1.3. Werkwijze
Wij hebben ter beantwoording van de beide onderzoeksvragen de
volgende bronnen gebruikt. In de eerste plaats zijn interviews
gehouden met enkele vertegenwoordigers van de beroepsgroepen en
genformeerde buitenstaanders (bijlage 1). In de tweede plaats zijn
tal van schriftelijke bronnen geraadpleegd: de tuchtrechtspraak
(1990-1995), zaken die via de landelijke inventarisatie van de CRI
1995 werden opgespoord of die tijdens onze deelstudies naar voren
kwamen, het bestand van Finpol (1992-1995) en het gegevensbestand
van de LCID. Het bestand van Finpol bevat de meldingen van
financile instellingen die na de screening door het Meldpunt
ongebruikelijke transacties (MOT) als verdachte transacties
naar Finpol worden doorgeleid. Voor de invoering van de wet MOT in
februari 1994 berustten de meldingen op onderlinge afspraken tussen
banken en het ministerie van Justitie. Het LCID-bestand, dat
doormeldingen bevat van de regionale CID’s, is door ons bevraagd op
de trefwoorden advocaat en notaris. In de derde plaats zijn vele
gesprekken gevoerd met leden van de recherche, de RCID, de afdeling
Finpol en het OM. Deze gesprekken dienden zowel als zelfstandige
bron van informatie als om informatie uit de schriftelijke bronnen
te checken en aan te vullen. Voorts zijn wetenschappelijke
literatuur, brochures en jaarverslagen van de diverse
beroepsgroepen bestudeerd.