7.3 De Algemene inspectiedienst
7.3.1 De organisatie
In tegenstelling tot de FIOD, die exclusief gericht is op
opsporing, heeft de AID toezicht, controle en opsporing in zijn
takenpakket. Deze controle en opsporing is gericht op de handhaving
van regelgeving die tot stand is gekomen onder verantwoordelijkheid
van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van
relevante bepalingen van het Wetboek van Strafrecht. Bij de AID
werken 571 personen waarvan 458 controleurs, rechercheurs en
teamleiders en 113 stafmedewerkers. Er zijn drie regionale
inspecties, te weten West, Zuid en Noord/Oost, een Afdeling
recherche en een aantal stafbureaus. In het kader van dit onderzoek
naar opsporingsmethoden staat de afdeling recherche centraal.
De Afdeling recherche verricht veelal grootschalige
opsporingsonderzoeken. Dit krijgt vorm door het verlenen van
assistentie aan onderzoeken van de regionale inspecties. Tevens is
de afdeling belast met de cordinatie van deze onderzoeken in de
gevallen dat deze de inspectiegrenzen overschrijden, internationale
aspecten kennen en/of een recherchematige aanpak vergen. Daarnaast
is deze afdeling verantwoordelijk voor toezicht en controle op de
draf- en rensport. Noot
De Afdeling recherche heeft de beschikking over twee
fraudeteams, een Team paardesport en een Team
recherche-ondersteuning. De fraudeteams bestaan uit boekhoudkundige
specialisten en tactische rechercheurs, onder leiding van twee
teamleiders. Deze teams richten zich onder meer op de bestrijding
van fraude met EG-gelden, illegale handel in bedreigde uitheemse
diersoorten, productie en handel in illegale diergeneesmiddelen, en
milieudelicten. Meer dan de helft van de recherchecapaciteit werd
in 1995 ingezet bij de bestrijding van fraude met Europees- en
nationaal gemeenschapsgeld.
Het financile belang bij de uitvoering van de controle op het
EU-landbouwbeleid bedraagt ruim vijf miljard gulden. Uit de stukken
blijkt dat in de eerste drie kwartalen van 1994 een aantal grote
Nederlandse bedrijven voor miljoenen heeft gefraudeerd met
EG-gelden. Noot Met nadruk wordt gesteld dat de
clenbuterolhandel een probleem is dat vergelijkbaar is met de
drugshandel. Dit zou blijken uit witwaspraktijken, de combinatie
van bonafide en malafide activiteiten en het kopen van
werknemers.
De groep recherche-ondersteuning bestaat uit een observatieteam
en een team voor informatie en analyse onder leiding van een
teamleider, en een team voor de paardesport met een eigen
teamleider. Tevens is er een tapkamer met tien aansluitingen ter
beschikking. In totaal bestaat de groep uit zeventien rechercheurs
en drie regionaal geplaatste informatiemedewerkers.
De CID bestaat uit vijf CID-ers, acht analisten en een liaison
bij de CRI. Begin 1992 is er een intern AID-CID reglement opgesteld
in samenwerking met de DCRI, naar het model van het CID-reglement
en binnen de bepalingen van de WPR. Er is inmiddels een
subjectenregister en een grijze veld-register aangelegd. De
reglementen zijn ingediend bij de registratiekamer in mei 1994.
Tevens worden AID-CID acties geregistreerd. Noot
7.3.2 De verantwoordingslijnen
De directieraad wordt gevormd door de directeur van de AID en
vier hoofdinspecteurs. De raad is verantwoordelijk voor de
besluitvorming over beleid en strategie. Eveneens worden hier de
grote opsporingsacties besproken. De importantie van de zaak is
onderwerp van overleg, maar ook hoeveel mensen worden ingezet en of
en zo ja, met welke andere instanties kan worden samengewerkt.
Opsporingsmethoden komen amper aan de orde. De minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij wordt op de hoogte gesteld van
grote opsporingsonderzoeken.
De Afdeling recherche staat onder leiding van een
hoofdinspecteur die direct verantwoording schuldig is aan de
directeur van de AID.
De start van opsporingsonderzoeken wordt veelal gevormd door feiten
en omstandigheden die in de uitoefening van de controle- en
toezichttaak van de AID blijken. Ook kunnen analysewerkzaamheden
van de Informatie- en Analyse-afdeling een rol spelen. De analisten
verrichten zowel onderzoekgerichte analyses als risico-analyses met
betrekking tot branches in relatie tot subsidie-regelingen. In
aanvulling hierop wordt vermeld dat een opsporingsonderzoek ook
gestart kan worden op basis van tips uit anonieme brieven of van
tipgevers, rogatoire commissies die via justitie binnenkomen,
verzoeken van andere opsporingsdiensten zoals de ECD, de
douanerecherche, en de politie. Ook CID-informatie kan een zaak aan
het rollen brengen. De kleine fraudezaken worden afgehandeld door
de inspecteurs in de regio. Alleen de grote zaken worden door de
landelijke Afdeling recherche gedaan.
Ten behoeve van deze onderzoeken worden onderzoeksteams
samengesteld waarin controleurs van de inspecties de
materie-deskundigheid leveren en de rechercheurs van de Afdeling
recherche de recherchetechnische- en tactische kennis inbrengen.
Voor de financile kennis heeft de AID de beschikking over een
accountant, maar er wordt ook een beroep gedaan op bureaus
financile ondersteuning. Tijdens het Platformoverleg bijzondere
opsporingsdiensten is afgesproken dat de AID voor grote fraudezaken
een beroep kan doen op FIOD-rechercheurs. De tactische rechercheur
heeft de leiding over het onderzoek en onderhoudt contact met de
officier van justitie.
Op het moment zijn er acht frauderechercheurs. Dit houdt in dat
er maximaal acht zaken tegelijk kunnen worden opgepakt. Met een
aanbod van tientallen zaken op jaarbasis uit de controles, moeten
er prioriteiten gesteld worden. De prioriteitenlijst is van hoog
naar laag EG-fraude, milieu, landbouw en visserij.
Naast het starten van een opsporingsonderzoek is er nog een andere
mogelijkheid om gebleken onregelmatigheden af te handelen: de
administratiefrechtelijke weg. De bewijsvoering kan zich dan
beperken tot de kwantiteit van de fraude. De opzetvraag (van
artikel 225 Sv) is dan van geen belang. Met name bij EG-fraude is
de schuldvraag vaak moeilijk te bewijzen door de ondoorzichtige
regelgeving. In sommige gevallen streeft de AID doelbewust een
strafrechtelijke afhandeling na, gezien het preventieve effect
daarvan in de branche. In dit kader wordt ook aangegeven dat de
veelvuldige schikkingen die het OM aanbiedt onwenselijk zijn. Er
wordt een actief PR-beleid gevoerd door de afdeling voorlichting.
Er zijn geen afspraken gemaakt met het OM in termen van het aantal
zaken die in een jaar worden aangeleverd.
7.3.3 Samenwerking
Uit de taakstelling van de AID vloeit een nauwe samenwerking met
andere diensten voort. Er zijn verschillende raakvlakken. In het
kader van de bestrijding van EG-fraude wordt onder meer
samengewerkt met betaalorganen (onder andere de produktschappen),
de belastingdienst, de CRI, de ECD, de kustwacht en de
Douanerecherche van de FIOD. Verdergaande samenwerking vindt plaats
met de relevante internationale controle- en opsporingsdiensten,
zeker daar waar multinationals relatief hoge bedragen uit het
Europese orintatie en garantie fonds voor de landbouw ontvangen.
Vanuit Brussel nemen Euro-inspecteurs deel aan controles van
AID-controleurs. Zelf heeft de AID een rechercheur gedetacheerd bij
de UCLAF, de Europese anti-fraude dienst. Er worden wel vraagtekens
geplaatst bij het rendement van deze plaatsing. Nu is er een
bilaterale uitwisseling van gegevens. Dit zou wellicht beter via
Brussel kunnen geschieden. Onder leiding van het openbaar
ministerie is het EG-fraudeberaad opgericht. Dit heeft tot doel het
bevorderen van een optimale inzet van de opsporings-en
vervolgingscapaciteit met betrekking tot de EG-fraude. Het
beleidsmatig afstemmen van de opsporingsactiviteiten van de FIOD,
de douane, de AID, de ECD en de politie is n van de
hoofddoelstellingen. Noot
De AID is vertegenwoordigd in het Platform bijzondere
opsporingsdiensten. Tijdens dit overleg wordt gesproken over
vergaande samenwerking en informatie-uitwisseling. Tevens wordt
over samenwerking gesproken in het Cordinerend politie beraad.
Noot De AID doet bijvoorbeeld wel eens verzoeken om
technische ondersteuning aan een Sectie technische ondersteuning
(STO) van de politie. Van de kant van de politie wordt beseft dat
de inspecties veel waardevolle informatie bezitten, die met name
voor het inzichtelijk maken van de bovenwereld/onderwereld nuttig
is.
Ten aanzien van de terugdringing van de internationale illegale
handel in bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten (BUD) in of
vanuit Nederland, is in februari 1995 een intentieverklaring
opgesteld, waarbij de politie, het OM en de AID aangeven hechter te
gaan samenwerken op dit gebied. Opsporing en fenomeenonderzoek
staan hierbij centraal. Een landelijk projectteam wordt ingesteld,
waarin naast het OM, de politie en de AID, ook de CRI en de douane
participeren. Een team in Rotterdam houdt zich bezig met BUD-zaken.
De AID verschaft informatie over de handelaren in BUD die bij hen
bekend zijn aan de CID Rotterdam. De CID controleert vervolgens de
juistheid van de informatie en de bron. Bij de volgende casus is de
AID op Schiphol betrokken in controlerende zin:
Een aantal handelaren smokkelt dieren uit Australi via
Indonesi naar Nederland. De bedreigde diersoorten worden gemengd
met legaal te verhandelen dieren en de facturen worden vervalst.
Vanaf Schiphol worden de dieren voor een tweedaags verblijf
ergens in Nederland ondergebracht. Hierna worden ze verzonden naar
handelaren in de Verenigde Staten met de vermelding dat de
dieren in gevangenschap zijn gefokt in Nederland. Teneinde de
smokkel en de valsheid in geschrifte te bewijzen worden de dieren
gefotografeerd en gewaarmerkt bij invoer en uitvoer op
Schiphol. Zo kan na transport in de VS worden vastgesteld dat
dit dezelfde dieren zijn als in Nederland. De US Fish and Wildlife
Service is op de hoogte. Verschillende malen zijn reeds partijen
bedreigde dieren gewaarmerkt en onder observatie doorgelaten
naar de Amerikaanse afnemers. Noot
Per 1 januari 1995 is het Cordinerend platform Schiphol
opgericht om tot betere samenwerking en informatie-uitwisseling
tussen alle op Schiphol opererende controlediensten te komen. Naast
de AID nemen onder meer de douane, de Kmar-Luchtvaart, de ECD, en
de Inspectie milieuhygine deel.
7.3.4 Wettelijke bevoegdheden
De wettelijke controle- en opsporingsbevoegdheden van de AID
worden afgeleid uit bijzondere wetten en de
Wet op de economische delicten (WED).
De tendens van de afgelopen jaren is dat branchevreemde figuren die
bijvoorbeeld meer affiniteit hebben met de drugshandel, zich
bezighouden met branchewerkzaamheden. Op de administratie van de
branchevreemde figuren bestaat geen zicht. Immers, de
bedrijfsadministraties van de reguliere bedrijven in de branche
kunnen worden gecontroleerd door een
goederen-geldstroomvergelijking. Branchevreemde personen vormen
geen deel van de normale administratieve controles. Derhalve maakt
deze tendens dat opsporingsmethoden als taps, observatie en
huiszoeking nodig zijn.
De tapkamer wordt naast de AID ook door de ECD en de politie
gebruikt. Er zijn tien aansluitingen beschikbaar. Alleen na een
machtiging van een rechter-commissaris worden taps gezet. Het soort
verdachten waar de AID mee te maken heeft is in het algemeen niet
bedacht op telefonisch afluisteren. Dit middel is dus nog redelijk
effectief.
7.3.5 Methoden
De overgang van de controlefase naar de proactieve fase vindt
plaats als de betrokken inspectie de zaak overdraagt aan de
Afdeling recherche. Vage vermoedens moeten redelijke vermoedens van
schuld worden door om de zaak heen te rechercheren. Dit doen de
rechercheurs. Dit betekent dat informatie wordt vergaard
betreffende een persoon of rechtspersoon bij de eigen CID, of bij
een CID van de plaatselijke politie die vaak actief bij de zaak is
betrokken, of bij de FIOD etc. Ook wordt het OT ingezet als er
bijvoorbeeld verdachte transporten plaatsvinden. Zij vragen de RVI
(Verkeersinspectie) weleens om goed op te letten of er transporten
plaatsvinden. Wanneer dit genoeg oplevert om tot een redelijk
vermoeden van schuld te komen (artikel 27 Sv) wordt er een
onderzoeksplan opgesteld dat wordt gepresenteerd aan een officier
van justitie. Dan gaat de opsporingsfase in.
De Afdeling recherche-ondersteuning beschikt over een
observatieteam van zeven observanten. Zij hebben de beschikking
over een aantal standaard technische hulpmiddelen: foto- en
videocamera, een restlichtversterker en een Kolibrie. De
videocamera wordt vooral statisch gebruikt, bijvoorbeeld vanuit een
geparkeerde auto, teneinde de gewoonten van de verdachten te
registreren zodat het kleine OT doelmatiger kan worden ingezet. Er
gelden twee algemene inzetcriteria. Ten eerste dient er sprake te
zijn van een misdrijf of een ernstige overtreding. Een tweede
voorwaarde is dat na vooronderzoek van het object door de CID of
een OT-lid is vastgesteld dat observatie technisch en tactisch
gezien mogelijk is (OT-formulier). Hier wordt nog aan toegevoegd
dat het veelal EG-fraude betreft, gezien de grote financile
belangen die hierbij op het spel staan. Maar ook houdt het OT een
oogje in het zeil als bijvoorbeeld de landsgrenzen dichtgaan voor
varkenstransporten tengevolge van de varkenspest. Het volgen van
vrachtauto’s en containers is een specialisatie. Het AID-OT is
aangesloten bij het Landelijk contact observatie (LCO). Dit wordt
als een erkenning ervaren van de professionaliteit van het team. In
dit kader wordt het AID-OT ook weleens door de politie gevraagd een
klus te klaren.
Na beindiging van een observatieopdracht wordt een eindrapport
gemaakt. In de stukken wordt aangegeven dat een opstapper eventueel
een proces-verbaal kan opmaken. Dit kan een opstapper zijn van
bijvoorbeeld het MBT of iemand van een buitenlandse dienst. De
OT-rapportage blijft onder beheer van het hoofd OT, en de aanvrager
wordt regelmatig genformeerd omtrent de gang van zaken. Hiertoe
kunnen eveneens rapporten worden ingekeken of de eigen opstapper
kan de aanvrager informeren (OT-formulier). Het hoofd van de
Afdeling recherche-ondersteuning houdt contact met de officier van
justitie. Sinds medio 1994 kan bijvoorbeeld de Hoofdafdeling
handhaving milieuwetgeving van VROM (het MBT) voor de
projectduur van 2 jaar op ad hoc basis een beroep doen op het
OT, voor ondermeer het observeren van transporten (Brief 11 juli
1994). Er wordt proactief informatie verzameld ten behoeve van
milieuonderzoeken met behulp van het AID-OT, met een MBT-lid als
opstapper. Het OT is enkele keren per jaar operationeel voor
het MBT.
Het OT opereert incidenteel ook grensoverschrijdend in het kader
van Schengen. Hoofdzakelijk gebeurt dit in Belgi, maar ook in
Duitsland. Er wordt altijd geopereerd aan de hand van een opdracht
van de officier van justitie. Het komt voor dat het
observatieobject wordt overgegeven aan een buitenlands OT. In het
kader van de TCR-zaak is het AID-OT ingezet voor het observeren van
grensoverschrijdende afvalstransporten. Inzake inkijkoperaties
wordt gesteld dat niet in loodsen wordt gekeken tijdens de
opsporing of in de proactieve fase, ook niet door CID-rechercheurs
of leden van het OT. Het wordt niet uitgesloten dat een ambtenaar
van de AID weleens een deur van een schuur opentrekt, als hij al
vaker op de boerderij is geweest en de boer die dag
niet aanwezig is.
Aangegeven wordt dat de bevoegdheden van bijzondere
opsporingsambtenaren uit de WED, zoals het bevoegd zijn tot
binnentreden van alle plaatsen met uitzondering van de woning ter
vervulling van hun taak, alleen kunnen worden ingezet in de
controlefase. Dus in de controlefase moet al, indien nodig, in de
loods worden gekeken.
Op jaarbasis worden n twee informanten gerund door de CID-ers.
Het gaat hierbij om concurrentie-informanten, zoals vissers,
boeren, buurbedrijven en vrachtwagenchauffeurs die uit
concurrentieoverwegingen de AID inlichten over vermeende
onregelmatigheden. Ook vervullen (ex-)werknemers de informantenrol.
Er zijn geen criminele informanten. De geregistreerde
persoonsgegevens komen niet alleen voort uit opsporingsonderzoeken
maar ook uit de controlefase. Er wordt gesteld dat bij de
inspecties de bereidheid aanwezig is om veel – ook zeer gevoelige –
inlichtingen aan de AID-CID-rechercheurs te verstrekken.
Noot Er worden gegevens verstrekt aan politieambtenaren
en buitengewone opsporingsambtenaren. De behandeling door de AID
van verzoeken om inzage door de geregistreerde geschiedt
overeenkomstig artikel 28 e.v. WPR. Noot
Formeel kan de AID geen informanten afschermen. Die worden dan
ook bij een RCID ondergebracht. Onder code worden de informanten
aangemeld bij de CRI. Er wordt geen tipgeld betaald. Dit gebeurt
door justitie.