11.5 Conclusies
1. In het huidige politiebestel is de invloed van de
burgemeester op de regionale criminaliteitsbestrijding vrijwel
nihil. De invloed die de burgemeester heeft op het regionaal
operationeel politiewerk is afhankelijk van de kracht waarmee de
korpsbeheerder dit onderdeel temidden van andere, concurrerende
belangen in het regionale college weet te behartigen. Individuele
burgemeesters in het regionale college laten lokale belangen
betreffende de ordehandhaving zwaarder wegen dan de bestrijding van
georganiseerde criminaliteit. 2. Het is de vraag of de
burgemeesters/korpsbeheerders vanuit hun regionale
beheersverantwoordelijkheid daadwerkelijk invloed hebben op
politiecapaciteit die wordt vrijgemaakt voor de
criminaliteitsbestrijding. De justitile lijn – inclusief het
gebruik van de BOP-gelden – is sterker dan de invloed van het
bestuur op de recherche.
3. De korpsbeheerder is verantwoordelijk voor het beheer van de
politieregisters, waaronder de CID-registers. In de praktijk
bemoeit de korpsbeheerder zich niet met het beheer van de
CID-registers. 4. Korpsbeheerders blijken lange tijd geen enkele
bemoeienis te hebben gehad met de beheersaspecten van de inzet van
opsporingsmethoden.
5. In het driehoeksoverleg komt het gebruik van
opsporingsmethoden slechts incidenteel aan de orde. 6.
Korpsbeheerders zeggen weinig aanleiding te hebben om in het
driehoeksoverleg vragen te stellen over opsporingsmethoden, maar
willen wel kunnen ingrijpen als buiten de randvoorwaarden wordt
geopereerd. 7. Het dualisme in de sturing van en de controle op de
politie heeft voor de RCID tot gevolg dat het primaat van de
sturing en controle op de RCID bij de chef RCID ligt.
8. De gedeelde verantwoordelijkheid van korpsbeheerder en
hoofdofficier van justitie schept in de praktijk onduidelijke
verantwoordingsstructuren. De hoofdofficier is ondergeschikt aan de
minister van Justitie die verantwoording verschuldigd is aan de
Tweede Kamer. De korpsbeheerder daarentegen moet verantwoording
afleggen in het regionale college. Hij is niet ondergeschikt aan
een politiek verantwoordelijke minister. De ministerie van
Binnenlandse Zaken voert beheer op afstand.
9. De korpsbeheerder heeft een sterke formele positie ten
opzichte van andere burgemeesters in de regio. De korpsbeheerder
legt verantwoording af over zijn rol als plaatselijke burgemeester
aan de gemeenteraad, maar over zijn handelen als korpsbeheerder
niet aan een regionaal gekozen orgaan.