6.3 Organisatie kernteams
6.3.1 Een aparte structuur
Volgens het rapport Structuur van de aanpak van
georganiseerde misdaad (1994) hebben de ervaringen met de
kernteams duidelijk geleerd dat het minder gemakkelijk is
daadwerkelijk los te komen van het regionale belang. De kernteams
zijn feitelijk – zowel qua organisatie als qua onderzoekskeuze – in
staat zodanig te opereren dat landelijk dekking ontstaat en dat
voldoende oog bestaat voor de internationale dimensie. Er bestaat
variatie in de structuur en organisatie van de zes kernteams. Zij
worden geacht te functioneren als identificeerbare aparte
organisatie. Dat is het geval bij het kernteam Randstad Noord en
Midden, het kernteam Noord-Oost-Nederland en het kernteam Zuid. Wat
het kernteam Noord-Oost-Nederland betreft moet dit in zoverre
worden gerelativeerd dat het team is verspreid over vier locaties.
Aan genoemde kernteams nemen respectievelijk vier, negen en vijf
regiokorpsen deel.
De organisatie van het kernteam Noord-Oost-Nederland –
naar aantal deelnemende regiokorpsen het grootste
- kernteam – lijkt problematisch:
- de kernteamleider moet als ambassadeur optreden binnen twee
ressorten en voor negen korpschefs.
Bij de drie overige kernteams is de situatie minder duidelijk. Aan
deze teams nemen telkens twee regiokorpsen deel en zij worden elk
kwantitatief gedomineerd door een van de drie grote steden.
Noot Daarom worden zij hierna gemakshalve aangeduid als
de grootstedelijke kernteams. Deze teams (en vooral het
Rotterdamse) komen in organisatorisch opzicht moeilijker los van de
regionale organisatie. Van de drie overige teams, wijkt het
kernteam Haaglanden nog het minste af van het ideaalbeeld: het
is een duidelijk onderscheiden team, geheten (Prisma). Evenals in
de andere grote steden vreest men echter voor vervreemding van de
rest van het korps en is het team organisatorisch ingebed in de
Centrale justitile dienst van het korps.
Het kernteam Amsterdam is (mede als gevolg van de
IRT-affaire) pas sinds 1 april 1995 volledig operationeel. Noot
Dit team heeft per 1 juli 1995 eigen huisvesting
gekregen.
- De voorzitter :
- Dus voor u had dat kernteam bij u eigenlijk niet
gehoeven? - De heer Welten:
- O, jawel, hoor! Ik ben blij met de uitbreiding van de
capaciteit en wat ik heel plezierig vind… - De voorzitter:
- Maar als kernteam, bedoel ik.
- De heer Welten:
- In die zin heb ik daarnet toegelicht dat wij nu een
kernteam hebben dat zich sterk interregionaal zal gaan
bezighouden, hetgeen betekent dat de centrale recherche zich meer
dan in het verleden juist kan concentreren op de lokale situatie;
ik heb het dan over de wijkteams in Amsterdam. Je ziet
ook dat wij in onze eigen onderzoeken nu sterk aansluiten bij
datgene waarover wij het daarstraks hadden: verloedering en dat
soort zaken. Noot
Het kernteam Rotterdam wijkt het duidelijkst af. Dit
kernteam is feitelijk een onlosmakelijk onderdeel van de
Regionale recherchedienst (RRD) van het regiokorps
Rotterdam-Rijnmond. De regiokorpsen Zuid-Holland-Zuid en Zeeland
leverden in februari 1995 nog geen personeel aan het
kernteam. Zeeland toonde daartoe evenmin de bereidheid. Het
kernteam Rotterdam vormt samen met twee andere units de
Regionale recherchedienst. Uit de Regionale recherchedienst worden
projectteams samengesteld, die soms worden aangevuld met mensen van
buiten het korps. Een probleem rond deze organisatie van het
kernteam is dat de indruk kan ontstaan dat centrale gelden
worden aangewend ten behoeve van regionale teams. Die indruk
behoeft niet juist te zijn als men de gang van zaken beoordeelt aan
de hand van de door het kernteam (niet regionaal bepaalde)
uitgevoerde onderzoeken.
- De heer Rouvoet:
- U gaf aan hoe u dacht over de inrichting van de
kernteams. Is het niet juist een punt geweest – dat was althans
de mening van onder andere de commissie-Wierenga – dat wij
over zouden moeten gaan naar duidelijk herkenbare, apart gezette
teams, die wel gekoppeld zijn aan regionale teams maar er toch los
van staan? Zij zouden herkenbare units moeten zijn, met een
eigen CID, met een eigen observatieteam. Daar ziet u
dus niet zoveel in? - De heer Jansen:
- Ik zie daar wel wat in, maar dan voor de regio’s die
gezamenlijk een kernteam hebben. Wij hebben evenals
Haaglanden een veel grotere regionale recherchedienst. Daar zou
zo’n kernteam helemaal separaat in moeten passen als je de
adviezen van Wierenga opvolgt. Dat is een merkwaardig verschijnsel,
want dan ga je schotjes binnen een dienst bouwen. Je gaat weer
een RCID ergens bij bouwen, je gaat weer een stukje OT
apart zetten. Dat is beheersmatig heel zwak. - De voorzitter:
- Dat heeft u dus ook niet gedaan.
- De heer Jansen:
- Dat hebben wij niet gedaan. Het kernteam is unit 1
van de regionale dienst. Wij hebben een tweede unit van gelijke
grootte en wij hebben een specialistische unit oftewel een
expertise-unit die weer ondersteuning verleent aan de projecten,
een soort projectenorganisatie. Noot
In de kernteams gaat het niet alleen om samenwerking tussen diverse
regionale politiekorpsen, maar ook om samenwerking met andere
opsporingsdiensten. De FIOD neemt deel aan het kernteam Haaglanden,
het kernteam Randstad Noord en Midden (vijf personen) en kernteam
Zuid, terwijl het kernteam Noord-Oost-Nederland en het kernteam
Amsterdam de samenwerking met de Fiscale inlichtingen- en
opsporingsdienst (FIOD) vastere vorm willen geven. Ook in het
Rotterdamse Laundry-onderzoek dat door een team van de Regionale
recherchedienst werd uitgevoerd, participeerden twee
FIOD-medewerkers. In het Rotterdamse Beverteam gebeurde dat niet,
naar zeggen uit vrees voor mogelijke lekken. Meer incidentele
samenwerking is er met de Economische controledienst (ECD)
(kernteam Zuid en kernteam Haaglanden), de accountants van de
divisie CRI (kernteam Randstad Noord en Midden), de Koninklijke
marechaussee (kernteam Randstad Noord en Midden en kernteam
Noord-Oost-Nederland) en nog andere bijzondere diensten. Het
Amsterdamse en het Rotterdamse kernteam zijn tot nu toe het minst
tot samenwerking met de bijzondere opsporingsdiensten geneigd.
Ook de positie van de CID-ambtenaren verschilt van kernteam tot
kernteam. Het is de bedoeling dat elk kernteam beschikt over een
eigen CID. Formeel heeft de CID van een kernteam geen eigen
CID-status; de chef RCID van n van de deelnemende regiokorpsen
draagt de verantwoordelijkheid. De CID-en van de kernteams zijn
doorgaans echter ondergebracht op een aparte locatie. Daardoor
lijkt het soms dat de kernteams de facto over een vrijwel
zelfstandige CID beschikken.
Bij het kernteam Randstad Noord en Midden is de
zelfstandige positie van de CID geformaliseerd doordat de
CID-capaciteit van het kernteam officieel bij de RCID
Kennemerland hoort. Maar in een convenant is vastgelegd dat de
verantwoordelijkheid met betrekking tot CID-operaties ligt in de
lijn van het kernteam. Overigens kan worden gesproken van
een niet geheel vlekkeloze relatie tussen de Kennemerlandse
RCID en de CID van het kernteam.
De CID-en van het kernteam Zuid en het kernteam
Noord-Oost-Nederland willen zelfstandigheid bewaren ten opzichte
van de RCID-en van respectievelijk de regiokorpsen
Brabant-Zuid-Oost en IJsselland. De teamleider van het kernteam
Zuid is tevens chef van de CID van het kernteam;
daar heeft de korpschef de kernteam-CID onder vigeur van de oude
regeling belast met CID-werk. Een extra reden daartoe is dat
het kernteam te maken heeft met vijf RCID-en. Dezelfde
overweging geldt voor kernteam Noord-Oost-Nederland dat met
negen RCID-en te maken heeft; een gestructureerd overleg met de
negen RCID-en bestaat daar nog niet. In deze constructie blijft
een probleem bestaan met de positionering van de kernteam-CID ten
opzichte van de rest van het land. De kernteam-CID is dan wat
betreft inkomende informatie afhankelijk van de RCID. De
afhankelijkheid van de kernteam-CID ten opzichte van de RCID wordt
minder bezwaarlijk geacht in de drie
grootstedelijke kernteams. Maar dat neemt niet weg ook de CID-en
van deze kernteams wel een bijzondere positie innemen.
Bij het kernteam Haaglanden is de RCID van het
regiokorps Haaglanden eindverantwoordelijke voor de
CID-activiteiten van het kernteam, en draagt de
kernteamleider medeverantwoordelijkheid. Daardoor is zeker sprake
van een afwijkende status van de kernteam-CID. Het is opmerkelijk
dat de betreffende teamleider geen informantenregister heeft en de
namen van de informanten niet kent, terwijl de chef RCID
zegt niet op de hoogte te zijn wat het kernteam in het
kader van een in 1992 gestart onderzoek CID-matig doet. In het
kernteam Amsterdam staat buiten kijf dat de (decentrale) CID
van het kernteam bestaande uit zeven personen onder
verantwoordelijkheid werkt van de RCID; zelfstandige
RCID-status wordtdaar niet nagestreefd. De kernteam-CID werkt met
de RCID-module binnen het Octopus-systeem, wat het gevolg heeft,
dat de RCID over alle informatie van het kernteam kan
beschikken, die overigens door de chef van de kernteam-CID wordt
beheerd. Nadeel van deze werkwijze is dat de negen CID-en in de
districten van deze gegevens kunnen kennisnemen. Het
informantendossier is opgeslagen bij de RCID, vanuit het
standpunt dat de chef RCID verantwoordelijk is voor de
bronbescherming en niet de chef kernteam-CID. Overigens wordt ook
in Haaglanden het informantenregister door de RCID-chef
beheerd.
De Rotterdamse Regionale recherche dienst heeft een eigen
CID, die moet worden onderscheiden van de Regionale CID.
De laatste heeft geen eigen runners; de eerste heeft zes runners.
In het Rotterdamse model is geen plaats voor een CID voor
het kernteam, hoewel vier CID-rechercheurs van het
kernteam worden opgevoerd in de correspondentie met de
hoofdofficier van justitie.
De financieel rechercheurs, die bijvoorbeeld door de FIOD of
door een Bureau financile ondersteuning (BFO) worden uitgeleend aan
het kernteam, blijken soms behoefte te hebben aan CID-informatie.
Daarom heeft hun leider in het kernteam doorgaans (al dan niet
beperkte) CID-status.
Aparte vermelding verdient de CID-status van sommige bij de
kernteams werkende Afdelingen recherche-informatie (ARI’s) van de
divisie CRI. De ARI’s hebben deze status onder andere nodig met het
oog op de internationale informatie-uitwisseling. Gesteld wordt dat
men heel terughoudend is met het verstrekken van CID-informatie aan
het buitenland. Men kent daar immers doorgaans geen CID-systeem als
het onze. Het kernteam Noord-Oost-Nederland, het kernteam
Haaglanden, het kernteam Amsterdam, het kernteam Zuid en het
kernteam Randstad Noord en Midden beschikken over eigen
observatieteams. Bij het kernteam Randstad Noord en
Midden bijvoorbeeld beslaat het OT 1/3 van de totale
capaciteit van het kernteam.
Het verschil tussen het OT van een kernteam en dat van een
regiokorps is dat het OT van een regiokorps op ad hoc basis werkt.
Het OT van een kernteam kan in het kader van een langlopend
onderzoek structureel langdurig observatiewerkzaamheden verrichten.
In bijvoorbeeld n onderzoek werd de hoofdverdachte een jaar lang
dag in dag uit geobserveerd. Het OT van het kernteam Randstad Noord
en Midden is vijf of zes keer ingezet door de Rijksrecherche, die
immers zelf niet over een OT beschikt. Dit gebeurde in het kader
van onderzoeken naar corrumptieve contacten.
Het kernteam Rotterdam beschikt niet over een eigen OT, maar
heeft zich door middel van een convenant verzekerd van de
beschikking over OT-capaciteit van het regiokorps.
Het kernteam Amsterdam heeft zelf observatiecapaciteit in die zin
dat zij vijf rechercheurs van het kernteam heeft uitgerust met een
observatiecertificaat.
6.3.2 Relatie met de regiokorpsen
De kernteams zijn ondergebracht bij een van de participerende
regiokorpsen. Het aantal regiokorpsen dat deelneemt aan een
kernteam is van invloed op de communicatie tussen de regiokorpsen
en het kernteam. Als een grote stad in het kernteam overheerst, is
de invloed van dat korps navenant en verloopt de communicatie met
dat korps vrij gemakkelijk.
Afgezien hiervan onderscheiden de meeste kernteams zich van de
regiokorpsen voor wat betreft het karakter van het onderzoek.
Kernteamonderzoeken hebben vaak een embargo-status.
Feitelijk vindt samenwerking tussen kernteams en regiokorpsen vaak
plaats via de CID van een regiokorps.
- De heer Koekkoek:
- In het ressort Den Bosch, dus van Willemstad tot Maastricht,
is er ook een ressortelijk informatieplatform. Wat is dat? Welke
functie heeft dat informatieplatform naast de politiecommissie die
zich met zware criminaliteit bezighoudt? - De heer Paulissen:
- U moet dat echt zien in de voorbereiding op hetgeen in de
commissie plaatsvindt. Als het
gaat om informatie over georganiseerde criminaliteit vinden wij
in het zuiden van het land al langer dat regio’s niet op een eiland
kunnen zitten. Wij hebben al langer de afspraak met elkaar dat wij
op CID-niveau en op het niveau van misdaadanalyse gegevens
bij elkaar brengen. Dan vertelt iedereen waar hij mee bezig is en
welke subjecten hoog in aanzien staan op dat moment. Dan wordt
bekeken of er dwarsverbanden zijn. Het is de bedoeling dat die
vergadering, dat ressortelijk platform georganiseerde
criminaliteit, uiteindelijk gaat voorbereiden, vanuit het beeld dat
uit de regio’s naar voren is gekomen, de keuzes die uiteindelijk
door de IRT-leiding worden gepresenteerd aan de ReZwaCri.
Noot
Verder komt het voor dat de kernteams informatie wegtippen aan de
regiokorpsen teneinde door hen arrestaties te laten verrichten,
zodat niet opvalt naar welke criminele groepering een kernteam
onderzoek verricht.