De beleggingsgelden werden
tegenover de fiscus verantwoord als buitenlandse leningen. Het is
overigens niet duidelijk geworden hoe veel geld B aanleverde en hoe
veel winst hij heeft gemaakt. B was voor directeur A aantrekkelijk
omdat A bij hem een hoge commissie in rekening kon brengen; het
onaantrekkelijke van B was dat hij winst bedong.
Voor een goed begrip is het volgende van belang. Een
commissionair in effecten handelt op eigen naam, ook indien hij
handelt voor rekening van een ander. Nadat hij aan de
beurshandelaren op zijn naam de opdrachten heeft gegeven, rekent de
commissionair deze vervolgens toe aan zijn klanten. Meestal geeft
de klant specifieke opdrachten aan de commissionair, maar ook is
het mogelijk dat de commissionair op basis van een
vrije-handrekening ten behoeve van de klant handelt. In dit geval
weet zelfs de klant niet welke opdrachten door de commissionair
namens hem zijn gegeven.
Tevens is het voor een goed begrip van de zaak van belang te
weten dat het huis een zogeheten NEKI was, dat wil zeggen een
effecteninstelling, die geen
effectenkredietinstelling is. Deze NEKI’s mogen geen rekeningen
openen, girale tegoeden aanhouden of kredieten verlenen. De
Kas-associatie (KasAss) is een bancaire instelling die opgericht is
om financile diensten te verlenen aan de klanten van de NEKI’s.
Concreet: B overhandigde geld aan A, waarmee A twee dingen kon
doen: een deel in eigen zak steken en het andere deel op de
rekening van zijn clint bij de KasAss plaatsen. De KasAss heeft
nimmer vraagtekens geplaatst achter de stortingen van A op de
rekening van B. Deze rekening was voor A overigens een
vrije-handrekening.
A gaf B waarom hij vroeg: winst op beleggingen in effecten. Als
commissionair kon A ook nadat zijn opdrachten tot aan- en verkoop
van effecten waren uitgevoerd, bepalen namens wie hij had
gehandeld. Dit bood hem de mogelijkheid om naar B vooral de
winstgevende transacties door te geleiden. B verkreeg hierdoor een
positief saldo op zijn rekening en kon deze witte winst uit
beleggingen vervolgens vrij besteden. De witwascarrousel zou mooi
rond geweest zijn als de verliezen zouden worden afgeboekt op een
geheime rekening, die voortdurend met misdaadgeld zou worden
aangezuiverd. Deze constructie zou dan een kopie geweest van het
voorbeeld dat in 11.2.2 is beschreven.
In het onderhavige geval werden de verliezen evenwel afgeboekt
op de KasAss-rekening van een op Jersey gevestigde beleggingsfirma.
Hoewel A elke betrokkenheid bij deze firma ontkent, is vastgesteld
dat hij oprichter van deze firma is en deze oorspronkelijk
gebruikte als een voor de Nederlandse fiscus onaantastbare
beleggingsrekening voor hemzelf en enkele zeer vermogende
landgenoten.
De verliezen en daarmee de schuld van de firma bij het
commissionairshuis, liepen uiteindelijk op tot bijna zeven miljoen
gulden. In het zicht van het faillissement van het huis zijn door A
nimmer pogingen in het werk gesteld om deze vordering te
verzilveren. Het kwam er derhalve feitelijk op neer dat de
verliezen ten laste van het commissionairshuis kwamen. Al met al
een merkwaardige witwasconstructie, waarmee alleen B goed uit de
voeten kon. Wel de lusten, niet de lasten.
Het liep uiteindelijk ook voor B slecht af. De zaken in het huis
verliepen zo slecht dat er zelfs voor B geen beleggingswinsten meer
behaald konden worden. B wilde geen zaken meer met A doen, maar A
ging desondanks gewoon door met de aankoop van effecten op de
KasAss-rekening van B. Ook deze beleggingen verliepen desastreus,
waardoor B een verlies van bijna twee miljoen gulden leed.
Vervolgens volgen de gebeurtenissen elkaar razendsnel op: B
signaleert het verlies, bedreigt A ernstig en laat hem een
schuldverklaring ondertekenen; het huis stevent inmiddels
onafwendbaar af op een faillissement; B wordt enkele weken later
vermoord aangetroffen in een afgebrande auto.
Volgens de betrokken rechercheurs van de Amsterdamse politie zou
B namens een Colombiaanse cocanebende geld in Nederland hebben
witgewassen. Het verlies van bijna twee miljoen gulden zou hem
vermoedelijk zeer kwalijk zijn genomen. Bovendien zou de
Colombiaanse bende bevreesd zijn geweest dat als gevolg van het
geruchtmakende faillissement de rol van B, en hierdoor ook de
betrokkenheid van de bende, aan het licht zou komen. Het zijn
vermoedens die nauwelijks door harde feiten worden gestaafd, zo
erkent ook de Amsterdamse recherche. Hoe het ook zij: Arlacchi
heeft vermoedelijk gelijk gekregen.
11.5.3. Veelbelovende onderneming of opgepoetst
beursfonds?
Midden jaren tachtig wordt een nieuw fonds gentroduceerd op de
Amsterdamse effectenbeurs. Na een vliegende start op de beurs, gaat
het snel bergafwaarts met de onderneming. Er volgt reeds na enkele
jaren een faillissement, waarbij een schuld van enige tientallen
miljoenen guldens wordt achtergelaten. Gedupeerde beleggers hebben
de Ondernemingskamer bewogen tot het doen van onderzoek naar de
achtergronden van het faillissement.
Op verzoek van de Ondernemingskamer is door een accountant
onderzoek verricht naar deze achtergronden. Hoewel de voormalige
commissarissen van de onderneming de juistheid van het rapport op
een aantal onderdelen bekritiseerd hebben, zullen wij ons toch
baseren op de bevindingen van deze externe deskundige. Daarnaast is
gebruik gemaakt van enkele rapportages en losse gegevens die bij de
politie bekend waren en van de berichtgeving in de pers.
Bij de bespreking van deze zaak past een belangrijk voorbehoud,
dat wij overigens ook al eerder op andere plaatsen in de
deelrapporten over andere kwesties maakten. Het zij nogmaals
gezegd: wij kunnen hier geen harde feiten presenteren, alleen
plausibele interpretaties van de feiten. Een voorbeeld hiervan
betreft het startkapitaal van de onderneming. Gesuggereerd wordt
dat de bekende drughandelaar Bruinsma miljoenen guldens als
startkapitaal heeft geleverd. Maar duidelijke aanwijzingen die deze
suggesties kunnen schragen, zijn er niet. Over de beursgang en al
wat daar verder op volgt, kan veel worden geschreven. Wij richten
ons in dit kader op de beschrijving van de bestaande vermoedens dat
het beursfonds mede is gebruikt om misdaadgeld wit te wassen.
Veelbelovende onderneming of opgepoetst beursfonds? Anders
geformuleerd: gesteld dat Bruinsma kapitaal in de onderneming heeft
gestoken, was dit dan bedoeld als een serieuze investering in een
bonafide bedrijf of als opmaat voor illegale handelingen met het
bonafide ogende bedrijf? Een feit is dat er bij de beursgang geen
nieuwe aandelen uitgegeven worden, maar de oude aandelen die in het
bezit zijn van enkele oprichters worden verkocht. Hiermee komt de
agio Noot derhalve niet ten goede aan de onderneming
maar aan de oprichters. Noot Opgepoetst? De bij de
emissie uitgebrachte prospectus voorspelt een ongebreidelde groei
en winst, wat reeds in 1986 wordt gelogenstraft als de winst
aanzienlijk lager uitvalt dan verwacht en er verlies van enkele
miljoenen guldens wordt geleden. In de daaropvolgende jaren nemen
de verliezen in omvang toe tot aan het faillissement. Het staat
vast dat de balans wordt opgepoetst om de verliezen deels nog te
maskeren. Er wordt bijvoorbeeld een grote order in de jaarrekening
verwerkt, zonder dat op dat moment met enige zekerheid vaststaat
dat die order ook daadwerkelijk door zal gaan. Dit is ook nooit
gebeurd. De leiding van de onderneming weet het eigen vermogen op
peil te houden door op grote schaal personeelsopties uit te geven.
Op de uitgifte van deze personeelsopties gaan wij dieper in.
Wat zijn personeelsopties? Deze opties – toegekend aan personeel
of bestuurders van een onderneming – geven het recht om aandelen
tegen een van tevoren vastgestelde prijs te kopen. Indien deze
prijs lager ligt dan de beurskoers of wanneer de aandelen later in
prijs stijgen, kan men door het uitoefenen van het optierecht de
verkregen aandelen direct met winst verkopen. In deze winst zit het
beloningsaspect van personeelsopties. Het bedrijf kon
personeelsopties verlenen nadat de Raad van Commissarissen
aantallen en uitoefenprijzen Noot had vastgesteld. Bij
uitgifte van nieuwe aandelen is het gebruikelijk dat oude
aandeelhouders een voorkeursrecht krijgen, omdat aan een nieuwe
uitgifte nadelen verbonden zijn; onder andere gaat er een
prijsdrukkend effect van uit. Bij personeelsopties geldt dit
voorkeursrecht echter niet. Van de mogelijkheid om personeelsopties
uit te brengen heeft de bedrijfsleiding op zeer grote schaal
gebruik gemaakt. Van alle nieuwe aandelen die na de beursgang zijn
uitgebracht (per saldo een verdubbeling ten opzichte van de
aandelen bij de beursgang), is 80% in het kader van de
personeelsopties uitgebracht. De overige aandelen zijn bij een
onderhandse emissie uitgebracht. Noot
Vast is komen te staan dat de aandelen beneden de door de Raad
van Commissarissen geautoriseerde koers werden verkocht, waardoor
het bedrijf ruim vier miljoen gulden misliep. Indien de aandelen
tegen de op het moment van optieverlening geldende beurskoersen
gewoon op de beurs zouden zijn verkocht, zou het bedrijf ongeveer
zes miljoen gulden meer hebben kunnen incasseren.
Het is ook vast komen te staan dat de overgrote meerderheid van
de personeelsopties niet door bestuurders of door het personeel
zijn uitgeoefend. De bestuurders verkochten hun opties namelijk
door aan enkele derden, waaronder een beleggingsmaatschappij die
voor ettelijke miljoenen guldens profijt trok uit de opties.
Waarom werden door de leiding van de onderneming
personeelsopties aan derden verstrekt? Hier komen wij op een punt
waarop de feiten geen feiten meer zijn en uiteenlopende
interpretaties en gissingen de ronde doen. Een naar onze mening
plausibele interpretatie is dat de personeelsopties zijn misbruikt
om geld wit te wassen. De constructie zou er in hoofdlijnen als
volgt hebben uitgezien. Het bestuur van de onderneming verkoopt in
de vorm van personeelsopties officieel onder de prijs (beurskoers)
aan de derde. Deze derde zuivert het verschil tussen aankoopprijs
en beurskoers aan, door onder de tafel door te betalen aan de
leiding van de onderneming. In schema (de bedragen zijn
fictief):
Deelonderzoek, Fraude en witwassen
81
Het nettoresultaat: De bestuurders van het bedrijf incasseren
persoonlijk de winst van de opties, zij het dat deze winst zwart
is, dus vooralsnog beperkt besteedbaar. De derde maakt niet
feitelijk, maar wel gefingeerd winst. Deze winst (in casu ettelijke
miljoenen guldens) geeft een legale herkomst aan misdaadgeld.
Deze interpretatie is om twee redenen plausibel. In de eerste
plaats maakt het begrijpelijk waarom de leiding van het bedrijf
tegen het bedrijfsbelang in personeelsopties aan derden verstrekte.
Waarom zou een bestuurder anders derden hebben laten profiteren van
personeelsopties? In de tweede plaats blijken de actoren in het
spel onderdeel van een zelfde relatienetwerk te zijn: zij hebben
uit andere hoofde contact met elkaar. De beleggingsmaatschappij zou
later worden genoemd bij een groot strafrechtelijk onderzoek. Hoe
hachelijk het wellicht ook is hieraan al te veel conclusies te
verbinden, het netwerk schiep in elk geval de gelegenheid om wit te
wassen.