10.4. De rol van de wisselkantoren
Wisselkantoren konden tot voor kort gemakkelijk worden
opgericht. Men behoeft er geen speciale opleiding voor te hebben
genoten. Het was dus ook mogelijk dat criminele organisaties hun
eigen wisselkantoortjes stichtten. Wisselkantoren mogen – uiteraard
– geen bancaire activiteiten verrichten; ze mogen bijvoorbeeld geen
kredieten verstrekken en rekeningen aanhouden. In het kader van
witwassen van misdaadgeld blijken wisselkantoortjes een belangrijke
rol te spelen. Het is, zoals eerder gesteld, voor criminele
organisaties van groot belang dat zij de kleine coupures die met
straathandel in drugs worden verdiend, in grotere kunnen omzetten
of in vreemde valuta kunnen omwisselen. De bijdrage van
wisselkantoren wordt ook wel eens de voorwas genoemd: de
noodzakelijke eerste schoning van soms letterlijk vuil straatgeld,
alvorens de hoofdwas begint.
Overigens fungeren ook gewone banken als wisselplaatsen. In een
recent onderzoek tegen een Marokkaanse organisatie die zich met de
handel in hasj bezighield, kwam naar voren dat door gewone
bankinstellingen voor enkele tientallen miljoenen buitenlandse
valuta (francs, dollars, ponden) in guldens werden gewisseld.
Twee jaar geleden is door de Amsterdamse politie onder de naam
het Gouden Kalf een onderzoek gestart naar het functioneren van
vijf wisselkantoortjes in het centrum van Amsterdam. Dit onderzoek
heeft enig licht geworpen op de omzet en het functioneren van
dergelijke kantoortjes. Eind 1992 werd door de Amsterdamse politie
vastgesteld dat ruim honderd wisselkantoren in het centrum van
Amsterdam waren gevestigd. De wisselkantoren zijn – voor het oog –
bedoeld voor buitenlandse toeristen die buitenlandse valuta willen
wisselen in Nederlands geld. Zij worden gelokt met teksten als no
commission of official bankrate. Maar achter dit front zouden
vermoedelijk ook andere activiteiten schuilgaan. De toeristische
markt zou namelijk niet in verhouding staan tot het grote aantal
wisselkantoren en bovendien was uit enkele onderzoeken vast komen
te staan dat geld wisselen bij wisselkantoren een vast onderdeel
vormde van witwastrajecten.
Op basis van enkele eerdere verdenkingen spitste het
opsporingsonderzoek zich toe op vijf wisselkantoren die in handen
waren van een uit Isral afkomstige familie. De huiszoekingen en de
aanhoudingen van een twintigtal verdachten, die met veel
publicitair vertoon gepaard gingen, gaven goed zicht op de omvang
van de illegale transacties die in de wisselkantoren plaatsvonden.
Buitenlands geld (Engelse en Schotse ponden vertegenwoordigden
bijna 50% van het totale valuta-aanbod) dat ter omwisseling werd
aangeboden, werd via een waardetransportbedrijf naar Belgi
vervoerd, waar het in Nederlands geld en US dollars werd
omgewisseld en weer naar Amsterdam werd getransporteerd. Het ging
hierbij doorgaans om circa 3 miljoen gulden per week. De totale
omzet bedroeg in de onderzoekperiode (10 maanden) bijna 170 miljoen
gulden. Ongeveer 10% van de omzet zou zijn verkregen door
wisseltransacties met toeristen. De overige 90% die gevormd werd
door grote valutatransacties, werd vermoedelijk verkregen door
valuta-aanbod van drughandelaren. Aangezien hierover geen gegevens
werden geregistreerd door de wisselkantoren, is het bij het
ernstige vermoeden gebleven dat het meeste geld afkomstig was van
misdaad. Uit het ingestelde strafrechtelijk financile onderzoek
valt op te maken dat met deze grote transacties 3,5 miljoen gulden
werd verdiend door de wisselkantoren.
Als gevolg van een tweetal maatregelen is de aantrekkelijkheid
van wisselkantoortjes voor criminele organisaties afgenomen. In de
eerste plaats vallen deze kantoren sedert 1 februari 1994 evenals
overige financile instellingen onder de Wet Ongebruikelijke
Transacties, in de tweede plaats is per 1 januari 1995 de Wet
inzake de Wisselkantoren in werking getreden. Deze tweede wet
verplicht De Nederlandse Bank om te toetsen of ondernemers geschikt
en bekwaam zijn voor het uitvoeren van het wisselbedrijf. Inmiddels
(augustus 1995) heeft DNB van 79 wisselkantoren
registratieaanvragen ontvangen. Tot dusverre hebben 21
wisselkantoren een positieve reactie ontvangen; van 22 kantoren
zijn de aanvragen in behandeling. De overige aanvragen zijn ofwel
afgewezen ofwel niet in behandeling genomen vanwege onvolledige
gegevensverstrekking. Blijkens mededelingen van DNB bedroeg het
aantal wisselkantoren in het land tussen de 120 tot 140, het
overgrote deel hiervan was in Amsterdam gevestigd. Er is derhalve
na de invoering van de wet een drastische daling in het aantal
wisselkantoren opgetreden.
Enkele wisselkantoren zijn tegen de weigering tot inschrijving
door DNB in beroep gegaan. Blijkens een in juli 1995 voor het
College van Beroep voor het Bedrijfsleven gevoerd kort geding, mag
DNB bij de vaststelling van de geschiktheid niet louter afgaan op
de informatie die de landelijk MOT-officier van justitie over de
betrokkene verstrekt. DNB dient volgens het oordeel van de rechter
zelf de doopceel van de aanvrager te lichten, maar een probleem
hierbij is dat DNB de databestanden van de CRI, waaronder Finpol,
en de CID niet zelfstandig kan raadplegen. Het is derhalve
voorlopig nog onduidelijk hoe effectief de toetsing van DNB kan
zijn.