Ambtelijk bevel
HR 3 mei 1988, NJ 1989, 165 en NJB 1988 (33), nr. 240, p. 1207
e.v.
(Artt. 43 Sr en 2 lid 1 onder b Opiumwet)
Met de informatie dat verdachte een aanbod had gedaan op zeer korte
termijn elke gewenste hoeveelheid amfetamine te kunnen leveren en
dat hij te kennen had gegeven al vijf jaar in de business te
zitten, ging een informant (nummer 32) naar de politie.
Daaruit vloeide een vertrouwensaankoop van 1 kilo en een tweede
definitieve aankoop van een grotere hoeveelheid door de
burger-infiltrant (informant) voort.
Rechtsvragen:
Was de voortzetting van de pseudokoopmethode leidende tot een
tweede aankoop in strijd met het beginsel van subsidiariteit en dus
onrechtmatig? En het onvoldoende gronden verwerpen van het verweer
dat i.c. de opsporing door middel van een burger-informant of wel
een informant niet zijnde opsporingsambtenaar had
plaatsgevonden.
Ten aanzien van de toetsing aan proportionaliteit en
subsidiariteit overwoog het hof dat de aard van het feit, ten
aanzien waarvan verdenking was ontstaan – amfetaminehandel door
verdachte op grote schaal – de toepassing van de gevolgde methode
rechtvaardigde en andere meer gebruikelijke opsporingstechnieken,
gelet op de ervaringen ten aanzien van verdachte in het verleden,
onvoldoende effectief geacht konden worden. Het hof toetste
derhalve expliciet aan de eisen van respectievelijk
proportionaliteit en subsidiariteit. Op basis van toestemming van
de officier van justitie voor het in bezit nemen door nr. 32
(informant/infiltrant) van een al afgesproken (en be-onderhandelde
prijs en kwaliteit) monster amfetamine en het feit dat
monsterneming bij een serieuze onderhandeling gebruikelijk is (feit
van algemene bekendheid), besluit het hof dat nr. 32 verdachte niet
had gebracht tot andere handelingen dan waarop zijn opzet reeds was
gericht (Tallon-criterium). Uit de bewijsmiddelen (8.2.3.1/2) leidt
het hof af dat verdachte zich vanaf het begin van de
onderhandelingen heeft gepresenteerd als iemand die steeds op korte
termijn over grote hoeveelheden amfetamine zou kunnen beschikken en
die daarvoor een regelmatige afzet zocht zodat de pseudokoop en
tweede koop niet onrechtmatig zijn. De gevolgde methode van
vooraankoop van 1 kg amfetamine, gevolgd door een tweede aankoop
van een grotere omvang werd door het hof niet onrechtmatig
bevonden. De Hoge Raad oordeelt met betrekking tot het plegen van
strafbare feiten door een burger-infiltrant/informant: Het middel
miskent dat het in art. 43 Sr bevoegde gezag niet bevoegd kan zijn
tot het bevelen van een strafbaar feit dat niet (reeds uit andere
hoofde) gerechtvaardigd is. Uit die bepaling kan niet worden
afgeleid dat een rechtmatig begaan van een onder normale
omstandigheden verboden handeling ten dienste van de opsporing van
een verboden handeling in verdovende middelen slechts voorbehouden
kan zijn aan opsporingsambtenaren.