V.7. De textielnijverheid
Van de textielnijverheid kan men zeggen dat zij historisch
verdacht is wanneer het gaat om georganiseerde criminaliteit. De
georganiseerde criminaliteit kreeg greep op de textielnijverheid in
New York door de vakbonden van textielwerknemers over te nemen na
ernstige arbeidsconflicten (Block en Chambliss, 1981). In Nederland
is echter van een dergelijke ontwikkeling nooit sprake geweest. Na
de ineenstorting van de textielindustrie in de jaren zestig en
zeventig als gevolg van de concurrentie van de lage-lonen-landen in
Azi, verschenen op diverse plaatsen in het midden van de jaren
tachtig wel allerlei naaiateliers. Deze ateliers kwamen op als
gevolg van de internationale ontwikkelingen in de
confectie-industrie waarin om een flexibele en snelle produktie
wordt gevraagd. Zij werden veelal door Turken als zelfstandige
ondernemers opgezet en waren gevestigd in Amsterdam, de Achterhoek,
Brabant, Limburg en Twente. Het aantal bedrijven in Nederland steeg
spectaculair, van 28 in 1981 tot ongeveer 1.000 in 1993 (Van
Vondelen, 1993). In het begin waren de confectie-ateliers bijna
allemaal legaal, maar toen de prijzen gingen dalen en de
concurrentie toenam, terwijl het aanbod aan illegale werkers in
Nederland alsmaar groter werd, gleden de meeste van de legale
ateliers af naar een gedeeltelijk en later zelfs naar een volledig
illegale bedrijfsvoering. Zwarte loonbetalingen, werken met
illegale vreemdelingen, handel in valse facturen waren instrumenten
om het hoofd boven water te houden. Na verloop van tijd drong tot
de buitenwereld door dat er met illegale werkneem(st)ers onder
uiterst slechte arbeidsomstandigheden werd gewerkt en deden
geruchten de ronde dat de (Turkse) georganiseerde criminaliteit
daarbij zou zijn betrokken.
Zoals eerder aangegeven, is de textielnijverheid uitsluitend op
lokaal niveau bestudeerd. In Amsterdam schat de overheid dat er
ongeveer 600 naaiateliers bestaan met tussen de 6.000 en 15.000
werknemers. Onderzoek door een team van verschillende
opsporingsdiensten (het confectieteam) bij Turkse naaiateliers
leidde tot de conclusie dat er weliswaar sprake was van diverse
vormen van organisatiecriminaliteit en van veel vuurwapensbezit,
maar dat voor enige betrokkenheid van de (Turkse) georganiseerde
criminaliteit geen aanwijzingen bestonden. Geruchten dat de Grijze
Wolven, PKK en Dev Sol bij de naaiateliers waren betrokken, konden
niet hard worden gemaakt.
In Enschede, de textielstad bij uitstek in Nederland, die door
de ineenstorting van de textielnijverheid harde klappen heeft
gehad, zijn het voornamelijk Turken geweest die in het gat van de
markt zijn gesprongen, omdat
zij met deze vorm van produktie in het thuisland ervaring hebben.
In 1990 werden 25 illegale naaiateliers opgespoord. Een stringent
overheidsoptreden heeft de verplaatsing van naaiateliers van
Enschede naar Almelo teweeggebracht waar zij ook in handen zijn van
daar wonende Turken. Een inventarisatie van alle confectie- en
naaiateliers in Enschede die op ons verzoek door de Kamer van
Koophandel is vervaardigd, laat het volgende zien. Er zijn in 1995
72 ateliers ingeschreven. De meeste daarvan zijn al jaren bestaande
bonafide bedrijven (gemiddeld 15 jaar oud). De oudste vier dateren
uit 1919. Zij zijn voornamelijk in handen van autochtone Enscheders
die vroeger werkzaam waren in de textielindustrie. Er zijn ongeveer
10 Turkse naaiateliers in de stad (begin 1995).
In Nijmegen bestaan 29 confectie- of naaiateliers die alle
geregistreerd staan bij de Kamer van Koophandel en de
Belastingdienst. Een aantal daarvan is in handen van Chinese en
Vietnamese eigenaren. Er bestaan vier Turkse ateliers. De overige
staan op naam van Nederlandse vrouwen. In hoeverre met katvangers
wordt gewerkt is onbekend, evenals het bestaan van illegale
ateliers. In het begin van de jaren negentig is een van de
confectiebedrijven die in financile moeilijkheden verkeerde, in
handen gevallen van enkele, eerder in de lokale studie besproken
fraudeurs. Deze BV was binnen een maand van naam veranderd en
helemaal leeggeplunderd. Meer is over naaiateliers in Nijmegen niet
bekend.
In Arnhem tenslotte zijn geen gegevens voorhanden over het
aantal gevestigde confectie- en naaiateliers. De
opsporingsinstanties hebben medio 1993 drie illegale Turkse
ateliers ontdekt. Hierin waren per bedrijf ongeveer 10-15 illegale
vreemdelingen werkzaam. Bij de politie is verder niet bekend of de
georganiseerde criminaliteit bij deze bedrijvigheid is
betrokken.
Hoewel de gezamenlijke opsporingsinstanties incidenteel nog wel
eens een kleine illegale werkplek ontdekken die de naam atelier
nauwelijks waard is, stelt men dat het verschijnsel tegenwoordig
vrijwel helemaal is uitgebannen. Van enige infiltratie door of
relaties met georganiseerde criminaliteit is volgens woordvoerders
van deze instanties geen sprake. Politiebronnen bevatten ook geen
gegevens die wijzen op geweld, afpersing of iets dergelijks in deze
sector van de textielnijverheid. De politie en andere
opsporingsdiensten hebben ook geen informatie die wijst op de
infiltratie van criminele groepen in deze branche.