• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage X – 10.3. Girale verplaatsingen

    10.3. Girale verplaatsingen

    10.3.1. Ondergronds bankieren

    Een van de mogelijkheden om geld over te maken zonder een
    papieren spoor achter te laten, wordt geboden door ondergrondse
    banken (o.a. Robinson, 1994, pp. 16-18). Sinds de officile banken
    gehouden zijn betere controle uit te oefenen op financile
    transacties, hebben deze banken de wind mee gekregen. Het
    ondergrondse bankieren heeft in verschillende culturen
    verschillende namen: Hawalla banking (India), Hundi (Midden
    Oosten), Chiti (Azi), Stash House (VS, Latijns Amerika). Hundi
    staat voor vertrouwen en vertrouwen is de pijler waarop het
    ondergrondse bankieren berust. Want het voordeel van ondergronds
    bankieren, althans voor crimineel gebruik, is voor westerlingen
    tegelijkertijd de achilleshiel: de afwezigheid van schriftelijke
    overeenkomsten en bewijsstukken die juridische geldingskracht
    hebben. Ondergronds bankieren is een systeem waarbij een persoon in
    het ene land geld of geldwaarde overbrengt naar een begunstigde in
    een ander land zonder dat de autoriteiten daarvan in beide landen
    ook maar enige kennis of bewijsmateriaal bezitten. Ondergronds
    bankieren trekt, zoals gesteld, een zware wissel op het onderlinge
    vertrouwen. Vermoedelijk om deze reden vindt ondergronds bankieren
    meestal plaats binnen familiale of langs etnische lijnen
    samengestelde netwerken. Maar hieraan moet worden toegevoegd dat
    deze centrale pijler van vertrouwen ook geschraagd wordt door angst
    voor represailles (Squires, 1987, p. 4).

    Ondergronds bankieren is van origine een normale vorm van
    bankieren in landen waarin nog geen officieel bankwezen aanwezig
    was. Van oudsher vervullen vermogende, gerespecteerde families in
    dergelijke culturen de rol van bankier. Als gevolg van de sterke
    regulering van het financile verkeer binnen de officile banken
    heeft het ondergronds bankieren weer een nieuwe impuls gekregen;
    ondergronds bankieren blijkt vooral voor criminelen met een
    bepaalde etnische achtergrond een goede mogelijkheid te zijn om de
    huidige witwas-maatregelen te ontlopen. In de kern komt het
    ondergronds bankieren hierop neer: X wil een som geld van land A
    overbrengen naar land B. Hij overhandigt de geldsom aan de
    ondergrondse bankier in land A en krijgt als bewijs een papiertje
    (bijvoorbeeld een afgescheurd tramkaartje) of enig ander symbool
    (nummer, code). X (of zijn begunstigde in het andere land) kan
    hiermee zijn geld in land B ophalen bij een correspondent (Hawalla
    is een Urdu-woord voor referentie) van de ondergrondse bankier.

    Het systeem van ondergronds bankieren vereist een uitgebreid,
    soms wereldomspannend, netwerk van contacten tussen de bankiers.
    Tussen de bankiers is het vaak passen en meten, waarbij onderlinge
    verrekeningen maanden kunnen worden uitgesteld. Dit om zo min
    mogelijk fysieke verplaatsingen van het geld te laten plaatsvinden.
    De commissie van beide bankiers tezamen kan variren van een gering
    percentage van bijvoorbeeld 2% tot een aanzienlijk deel van 20% van
    het gestorte geld; de risico’s en wensen van de clint zijn hierbij
    bepalend. Ondergronds bankieren is een te verwachten reactie op de
    toegenomen controle in het officile bankwezen. In de VS, waar de
    controle langer bestaat dan in ons land, bloeit het fenomeen dan
    ook welig. Grote sommen druggeld zouden via dit mechanisme naar
    onder meer Hong Kong worden overgebracht (Gaylord, 1990, p. 26
    e.v.). In het Verenigd Koninkrijk is een strafrechtelijk onderzoek
    naar de betrokkenheid van Hindoestaanse underground bankers bij
    drughandel voortijdig afgebroken, omdat het praktisch bijna
    onmogelijk was de afgeluisterde telefoongesprekken door tolken uit
    te laten luisteren. De bankiers belden bijna 18 uur per dag en
    spraken daarbij een Hindoestaans dialect.

    10.3.2. Rep-offices

    Rep-offices (Representative offices) zijn van oorsprong een
    soort filialen van buitenlandse banken die hier geen officile
    vestiging hebben. Rep-offices zijn als het ware vooruitgeschoven
    posten van de moederbank die op deze wijze service kan verlenen aan
    in Nederland woonachtige clinten van de bank. Vijfentwintig
    buitenlandse banken hebben in ons land een of meer rep-offices.
    Rep-offices mogen geen bancaire activiteiten verrichten. Zij maken
    gebruik van een rekening bij een in Nederland gevestigde bank.

    Deze rekening leende zich gemakkelijk voor misbruik, zoals het
    volgende voorbeeld laat zien: A haalt bij de rep-office een
    formulier voor storting op andermans bankrekening en stort
    vervolgens het contante geld op de bankrekening van de rep-office
    bij een reguliere handelsbank. Vanaf dat moment blijft de naam van
    A buiten beeld; bij de correspondent bank is immers alleen de naam
    en het bankrekeningnummer van het rep-office bekend. De bank boekt
    integraal de verschillende gestorte bedragen over naar veelal de
    moederbank in het buitenland, waar het door de begunstigden kan
    worden opgehaald.

    Uit opsporingsonderzoeken is gebleken dat drughandelaren van
    Marokkaanse en Turkse afkomst via de rep-offices geld naar Marokko
    en Turkije hebben overgemaakt. In enkele onderzoeken is naar voren
    gekomen dat ook het Marokkaanse consulaat als een rep-office
    fungeerde. Sinds kort ziet de DNB erop toe dat rep-offices geen
    eigen verzamelrekening meer bij banken hebben. Dit betekent dat de
    overboeking moet worden gesteld op naam van degene die het geld
    heeft gestort.

    In de praktijk komen tal van varianten voor op het ondergrondse
    bankieren en op de rep-offices. Bij wijze van voorbeeld volgt
    hieronder de beschrijving van een Turkse incasseerder van geld, die
    blijkens zijn modus operandi trekken van beide prototypes
    vertoonde. De Turkse incasseerder A is een in Nederland woonachtige
    Turkse man, die als het financile knooppunt fungeert tussen
    enerzijds enkele Turkse heronedealers die herone in Nederland
    importeren en deels doorvoeren naar onder meer Spanje, en
    anderzijds een belangrijke leverancier en organisator in Turkije. A
    is als het ware de representative van deze laatste persoon. Hij
    zorgt ervoor dat betalingen worden verricht vanuit Spanje en
    Nederland voor de geleverde waar; hij zamelt het geld in en zorgt
    dat het ter bestemder plaatse in Turkije terecht komt.

    Zijn werkwijze is eenvoudig: het geld wordt door hem over de
    grens vervoerd en op een buitenlandse bank gestort. Via enige
    omwegen (het geld wordt gesplitst en op verschillende rekeningen in
    diverse landen gestort) komt het geld op een rekening uit in
    Istanbul. In een periode van zes maanden zou op deze wijze 20 tot
    30 miljoen gulden zijn overgeboekt naar Turkije. Hoewel A gebruik
    maakt van officile banken is hij in een zeker opzicht ook een
    ondergrondse bankier. Immers hij beheert geld van anderen en boekt
    dit onder zijn naam door naar Turkije, zonder dat deze anderen de
    officile bewijsstukken hiervan in handen hebben.

    10.3.3. Misbruik maken van banken

    Tot voor kort boden ook de officile banken betrekkelijk veilige
    manieren om spoorloos geld over te boeken. Alle grote banken bieden
    (of boden) goede mogelijkheden aan clinten om cash to cash
    transacties uit te voeren. De clint koopt in Nederland een cheque
    aan toonder en de naamloze begunstigde verzilvert deze vervolgens
    in een ander land. Noch de koper noch de begunstigde behoeven als
    clint bij de beide banken te boek te staan. Er kan slechts worden
    volstaan met een kort eenmalig contact tussen clint en financile
    instelling. De transactie laat (of liet) bovendien niet veel sporen
    na in de administratie van de bank.

    Het beleid van de grote financile instellingen op het gebied van
    de internationale money transfers is momenteel dat bij bedragen van
    meer dan 10.000 gulden de identiteit van de aanbieder aan de hand
    van een gel- dig identiteitsbewijs wordt gecontroleerd (Akse,
    1995). De invoering van deze legitimatieplicht heeft tot daling van
    de omzet in dit soort waardepapieren geleid. Volgens een recent
    rapport van Finpol is bij Thomas Cook, die met ingang van 1993 de
    legitimatieplicht invoerde, sprake van een zeer sterke teruggang in
    de omzet van deze money transfers. Een van de belangrijkste
    bestemmingen van de money transfers was Hong Kong. Overigens werd
    in 1993 met de zogenaamde drafts en telegrafic transfers nog 30
    miljoen gulden omgezet (Akse, 1995, pp. 10-15).

    Een mogelijkheid om de legitimatieplicht te omzeilen, biedt het
    zogenaamde smurfen, waarbij het geld in kleine bedragen (minder dan
    10.000 gulden) wordt overgeboekt. Een tweede mogelijkheid die in de
    literatuur wordt beschreven, is het gebruik maken van
    tussenrekeningen bij banken en ter beschikking stellingen, waarbij
    al dan niet clinten van banken voor andere personen geldbedragen op
    willekeurig welke plaats op de wereld beschikbaar stellen. Deze
    begunstigden kunnen de bedragen na identificatie met paspoort en/of
    code contant opnemen of anderszins tot hun beschikking krijgen.
    Dankzij deze tussenrekeningen kan de relatie tussen aanbieder A en
    begunstigde B worden gemaskeerd en worden beiden niet in de
    rekening-administratie van de bank opgenomen: A stort bij een
    Nederlandse bank geld ter overboeking naar B via een bank in
    Luxemburg. A noch B heeft een bankrekening; de geldoverdracht
    verloopt dan via de tussenrekeningen van de banken; wanneer B het
    geld ophaalt in Luxemburg van de tussenrekening van de bank, is
    lastig te achterhalen dat het geld oorspronkelijk van A was.

    Tot dusverre is vooral gesproken over het storten en
    (ver)plaatsen van chartaal geld. Ook de wet MOT is hier sterk op
    georinteerd. Uit het Jaarverslag 1994 van het Meldpunt blijkt dat
    het merendeel van de meldingen (ruim 73%) door financile
    instellingen op transacties met chartaal geld betrekking heeft.
    Bijna 9% van alle meldingen betrof ongebruikelijk girale
    transacties. Overigens werden relatief veel meer girale dan
    chartale transacties als verdachte transacties doorgeleid naar
    Finpol (Jaarverslag Meldpunt, 1994, p. 20).

    Volgens een praktijkdeskundige levert het signaleren van
    witwassen in de girale sfeer voor banken grote problemen op (Van
    Altena, 1995, p. 27). Wanneer criminele organisaties giraal
    bedragen doorboeken van bijvoorbeeld de Antillen via een
    Nederlandse bank naar Liechtenstein en daarbij gebruik maken van
    bestaande rekeningen van bestaande (ogenschijnlijk bonafide)
    bedrijven, is de kans heel klein dat een bank het vermoeden kan
    krijgen dat er sprake is van het verplaatsen van misdaadgeld (id.,
    pp. 20-21). Volgens de indicatoren van de MOT dienen alleen girale
    transacties boven de 25.000 gulden gemeld te worden als zij worden
    uitgevoerd door niet-rekeninghouders. Ook Hoogenboom meent dat de
    discussie over witwassen te eenzijdig is gefixeerd op contante
    geldstortingen, waardoor de gelden die vooral via georganiseerde
    fraude door de girale corridors van het internationale financile
    stelsel lopen te weinig aandacht krijgen (1995, p. 60).

    Een bijzondere bancaire instelling die een belangrijke rol in
    het verplaatsen heeft gespeeld, was de Femisbank. De Femisbank kan
    worden gezien als een offshore bank die als een B-licensed bank
    Noot gevestigd was op het eiland Anguilla.

    Het Femisfiliaal in Nederland bood zijn ongeveer 500 clinten de
    mogelijkheid geld op nummerrekeningen en een telefooncode te
    plaatsen. De Femisbank had een vast contact met een plaatselijke
    bank die bancaire activiteiten verzorgde voor Femis (zie
    uitvoeriger over Femis: Hoogenboom, 1995). In een onderzoek tegen
    enkele grote Nederlandse hasjhandelaren is komen vast te staan dat
    via de Femisbank grote geldbedragen zijn overgeschreven naar een op
    Jersey gevestigde trust en een persoon in Singapore. Femis ging
    failliet omdat de beide aandeelhouders in strijd met de statuten
    ongeveer 60 miljoen gulden van de rekening van Femis op prive
    rekeningen in Duitsland bijschreven.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken