VI.3. De Italiaanse gemeenschap in Nederland
Ofschoon zowel in Duitse als in Franse rapporten sporadisch
wordt gewezen op activiteiten van de Italiaanse mafia in Nederland,
is haar (eventuele) optreden hier zeker geen thema in de
internationale literatuur. Of dit terecht is of niet, zal in de
volgende paragraaf uit de doeken worden gedaan. Tot goed begrip van
de bevindingen waartoe ons eigen onderzoek in deze heeft geleid, is
het van belang eerst iets te zeggen over de geschiedenis, de
samenstelling en de bedrijvigheid van de Italiaanse gemeenschap in
Nederland. Want, zoals eerder werd aangegeven, de aanwezigheid van
zulk een gemeenschap vormt gewoonlijk een strategische voorwaarde
voor de ontplooiing van mafia-activiteiten.
In vergelijking met landen als Duitsland en Belgi herbergt
Nederland, absoluut en relatief, een vrij kleine Italiaanse
gemeenschap. Op 1 januari 1990 woonden naar schatting 16.000
Italianen met de Italiaanse nationaliteit in Nederland en nog eens
8.500 Italianen met de Nederlandse nationaliteit; bij elkaar dus
zo’n 25.000 personen. Meer recente cijfers geven aan dat dit aantal
in de voorbije jaren lichtjes gestegen zou kunnen zijn. Op 1
januari 1993 verbleven er 17.284 personen met de Italiaanse
nationaliteit in Nederland (Muus, 1994; Tinnemans, 1991).
Ofschoon zich lang vr de Tweede Wereldoorlog al kleine groepjes
Italianen (schoorsteenvegers, terrazzo-werkers, ijsbereiders;
Bovenkerk en Ruland, 1992) in Nederland vestigden, kwamen verreweg
de meeste Italiaanse immigranten na afloop van deze oorlog naar ons
land, aanvankelijk vooral om te werken in de mijnen, later ook in
de metaal- en de textielindustrie. De meesten van hen werden door
een Nederlandse selectiecommissie op een aantal punten streng
gekeurd: gezondheid, politieke orintatie, genoten onderwijs,
strafrechtelijke achtergrond. Slechts een kwart van de arbeiders
die zich hadden aangemeld, werd ook daadwerkelijk aangeworven. Zij
kwamen hoofdzakelijk van de eilanden Sardini en Sicili (ruim 40%),
en verder van het zuidelijke vasteland (bijna 20%) en uit de
noordelijke provincies (37%). Verreweg de meeste Italianen – zo
blijkt uit een vrij recente studie van de Italiaanse gemeenschap in
Nederland, geredigeerd door W. Tinnemans – wonen in het Westen van
het land (60%) en hier weer met name in de grote steden. De overige
Italianen vindt men zowel in het Oosten als in het Zuiden van het
land, in het algemeen in de grotere steden. Het merendeel van hen –
althans de mannen onder hen – werkt in loondienst, vaak nog op een
betrekkelijk laag niveau door een tekort aan scholing. Een klein
aantal werkt als zelfstandig ondernemer. Gezien het verleden ligt
het voor de hand dat hierbij wordt gedacht aan ijssalons en
pizzeria’s. Maar deze beeldvorming gaat niet meer op. De meeste
pizzeria’s worden tegenwoordig gedreven door Turken, Marokkanen en
Nederlanders.
Ook al onderhouden veel Italianen regelmatig contacten met
andere Italianen binnen en buiten Nederland, een hechte gemeenschap
vormen zij – mede als gevolg van hun geringe aantal, de nogal
verschillende herkomst en de grote geografische spreiding in
Nederland – niet. Hierom is het ook niet zo verwonderlijk dat zeker
de jongere Italianen op allerlei manieren volop participeren in het
maatschappelijke leven in Nederland. Wat niet wil zeggen dat zij
niet een zekere Italianit koesteren, een zeker etnisch
bewustzijn cultiveren en dus zichzelf als Italianen blijven zien,
hoe goed ze overigens ook in de Nederlandse samenleving zijn
gentegreerd.