VIII.2. De situatie in Nederland
Hoe de toestand in Nederland ligt, valt eigenlijk ook niet te
beoordelen, gewoon door het gebrek aan gericht onderzoek, zowel op
lokaal als op nationaal niveau. Niettemin is het voor alles van
belang om iets te zeggen over de grootte van de Nigeriaanse en
Ghanese gemeenschappen in Nederland. Met name ook omdat de
uitspraken van de Amsterdamse hoofdcommissaris hierover, alweer
enkele jaren geleden, voor veel commotie hebben gezorgd. Volgens de
officile cijfers liepen de aantallen Nigerianen en Ghanezen in ons
land op het einde van de jaren tachtig en in het begin van de jaren
negentig snel op. Het aantal Nigeriaanse asielzoekers bedroeg in
1987 nog slechts 167, in 1990 was het 901 en in 1991.740. Dat van
de Ghanese asielzoekers wisselde nog sterker: in 1987 was het
2.515, in 1990.715 en in 1991.465. In totaal in de periode
1987-1991 bedroeg het aantal Nigeriaanse en Ghanese asielzoekers
2.356 respectievelijk 5.427. Per 1 januari 1993
verbleven er 9.385 mensen van Ghanese herkomst in ons land, en
2.407 van Nigeriaanse herkomst. Waarbij natuurlijk direct moet
worden aangetekend dat hiermee nog niets is gezegd over het aantal
Nigerianen respectievelijk Ghanezen dat toen en nu illegaal in ons
land verbleef/verblijft. Maar enigermate betrouwbare landelijke
schattingen van hun aantal zijn niet voorhanden. Wij onthouden ons
dan ook van elke uitspraak op dit punt (Muus, 1994). De grootste
concentratie van Ghanezen en Nigerianen wordt, hoe dan ook,
aangetroffen in Amsterdam, in het bijzonder in Zuidoost
(Bijlmermeer). Hun maatschappelijke situatie ziet er in het
algemeen niet rooskleurig uit. Tezamen met het feit dat velen de
Nederlandse taal niet machtig zijn en (ook hierom) hun eigen
cultuur blijven koesteren, is hun integratie in de Nederlandse
samenleving bepaald niet vanzelfsprekend (Nimako, 1993). Ofschoon
deze groepen nog maar weinig aansluiting hebben gevonden bij
Nederlanders, bestaan er wel contacten met (creoolse)
Surinamers.
VIII.2.1. Een beeld van de illegale activiteiten
Het is, althans voor de jaren tachtig, niet zo moeilijk een
beeld te schetsen van de illegale activiteiten die door Nigerianen
en/of Ghanezen in deze periode in Nederland werden ontplooid.
Hiervoor kan beroep worden gedaan op een samenvattend rapport dat
in 1991 door de CRI omtrent deze activiteiten werd vervaardigd. Uit
dit rapport kan worden opgemaakt dat in de eerste helft van de
bedoelde jaren de criminaliteit van deze steeds maar wassende
groepen immigranten vooral werd geassocieerd met
schijnhuwelijken/vrouwenhandel aan de ene kant en uitkeringsfraude
aan de andere kant. Bij het eerste moet worden gedacht aan het
overbrengen van vrouwen – rechtstreeks vanuit de betrokken landen,
onrechtstreeks via vooral Frankrijk en Belgi verzekerd van de steun
van corrupte ambtenaren bij politiekorpsen en op stadhuizen, werden
uitgehuwelijkt – naar Nederland alwaar zij via bemiddeling van
landgenoten en Nederlanders, die zich op hun beurt hadden aan een
fictieve echtgenoot, gewoonlijk een of andere marginale figuur. Om
zowel de kosten van hun overkomst als die van hun huwelijk te
kunnen betalen – kosten die gemakkelijk tot f.10.000,- f.15.000,-
konden oplopen – zagen veel van deze vrouwen zich gedwongen om het
aanbod aan te nemen en een tijdlang in de prostitutie te gaan
werken. Binnen de kortste keren werden ze dan ook niet alleen
gesignaleerd achter de ramen in Amsterdam, maar ook in seksclubs
overal in het land. Bij de uitkeringsfraude ging het onder andere
om Ghanezen en Nigerianen die erin slaagden om bij de
belastingdienst een zogenaamde buitenlands fiscaal nummer te
verkrijgen, en vervolgens, gewapend met dit nummer en nogal eens
met verschillende van deze nummers, n of meer uitkeringen
aanvroegen bij de sociale dienst en/of, na ergens een tijdje te
hebben gewerkt en zich daar ziek te hebben gemeld, onrechtmatig een
ziektewetuitkering verwierven, omdat ze ondertussen onder een
andere naam elders weer aan het werk waren gegaan. Wat iedereen
frappeerde die zich verdiepte in de toedracht van deze
vrouwenhandel en deze steunfraude, was het enorme gegoochel met
valse en/of vervalste papieren (identiteitskaarten, paspoorten,
geboortebewijzen) door de vreemdelingen in kwestie. Tot wanhoop van
degenen die, zoals in Amsterdam en Rotterdam, deze zaken probeerden
uit te zoeken.
Halverwege de jaren tachtig werd het steeds duidelijker dat met
name Ghanezen, vooral vanuit Amsterdam, ook volop betrokken zijn
bij andere criminele activiteiten. In de eerste plaats kan hierbij
worden verwezen naar de export van gestolen auto’s, via de havens
van Rotterdam en Antwerpen, naar West-Afrika. Enkele ondernemende
Ghanezen hadden hiervoor zelfs heuse exportfirma’s opgezet; in
Amsterdam onder de toepasselijke naam van African Express.
In de tweede plaats werd toen steeds duidelijker dat er volop
verdovende middelen werden gesmokkeld. Natuurlijk via Schiphol –
door koeriers die uit heel de wereld aan- en afvlogen (alleen in
1986 werd er 120 kg marihuana van Ghanese koeriers op Schiphol
inbeslaggenomen). Maar later ook – althans binnen Europa – door
koeriers die per bus, met de eigen auto of per trein op en neer
naar Duitsland, Belgi, Zwitserland en Denemarken reisden. Welke
wereldwijde proporties deze drugshandel gaandeweg aannam, werd rond
1990 aangetoond door de politie te Amsterdam in het
Goofy-onderzoek. Dit liet zien dat een clique van
voornamelijk Ghanese mensen, woonachtig in de Bijlmermeer, op een
formidabele schaal in drugs (vooral cocane) handelde tussen
Zuid-Amerika, al dan niet Afrika (Ghana), Europa (met name
Engeland, Duitsland, Frankrijk, Itali en Zwitserland) en
Noord-Amerika (enkele metropolen aan de Oostkust en Canada).
Overigens ging en gaat de Ghanese drugshandel nogal eens gepaard
met autohandel; drugs worden verstopt in de voertuigen die worden
gexporteerd. Ook kan uit het onderzoek naar deze handelsstromen
worden opgemaakt dat een beperkt aantal Ghanezen actief was (en
is?) in de illegale wapenhandel. Zowel in de richting van Ghana en
andere Westafrikaanse landen als in de richting van bepaalde
Europese landen waar politieke conflicten gewapenderhand worden
uitgevochten. Een Europees land dat bij herhaling naar voren kwam,
is het Verenigd Koninkrijk, en (een van) de strijdende partijen in
Noord-Ierland.
Wat de criminaliteit onder Nigerianen betreft, trok reeds in de
jaren tachtig vooral hun vaardigheid in het oplichten van banken de
aandacht. Zo wees een onderzoek in Heerhugowaard uit dat een klein
groepje Nigerianen er bij herhaling in was geslaagd om door middel
van vervalste paspoorten en gestolen cheques
grote sommen geld van banken af te halen. Dit geld werd thuis
genvesteerd in de teelt van cannabis. Wat op zichzelf minder
onaannemelijk is dan het klinkt, want in de voorbije jaren is meer
dan eens uit onderzoek gebleken, onder andere te Den Haag, dat er
ook al in de jaren tachtig op vrij grote schaal zowel marihuana als
hash vanuit Nigeria naar Nederland werd gebracht. Per schip, want
het waren veelal grote hoeveelheden. Beziet men nu de berichten
over de criminaliteit, gepleegd door Nigerianen en Ghanezen, in de
voorbije vijf jaren, dan valt het op dat – waar het gaat om de
criminaliteit van Ghanezen – dezen kennelijk nog steeds heel actief
zijn in de handel in verdovende middelen, binnen Nederland, binnen
Europa, tussen Azi, Afrika, Amerika en Europa. En bepaald niet
alleen in Amsterdam. Ook in Rotterdam, Den Haag, Groningen en
Almere zijn hiervan tekenen waargenomen. Ook de handel in gestolen
auto’s, en vooral dan hun export naar West-Afrika, is nog niet
stilgevallen. Er ligt in elk geval informatie dat er via de havens
van Rotterdam en Antwerpen nog steeds zulke wagens worden
verscheept naar de betrokken landen. Het enige mineure verschil met
de handel in de jaren tachtig is wellicht dat tegenwoordig niet
alleen meer gestolen auto’s – gestolen op allerlei plaatsen in
Nederland en de omringende landen – worden uitgevoerd, maar ook
auto’s die eerst zijn geleased en die, na een paar dagen weggezet
te zijn geweest, naar de smokkelschepen worden overgebracht. Er is
voorts ook nog wel sprake van pogingen om schijnhuwelijken te laten
sluiten of vrouwenhandel en prostitutie te (laten) bedrijven, maar
deze bedrijvigheid lijkt aan belang te hebben ingeboet. Dezelfde
indruk dringt zich op ten aanzien van de wapenhandel. Of is deze
indruk vals? De laatste jaren is er immers in het geheel geen
onderzoek naar zulke illegale activiteiten ingesteld. Dit laatste
geldt tot op zekere hoogte ook voor de drugshandel die door
Nigerianen wordt bedreven. Uit grote onderzoeken die in Nederland
zijn ingesteld naar de wandel van Nederlandse drugsgroothandelaren
is onomstotelijk vast komen te staan, dat zij ook handel dreven met
Nigeriaanse criminele organisaties die zowel in Nigeria zelf als in
Nederland bedrijvig waren. Verder liggen er ettelijke interne
berichten waaruit blijkt dat Nigerianen niet alleen actief zijn in
de drugshandel tussen hun land en West-Europa, maar deze handel
(zowel in soft drugs als in hard drugs: cocane en herone) ook
drijven in de richting van Amerika. En onderzoek naar de gedraging
van Nigerianen bij een belangrijk wisselkantoor in een van de grote
steden in de Randstad, in 1993, wees eveneens uit dat een of meer
van zulke organisaties hier te lande (ook) actief moe(s)ten zijn in
de internationale drugshandel. Zowel de totale hoeveelheden geld
die werden gewisseld schraagden deze conclusie als de vormen waarin
dit geld werd aangeboden. Maar specifiek doorgedreven onderzoek
naar deze tak van de internationale drugshandel werd (in Nederland)
nooit ingesteld, ook al werd er door deze en gene meer dan eens
voor een dergelijke onderzoek gepleit. Hetzelfde geldt, maar in nog
sterkere mate, voor de betrokkenheid van Nigerianen bij de
internationale illegale autohandel. Er zijn aanwijzingen dat zeker
ook Nigerianen via de havens van Rotterdam en Antwerpen gestolen
auto’s naar hun land van herkomst verschepen, maar veel
duidelijkheid over de aard en omvang van deze illegale trafiek
bestaat er niet. Overigens wordt ook in dit verband wel
gesuggereerd dat in bepaalde gevallen de drugshandel en autohandel
nauw met elkaar in verband staan. Dure auto’s die hier worden
gestolen, worden in Nigeria voor veel geld verkocht en met dit geld
worden vervolgens drugs gekocht, bijvoorbeeld cocane in Colombia,
en die worden dan weer in West-Europa of Noord-Amerika
verhandeld.
Waar wel meer over bekend is geworden, zijn de
oplichtingspraktijken die Nigerianen in de voorbije jaren op
Nederlandse bedrijven hebben uitgeprobeerd. Hierbij kan natuurlijk
worden verwezen naar pogingen van Nigerianen om een bank in Zwolle
op te lichten via het uitwisselen van valse dollarbiljetten en het
innen van gestolen cheques, of naar de meer succesvolle operatie
van een clubje Nigerianen in Amsterdam-Zuid die kans zagen om via
bevriende relaties bij banken overboekingsformulieren van bekende
bedrijven en instellingen achterover te drukken, vervolgens met
behulp van deze formulieren flink wat geld lieten storten op hun
eigen rekeningen en tenslotte deze rekeningen zo snel als mogelijk
leeg trokken. Maar waar het meeste over te doen is geweest, zijn de
pogingen van Nigeriaanse netwerken, vanuit Nigeria zelf, om
Nederlandse bedrijven voor veel geld op te lichten.
Ofschoon de volgende oplichtingspraktijken eigenlijk over de
hoofden van de hier gevestigde Westafrikaanse migranten heengaan,
is het van belang toch stil te staan bij de volgende
gebeurtenissen. Een analyse die de CRI in 1994 heeft gemaakt van de
ervaringen die bedrijven met deze overzeese criminele praktijken
hebben opgedaan, leert dat ze eigenlijk in twee hoofdsoorten kunnen
worden onderscheiden. Aan de ene kant zijn er de zogenaamde
miljoenen-aanbiedingen waarbij Nederlandse bedrijven worden
uitgenodigd om mee te doen aan zeer lucratieve geldtransacties en
na verloop van tijd het verzoek krijgen om alvast een voorschot te
storten of om naar Nigeria te komen ter afronding van de transactie
die beide partijen op het oog hebben. Aan de andere kant gaat het
om bestelorders die met valse of vervalste bankcheques of andere
bancaire documenten worden toegestuurd aan bedrijven in Nederland;
een variant is dat Nederlandse bedrijven met officile papieren naar
Nigeria worden uitgenodigd om eventuele orders te komen bespreken.
In beide gevallen is het resultaat hetzelfde. Geld dat op voorhand
wordt gestort of goederen die alvast naar Nigeria worden verzonden,
verdwijnen daar spoorloos. Bedrijfsleiders die de uitnodiging om
naar Nigeria te komen,
aannemen of die naar dit land toe gaan om hun voorschot of
geleverde goederen terug te halen, lopen de kans te worden
afgeperst, te worden gegijzeld, te worden mishandeld en, mogelijks,
te worden gedood. Hoeveel Nederlandse ondernemingen in deze
Nigeriaanse val zijn getrapt, is niet bekend maar tot in 1994 waren
er bedrijven die – ondanks allerhande waarschuwingen – in Nigeria
flink wat geld hebben verspeeld. Een voorbeeld is dat van een
metaalbedrijf uit het midden van het land dat de onderhandelingen
over een forse transactie met zijn Nigeriaanse zakenpartners
afrondde op een notariskantoor in Lagos met de ondertekening van
een koopcontract. Bij die gelegenheid werd hem een bankcheque ad
USD 1.601.074 overhandigd en betaalde hij zijn bemiddelaars Nlg
90.000 commissie. Bij het aanbieden van de cheque bij een bank in
Cyprus bleek deze vervalst te zijn: er waren eenvoudigweg drie
cijfers voor het feitelijke bedrag van USD 1.074 gezet. De
ondernemer reisde daarop terug naar Lagos, waar zijn zakenpartners
hem doodleuk meedeelden dat hij zich bij een vestiging van hun
bedrijf in Canada moest vervoegen. Bij de politie van Lagos deelde
men hem mee dat er gebrek aan bewijs was om een strafvervolging te
starten. Een ander voorbeeld betreft de directeur van een
apparatenfabriek uit het Noorden van het land die officieel naar
Nigeria werd uitgenodigd om de leverantie van een grote partij
goederen te bespreken. Aangekomen in Lagos werd hij onmiddellijk
naar een regeringshotel ver buiten Lagos gebracht. Daar eiste men
van hem een onmiddellijke betaling van enkele tienduizenden dollars
om de kosten van de voorbereiding van de transactie te financieren.
Toen hij dit weigerde, werd hij op een indirecte, maar duidelijke
manier bedreigd door de furieus reagerende
regeringsvertegenwoordigers. Onder de toezegging dat hij in Lagos
zelf de vooruitbetaling zou bewerkstelligen, werd hij teruggebracht
naar de hoofdstad. Hier kon hij de Nederlandse ambassade bereiken.
En door een bliksemactie van een lid van de ambassade en de
medewerking van de bemanning van een Belgisch passagiersvliegtuig
gelukte het hem te ontsnappen.
VIII.2.2. De aard van de betrokken netwerken
Omdat er zo weinig gerichte onderzoeken naar de illegale
activiteiten van Nigeriaanse en Ghanese netwerken zijn verricht, is
het moeilijk om een goed beeld van de aard van deze netwerken te
schetsen. Hoe deze netwerken er in Nigeria zelf uitzien, werd
nimmer op zichzelf nagegaan. Dat ze er zijn – in de vorm van
groepen of organisaties die nogal eens kunnen rekenen op de steun
van corrupte politici en (politie-)ambtenaren – staat evenwel vast.
Zo wees een analyse van de duizenden uitnodigingen die
oplichtersbendes vanuit Nigeria naar Nederland hadden gestuurd, uit
dat voor een belangrijk deel gebruik werd gemaakt van dezelfde fax-
en telefoonnummers in Lagos en dat de opmaak en inhoud van deze
documenten veelvuldig sterk op elkaar geleken. Ook meenden de
analisten dat deze grootschalige schrijfacties te kostbaar en te
bewerkelijk zouden zijn voor n enkele persoon. Die zou alleen een
organisatie aankunnen waar allerlei specialisten deel van uitmaken:
kenners van bepaalde branches, vervalsers, financile deskundigen,
enzovoort. Op de manier waarop de onderhavige netwerken aan
Nederlandse kant zijn georganiseerd, bestaat wat meer zicht.
Duidelijk is dat criminele Nigerianen en Ghanezen zowel binnen als
buiten Nederland veel onderlinge contacten en wederzijdse relaties
hebben. In een stad als Amsterdam worden deze verbindingen evenwel
niet alleen in stand gehouden in en rond woonhuizen. In meer dan n
onderzoek is naar voren gekomen dat het sociale en zakelijke leven
zich voor een belangrijk deel ook afspeelt in en rond koffieshops,
restaurants en hotels; dit zijn de pleisterplaatsen waar koeriers
worden ondergebracht en waar samenkomsten van leidende figuren
worden georganiseerd. Er gaan zelfs geruchten dat in Amsterdam op
gezette tijden alle Ghanese bazen die met hun groepen in
West-Europa actief zijn, in Amsterdam vergaderen om acties te
organiseren, taken te verdelen en conflicten uit te praten.
De Ghanezen en Nigerianen die in de illegale autohandel en
drugshandel zitten, beschikken zelf vaak over n of meer importen
exportfirma’s in Nederland en Nigeria om deze handel – frequent
tussen legale handel in verdovende middelen aangaat, valt echter op
dat in het nabije verleden voor echt grote deals bij herhaling –
met zo min mogelijk risico, zo normaal mogelijk dus, te drijven.
Wat meer bepaald de groothandel in een beroep werd gedaan op
Nederlandse criminele organisaties die zowel over vervoersbedrijven
als over transportmiddelen (schepen, vrachtauto’s) beschikken.
Hiermee werden somtijds heuse samenwerkingsverbanden aangegaan. Dit
kan reeds worden opgemaakt uit het feit dat in gemeen overleg werd
besloten om de betrokken partijen verdovende middelen niet
rechtstreeks naar Nederland te transporteren, maar om ze – ook uit
veiligheidsoverwegingen – via Midden-Europa naar hier te laten
komen, via Rusland, de Baltische staten, Polen, Roemeni of
Bulgarije. Ze werden dus eerst per schip of per vliegtuig naar deze
landen overgebracht en hier vervolgens op (vracht)auto’s geladen om
naar Nederland te worden vervoerd. Maar een mooiere illustratie is
nog dat een Nederlandse groep en een Nigeriaanse groep, na enige
tijd te hebben samengewerkt, gewoon op ruilhandel overgingen: in
ruil voor verdovende middelen kreeg het Nigeriaanse netwerk van de
Hollandse groep (gestolen) luxe-auto’s terug. Dat er – gelet op
ontwikkelingen als deze – Nederlandse criminele groepen zijn die
ook in Nigeria bedrijven hebben opgericht of opgekocht om hun
illegale handelsactiviteiten te kanaliseren en te camoufleren, kan
dan ook geen verbazing wekken. Er zou zelfs
sprake zijn van een Nederlander die in Nigeria voor diverse
Nederlandse criminele groepen als een soort makelaar optreedt in de
richting van de plaatselijke criminele netwerken. De global
village wordt ook in deze sector van de economie steeds meer
werkelijkheid. Overigens ziet men ook in de zuivere illegale
autohandel wel dat samenwerking wordt gezocht met mensen die in
Nederland thuis zijn, zowel autochtone Nederlanders als Surinamers
en Antillianen. Somtijds worden van hieruit echter ook met andere
buitenlanders illegale activiteiten in deze branche ontplooid. Zo
ligt er informatie dat er ook Afghanen nauw zijn betrokken bij de
export van gestolen auto’s vanuit Rotterdam.
Hoe het Nederlandse deel van de Nigeriaanse en Ghanese netwerken
er precies uitziet, is vooral bekeken in het kader van onderzoek
naar de Ghanese drugshandel. Het grootste onderzoek dat ooit in dit
verband is gedaan, is het Amsterdamse Goofy-onderzoek. Voor
een meer uitvoerige beschrijving van zijn resultaten moet men dan
ook het rapport over de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam
raadplegen. Hier kan worden volstaan met te zeggen dat het
knooppunt in dit deel-netwerk bestond uit een groepje van vier of
vijf personen, geleid door een Ghanees. Samen met een Surinaamse
vrouw en twee andere Ghanezen regelde hij aan de ene kant het
vervoer van de koeriers en verdovende middelen en aan de andere
kant de verpakking van deze drugs, vooral cocane. Koeriers werden
op alle mogelijke manieren gerecruteerd, maar om het risico van
betrappen te verkleinen werd wel goed bekeken wie (blank of zwart,
jong of oud, man of vrouw) waar in de wereld heen werd gestuurd.
Zoals ook op tal van andere manieren werd geprobeerd dit risico te
minimaliseren: weinig praten over de telefoon, stoppen met
transporten op het moment dat de politie in de buurt wordt vermoed,
koeriers niet thuis ontvangen maar altijd in hotels, altijd eerst
controleren of een lijn vrij is of niet, enzovoort. Een onderzoek
dat in 1993 in het midden van het land werd verricht, laat
eenzelfde beeld zien. En figuur had duidelijk de touwtjes in
handen. Samen met enkele anderen was hij voortdurend op zoek naar
koeriers, tot in het Zuiden van het land toe, vooral onder
armlastige bezoekers van discotheken. De koeriers konden in
Amsterdam in een bepaald pand worden ondergebracht, alvorens ze
binnen of buiten Europa werden uitgezonden. Waarbij er trouwens
goed op werd gelet – juist ook weer om de risico’s zo klein
mogelijk te houden afzet; elke koerier mocht maar een deel van het
traject doen.
– dat een bepaalde koerier nooit op zijn/haar eentje het hele
traject afreisde van het bronland tot het land van Wat opvalt bij
lezing van documenten over de illegale activiteiten van de
Nigeriaanse en Ghanese netwerken in Nederland, is dat alles zo
geweldloos verloopt. Niet dat er niet eens een keer gedreigd wordt,
maar de toepassing van geweld, en zeker van dodelijk geweld, komt
heel weinig voor. Zowel in eigen kring als ten opzichte van derden
waarmee handel wordt gedreven en waarmee men anderszins in
aanraking komt. Liquidaties die duidelijk aan deze netwerken kunnen
worden gelieerd, komen, voorzover wij konden nagaan, niet voor.
Iets anders is corruptie. Dat is echt een ander verhaal. De
berichten dat leden van de onderhavige netwerken de steun genieten
van corrupte figuren in Nigeria zelf of op Nigeriaanse ambassades,
ook in Europa, zijn menigvuldig. Maar hier blijft het niet bij.
Zeker in twee onderzoeken werd vastgesteld dat bendes een beroep
konden doen op landgenoten en/of lotgenoten, werkzaam op Schiphol,
om koeriers of althans hun tassen ongecontroleerd naar buiten te
loodsen. En in n onderzoek werd vastgesteld dat men in een grote
stad een ambtenaar van de burgelijke stand plat had gekregen door
welbewust een Ghanese prostitue op hem aan te sturen en hem midden
in de mise-en-scene zogezegd te betrappen. Van geweldgebruik
tegen de overheid of de dreiging hiermee om haar optreden te
dwarsbomen, is ons niet gebleken.