IV.4. Het koninklijk hof en de drugshandel
Het koninkrijk Marokko is een autoritair geregeerde staat,
waarin het parlement slechts beschikt over beperkte corrigerende
bevoegdheden en waar de koning en hoge hofdignitarissen in feite
alle belangrijke beslissingen nemen. Alleen de koning mag de
minister-president benoemen en alleen hij bezit de bevoegdheid het
parlement naar huis te sturen. De rechterlijke macht is
onafhankelijk maar de koning heeft alle belangrijke benoemingen in
handen doordat het Ministerie van Justitie is aangewezen als een
zogenaamd souvereiniteitsdepartement. Het bestuursapparaat is een
vrij zuiver voorbeeld van wat de beroemde socioloog Max Weber in
het begin van deze eeuw de patrimoniale bureaucratie heeft genoemd.
Ambten zijn persoonsgebonden en taken worden juist niet zonder
aanziens des persoons uitgeoefend. De structuur van de ambtenarij
bestaat uit een zich op de verschillende niveaus repeterende reeks
van patroon-clintverhoudingen (Driessen, 1990). Bestuurlijke
corruptie is in een dergelijk systeem endemisch, of beter nog: voor
zover patronage algemeen is aanvaard, is het als criminele
categorie zelfs onbestaanbaar. Getoetst aan het officile recht dat
op Franse leest is geschoeid, is er echter wel degelijk sprake van
wijdverbreide corruptie. Van verschillende gouverneurs en caids
(districtshoofden) is zonder meer vastgesteld dat zij actief
meewerken aan criminele (cannabis-)organisaties of dat zij zelf de
drugsbaronnen zijn. De Marokkaanse en de Franse pers doen verslag
van reeksen van dergelijke recente corruptiegevallen. Ze hebben
betrekking op leden van de gendarmerie, het leger, de politie en de
douane. De drugsbaronnen zijn bovendien genfiltreerd in de
Marokkaanse politiek. Zij worden aangetroffen in rechtse partijen
(zoals de Ressemblement National des Independants), maar ook wel
bij links. Hun macht werd zo bedreigend dat het Ministerie van
Binnenlandse Zaken zich genoodzaakt zag bij de verkiezingen van
1992 niet minder dan 400 kandidaten van de kieslijsten te
verwijderen vanwege betrokkenheid bij de drugshandel.
In de top van dit bestuur regeert de koning op grond van zijn
goddelijke recht en zijn bestuur bestaat in feite uit het uitdelen
van belangen en gunsten in ruil voor concrete diensten en
loyaliteit. Hij zorgt ervoor dat de verdeeldheid die in deze
samenleving bestaat tussen etnische categorien, stammen, sociale
klassen en politieke partijen, op peil wordt gehouden zodat hij als
arbiter kan blijven optreden (Richard en Waterbury, 1990). Koning
Hassan II geniet een absolutistische reputatie (Perrault, 1990) en
zijn bewind wordt door
internationale organisaties zoals Amnesty International, de
Wereldbank en ook het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden fel
bekritiseerd. In een dergelijk systeem is het ondenkbaar dat de
omvangrijke drugshandel kan floreren zonder de actieve medewerking
of althans de passiviteit van het ambtelijke apparaat. Dit doet de
vraag rijzen of en in hoeverre de koning zelf bij deze handel is
betrokken. Het is buitengewoon lastig om deze vraag te
beantwoorden. De bekendste beschuldiging in deze richting is
afkomstig van de journalist Moumen Diouri (1992), maar zorgvuldige
lezing van hoofdstuk V, paragraaf 6 van zijn boek A qui
appartient le Maroc?, waarin deze beschuldiging is
opgeschreven, levert toch geen overtuigend bewijs op. Verder
schrijft Ali Bourequat, voormalig medewerker van de Marokkaanse
inlichtingendienst, die enkele jaren geleden onder Amerikaanse
politieke druk na 18 jaar gevangenschap in een geheime kerker is
ontslagen: Hasj is voor Marokko een ware goudmijn. Zodra Hassan II
aan de regering kwam, hebben Nederlandse technici zich in het land
gevestigd om toezicht te houden op de verbouwing van kif, het
bereiden van plakken hash en het conserveren van het sap ervan
(Bourequat, 1994: 34).