VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia over
Europa
Maar de Italiaanse mafia is niet binnen de grenzen van Itali
gebleven. Heden ten dage opereren in elk geval de cosa nostra, de
‘ndrangheta en de camorra wereldwijd. Deze internationalisering, om
niet te zeggen:
globalisering, van de Italiaanse mafia kan niet in haar geheel met
een paar woorden worden verklaard. Vrij algemeen wordt aangenomen
dat dit proces als het ware op gang is gebracht door de massale
emigratie van Italianen uit het Zuiden van hun land naar
Noord-Amerika, Australi en, ook niet onbelangrijk, West-Europa. Hun
emigratie bracht niet alleen met zich mee dat zich in een aantal
Italiaanse gemeenschappen in het buitenland al vlug dezelfde
mafiose praktijken ontwikkelden als in het vaderland, althans in
Sicili en Calabri, maar impliceerde ook dat de mafia-families die
in Itali zo goed en zo kwaad als het ging, trachtten te overleven,
in die buitenlandse gemeenschappen als vanzelf de nodige
natuurlijke bondgenoten vonden voor internationale criminele
activiteiten. En hiermee wordt geraakt aan de tweede factor die de
internationalisering van de Italiaanse mafia zo heeft bevorderd: de
illegale handel in de verboden verdovende middelen en dus, op de
achtergrond, de strafbaarstelling van het gebruik van deze middelen
(Rey en Savona, 1993). Hoe dit proces in zijn werk is gegaan, werd
met name onderzocht in de Verenigde Staten. Waarom dit onderzoek
juist hier, en niet in Australi, Canada of West-Europa, plaatsvond,
behoeft geen ingewikkelde verklaring. Precies in dit land heeft de
mafia zich vanaf het einde van de 19e eeuw in hoog tempo ontwikkeld
tot een cosa nostra die in macht en rijkdom niet onderdoet voor
haar Siciliaanse tegenhanger (Nelli, 1976; Rimanelli, 1992).
Aanvankelijk, op het einde van de vorige eeuw, manifesteerde de
Italiaans-Amerikaanse mafia zich vooral in de vorm van criminele
bendes immigranten, waaronder gewezen leden van de Siciliaanse
mafia en de Napolitaanse camorra, die zich binnen de Italiaanse
gemeenschappen zelf, vooral die in New Orleans en New York,
schuldig maakten aan allerhande criminaliteit, maar zeker ook aan
afpersing. In de kring van de tweede generatie-immigranten uit
Itali deed zich in het begin van deze eeuw evenwel een nieuwe
ontwikkeling voor. Ondernemende figuren in hun midden probeerden
zich toen meester te maken van de klassieke zwarte markten in de
grote steden: illegaal gokken, prostitutie en verdovende middelen.
En niet zonder succes. Dit bleek zonneklaar op het moment dat de
Drooglegging werd afgekondigd in 1920: samen met vooral Joodse en
Ierse groepen werkten zij zich al snel op tot grootmeesters in de
illegale produktie en distributie van alcohol. Na de Drooglegging
(1920-1932) investeerden zij grote delen van hun fortuin niet
alleen in het (il)legale gokwezen en de prostitutie, maar ook in
legale sectoren van de economie, zoals de bouw- en
textielnijverheid. In de jaren vijftig en zestig tenslotte begaven
de Italiaans-Amerikaanse mafia-families zich volop in de illegale
drugshandel. De zogenaamde Pizza Connection liet onverbloemd zien
hoe eendrachtig zij hierbij samenwerkten met de Siciliaanse cosa
nostra (Alexander, 1988; Jacobs, 1994; Jamieson, 1992).
In West-Europa heeft zich niet een soortgelijke ontwikkeling
voorgedaan als in de Verenigde Staten. Dit is een feit. In dit deel
van Europa is in de voorbije honderd jaar niet zoiets als een cosa
nostra tot wasdom gekomen. Waarom dit niet zo is, werd tot nu toe
nimmer onderzocht. Maar gelet op de geschiedenis van de Amerikaanse
cosa nostra ligt het voor de hand dat wie zulks wil onderzoeken, op
verschillende vragen een antwoord moet zien te geven. Punt n: uit
welke streken kwamen de emigranten die naar Duitsland, Frankrijk,
het Verenigd Koninkrijk, Belgi en Nederland trokken? En punt twee:
de vraag naar het beleid dat in de onderscheiden landen werd
gevoerd rond twijfelachtige diensten en goederen als illegaal
gokspel, seks, alcohol en drugs. Werkte dat hier ook – of juist
niet! – het ontstaan van zwarte markten in de hand waarin
Italiaanse mafiosi en andere gangsters zich als vissen in het water
voelen? Hoe het antwoord op deze vragen ook luidt, het kan niet
verhullen dat er sedert een aantal jaren wl sprake is van een
zekere uitwaaiering van de Italiaanse mafia over Europa. Voor wat
West-Europa betreft, werd deze ontwikkeling voor het eerst goed
zichtbaar in Duitsland. Na de val van De Muur in 1989 bleek al vlug
dat mafia-groepen ook in Midden- en Oost-Europa actief werden. Voor
de hedendaagse overkomst van de Italiaanse mafia naar West-,
Midden- en Oost-Europa worden heel verschillende, maar wel elkaar
aanvullende verklaringen gegeven. Wanneer men deze verklaringen
beziet vanuit Itali, in het bijzonder ook vanuit de positie van de
Italiaanse mafia zelf, dan kunnen ze als volgt worden gerangschikt.
In de eerste plaats bewerkstelligden enerzijds de interne
mafia-oorlogen en anderzijds de steeds doeltreffender acties van
politie en justitie, dat heel wat leden en aanhangers van
mafia-clans hun heil zochten in de omringende landen, en vooral in
die landen waar zich eerder al grote Italiaanse gemeenschappen
hadden gevormd, zoals in Duitsland, Frankrijk en Belgi. Deze
landen, deze gemeenschappen, boden hen immers ruime kansen om zich
te onttrekken aan de wraak van vroegere bondgenoten en aan de greep
van de Italiaanse overheid. In de tweede plaats bracht de
toenemende betrokkenheid van de drie voornaamste mafia-geledingen
bij de internationale drugshandel haast als vanzelf met zich mee
dat zij zich over de grenzen van Itali waagden, zowel om de in- en
uitvoer, en voor een stuk ook de distributie, van de desbetreffende
drugs (herone en cocane) in Europa te kunnen regelen, als om de
gigantische winsten die met deze handel werden behaald, via
witwasoperaties veilig te stellen. En in de derde plaats mag
natuurlijk niet uit het oog worden verloren dat het voor de mafia
ook heel aantrekkelijk was om in West-Europa en wat later ook in
Midden- en Oost-Europa haar criminele activiteiten te ontplooien.
Hier floreren allerhande grote zwarte markten, terwijl in veel van
de betrokken landen de overheid in het geheel niet berekend is op
de bestrijding van mafia-groepen (Falcone, 1992).
Het zou te ver voeren om hier land voor land na te gaan hoe de
overkomst van de Italiaanse mafia zich heeft
voltrokken. Noodgedwongen moet deze ontwikkeling dus in enkele
algemene lijnen worden geschetst. Op grond van het al eerder
genoemde rapport van het Italiaanse Ministerie van Binnenlandse
Zaken over de georganiseerde misdaad in Itali kan allereerst worden
gesteld dat de mafia tegenwoordig nog volop in de internationale
drugshandel zit. Nog steeds verhandelt zij herone en hash uit Azi
naar Europa en Amerika, en cocane van Zuid-Amerika, soms via
Noord-Amerika, naar Europa. Opmerkelijk hierbij is dat de camorra
in hoog tempo een even belangrijke rol in deze handel is gaan
spelen als de cosa nostra en de ‘ndrangheta, vooral dan in de
cocanehandel. Verder bedrijven alle drie deze geledingen van de
Italiaanse mafia binnen Europa een zeer levendige wapenhandel, in
het bijzonder in en rondom de burgeroorlog in voormalig Joegoslavi.
De wapens in kwestie worden niet alleen betrokken uit Oost-Europa,
maar ook uit Duitsland en Belgi. Typisch voor de Apulische
mafia-groepen is de grootschalige illegale handel in
tabaksprodukten (vooral sigaretten), voor een stuk samen met
Russische criminele bendes, zowel in Itali als buiten Itali. Dat de
Italiaanse mafia tot op de dag van vandaag haar zwarte geld nog
steeds voor een deel witwast in Zwitserland klinkt misschien wat
ongeloofwaardig, maar is toch nog steeds waar. Zij zet evenwel ook
belangrijke witwasoperaties op via banken en bedrijven in
Middeneuropese staten (Ministry of the Interior, 1994; Violante,
1994). Dit zeker incomplete Italiaanse beeld van de uitwaaiering
van de mafia over Europa sluit goed aan op het beeld dat het BKA
van haar penetratie in Duitsland heeft gegeven. In 1992 kwam deze
centrale recherche informatiedienst tot de vaststelling dat de
Siciliaanse mafia actief is in de meeste (West-)Duitse staten (7),
de camorra in 5, de ‘ndrangheta in 4, de sacra corona unita in 3,
en de stidda ook in 3. Hun medestanders en handlangers opereren
vooral in steden als Mannheim, Stuttgart, Heidelberg, Mnchen,
Hamburg, Frankfurt en Keulen. De delicten waaraan zij zich het
meest schuldig maken, zijn drugs- en wapenhandel, afpersing en
oplichting. Hoe gewelddadig het hierbij tot op de dag van vandaag
toegaat, is in de Duitse journalistieke literatuur uitvoerig
gedocumenteerd (Leyendecker et al., 1992; Scherer, 1993;
Raith, 1989). Een serieuze analyse van de tegenwoordige manoeuvres
van de Italiaanse mafia in Frankrijk is nimmer gepubliceerd. Veel
verhalen hieromtrent komen niet veel verder dan het wapenfeit van
de cosa nostra in de jaren zeventig: de onttroning van Marseille
als draaischijf van de heronehandel op Amerika (Galante en Sapin,
1979). De aanhoudende berichten over vrstrekkende penetratie van de
mafia in Frankrijk brachten niettemin het Franse Parlement in 1992
tot het besluit om een onderzoek in te stellen. De desbetreffende
onderzoekscommissie bracht in januari 1993 verslag uit in het
Rapport sur les moyens de lutter contre les tentatives de
pntration de la mafia en France. Ofschoon de conclusies van dit
rapport niet onomstreden zijn, bieden zij toch voldoende houvast
voor de stelling dat het actieterrein van de Italiaanse mafia
tegenwoordig niet meer is beperkt tot het Zuiden van Frankrijk maar
zich ook uitstrekt tot andere delen van het land, in het bijzonder
Grenoble en omgeving. Wat de activiteiten van de mafia zelf
aangaat, zijn er duidelijke aanwijzingen dat zij nog steeds is
betrokkken bij de handel in verdovende middelen en bij al dan niet
legale kansspelen, maar ook dat zij ondertussen een zekere positie
heeft opgebouwd in de bouwindustrie. Dat er verder ook in Frankrijk
allerhande mafiose witwasoperaties plaatsgrijpen, ligt voor de
hand. Een aantal van deze bevindingen worden overigens
onderschreven door bekende journalisten (Calvi, 1993). Wat Belgi
betreft, blijkt uit allerhande nieuwsberichten dat mafia-groepen,
of toch in elk geval leden hiervan, zich niet alleen al sinds de
jaren zeventig in dit land schuilhouden, maar hier ook
daadwerkelijk activiteiten ontplooien. Deze gegevens verwijzen
nogal eens naar de grote Italiaanse gemeenschappen in Walloni en in
Brussel. De activiteiten welke die groepen en personen er
ontplooien, hebben vooral betrekking op de handel in verdovende
middelen, maar ook op illegale wapenhandel, koppelbazerij en
systematische afpersing. Recentelijk (20 januari 1994) heeft vooral
de uitlevering aan Itali van P. Di Mora, op het eerste gezicht een
ijverige restauranthouder in Charleroi, aangetoond dat deze
berichten echt serieus moeten worden genomen; hij vertegenwoordigde
de Siciliaanse Cuntrera-clan in Belgi. Eerder al had de aanhouding
van een aantal Italianen in het Brusselse, op 7 januari 1993,
overduidelijk laten zien dat al die berichten duidelijk een kern
van waarheid bevatten. Bij deze actie (Braccio genoemd,
ofwel: arm) ging het vooral om Italianen die zijn verbonden met de
mafia-clan van Madonia uit het Siciliaanse Caltanissetta, en die
volop zijn betrokken bij de handel en distibutie in verdovende
middelen, zowel herone als cocane. Maar langer geleden hadden
Belgische kranten ook reeds diverse keren onheilspellende dingen
bericht. Hierbij kan worden verwezen naar de aanhouding van F.
Ferrera te Brussel, berucht mafia-leider in Catania, bedreven in de
smokkel van verdovende middelen en diamanten (14-9-1991), en de
aanhouding van vier mafiosi, in de periode van 27 april tot 3 mei
1992, in het Luikse, die deel uitmaken van de Siciliaanse
Russo-clan, betrokken bij overvallen, afpersingen, wapenhandel en
handel in verdovende middelen. Het heeft er, kortom, alles van dat
ook Belgi inderdaad op diverse vlakken een operatie-gebied van de
Italiaanse mafia is geworden (Fijnaut, 1993; De Pauw, 1993; Ilegems
en Sauviller, 1995).
Bovenstaande schetsen van de situatie in enkele omringende
landen laten er geen misverstand over bestaan dat de uitwaaiering
van de Italiaanse mafia over Europa momenteel een feit is.
Natuurlijk kan nog worden getwist over de vraag welke mafia’s en
welke mafia-families op welke manieren precies waar bij welke
vormen
van georganiseerde misdaad zijn betrokken, maar dat het zover is,
staat vast. Hiermee is vanzelfsprekend niet gezegd dat nu ook in al
die landen Italiaanse toestanden heersen. Zowel waar het gaat om de
verwevenheid van mafia-families en overheden, als op het punt van
de controle over legale nijverheden, zijn de verschillen tussen de
situatie in Itali en die in andere (West-)Europese landen nog heel
groot. Of zij zo groot zullen blijven wanneer de Italiaanse mafia
in dit deel van West-Europa meer en meer ingeburgerd raakt, is
overigens een vraag die in dit verband voor de hand ligt. Zij kan
met de hulp van het Amerikaanse voorbeeld evenwel niet goed worden
beantwoord, omdat er op een aantal belangrijke punten grote
verschillen tussen de Verenigde Staten en West-Europa bestaan,
bijvoorbeeld waar het gaat om de organisatie van het lokale
politieke systeem en de institutionele positie van de vakbonden.
Maar dit voorbeeld maant wel tot behoedzaamheid. Want, zoals
rechter Falcone bij herhaling heeft onderstreept, de mafia is
wonderwel in staat zich aan te passen aan nieuwe, andere en
veranderende omstandigheden.