III. MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN VAN ONDERZOEK NAAR
GEORGANISEERDE
III.1. Inleiding
Het doen van wetenschappelijk onderzoek naar georganiseerde
criminaliteit is een hachelijke onderneming. In het voorgaande
hoofdstuk is als een van de drie kenmerken van georganiseerde
criminaliteit genoemd het vermogen om zich op betrekkelijk
effectieve wijze af te schermen. Georganiseerde criminaliteit is
dan ook voor wetenschappelijk onderzoekers een veel minder
toegankelijk onderzoekterrein dan bijvoorbeeld voetbalvandalisme of
druggebruik. Daarenboven zijn de traditionele informatiebronnen van
criminologische wetenschap, zoals de politie en slachtoffers,
doorgaans weinig toeschietelijk bij het verlenen van medewerking
aan onderzoek naar georganiseerde criminaliteit. De politie wil
niet graag haar informatiepositie prijsgeven (Reuter en Rubinstein,
1978) en slachtoffers zijn dikwijls beducht om te spreken. Het is
gemakkelijker om winkeliers over winkeldiefstal te interviewen dan
horeca-ondernemers over gedwongen protectie in hun bedrijfstak.
Als gevolg hiervan is het niet goed mogelijk om de in de
criminologie gebruikelijke methoden om de omvang van de
criminaliteit te meten, zoals self report, slachtofferstudie en
analyse van de door de politie geregistreerde aangiften van
misdrijven, op het terrein van de georganiseerde criminaliteit toe
te passen. Wij zijn ons er dan ook van meet af aan bewust van
geweest dat het erg moeilijk zou worden om de vraag van de
Enqutecommissie naar de omvang van de georganiseerde criminaliteit
te beantwoorden. Voorzover dit mogelijk was, is in diverse
deelonderzoeken wel gepoogd de omvang van de gesignaleerde
problemen te kwantificeren. In de beide lokale studies zijn
bijvoorbeeld de aantallen liquidaties geteld; in het onderzoek naar
de vrije-beroepsbeoefenaars worden de aantallen advocaten,
notarissen en accountants genoemd die verwijtbaar betrokken zouden
zijn geweest bij handelingen van criminele groepen. Veel meer dan
globale aanwijzingen over de omvang van de problematiek geven ook
deze cijfers echter niet. De vraag naar de aard van de problematiek
is naar verhouding gemakkelijker te beantwoorden. Wij hebben ons in
alle deelonderzoeken in elk geval ingespannen om zo concreet
mogelijk de verschillende verschijningsvormen van georganiseerde
criminaliteit te beschrijven. In het denken en debatteren over deze
criminaliteit wordt namelijk al te vaak aan abstracte beelden
gerefereerd zonder veel empirische inhoud. In dit hoofdstuk zal
tekst en uitleg worden gegeven over de wijze waarop het onderzoek
is uitgevoerd. In III.3 wordt aangegeven op welke wijze is gepoogd
een aantal van de belangrijkste vragen en problemen waarvoor wij
ons gesteld zagen, te beantwoorden respectievelijk ondervangen.
Vervolgens wordt in III.4 en III.5 beschreven welke aanpak in de
zeven deelonderzoeken is gevolgd. Hierbij moet overigens worden
aangetekend dat per deelonderzoek in de deelrapportages
uitgebreider op de gevolgde werkwijze wordt ingegaan. Eerst zullen
in III.2 evenwel kort enkele belangrijke criminologische
onderzoeken in binnen- en buitenland naar de georganiseerde
criminaliteit worden besproken.