8.2 Aanleg registers en opslag gegevens
8.2.1 Juridische grondslag
Wet politieregisters
Een politieregister mag slechts aangelegd worden voor een
bepaald doel en alleen voor zover dit noodzakelijk is voor de goede
uitvoering van de politietaak. Daarnaast mag een register slechts
die gegevens bevatten die rechtmatig zijn verkregen en noodzakelijk
zijn voor het doel (artikel 4 WPolR). Opneming van gevoelige
gegevens, zoals gegevens betreffende godsdienst of
levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, seksualiteit, intiem
levensgedrag, medische en psychologische kenmerken, is in beginsel
niet toegestaan (artikel 5, eerste en tweede lid WPolR).
Registratie van personen wegens die gegevens is, zoals
gezegd, nooit toelaatbaar. Is echter de betreffende persoon reeds
op grond van een niet-gevoelig kenmerk – bijvoorbeeld het
aangemerkt zijn als verdachte – geregistreerd dan is het opnemen
van gevoelige gegevens toegestaan, mits het reglement uitdrukkelijk
de mogelijkheid opent en opneming van het gegeven voor het doel van
het register onvermijdelijk is (artikel 5 WPolR. j0
artikel 3 BPolR.). Daarenboven geldt dat gegevens omtrent ras
alleen mogen worden opgenomen, indien het onvermijdelijk is met het
oog op identificatie van de geregistreerde of voor de juiste
beoordeling van een strafbaar feit en het rasgegeven het
slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft danwel
indien het onvermijdelijk is met het oog op de verlening van hulp
door de politie (artikel 3, tweede lid BPolR.).
Voor elk register wordt een reglement vastgesteld na overleg met
het gezag dat verantwoordelijk is de uitvoering van de politietaak
ten dienste waarvan het register is aangelegd. Het register treedt
niet inwerking, alvorens een exemplaar van het reglement wordt
gedeponeerd bij de Registratiekamer en openbaar wordt gemaakt. Voor
de effectuering van wijziging of intrekking van het reglement
gelden dezelfde voorwaarden (artikel 9 WPolR.).
Voor een tijdelijk registers gelden deze voorwaarden voor
inwerkingtreding niet. Een tijdelijk register kan worden aangelegd
voor de uitvoering van de politietaak in een bepaald geval (artikel
13 WPolR). Daarbij valt te denken aan een concreet
opsporingsonderzoek of een deel daarvan, zoals een buurtonderzoek,
financieel of fenomeenonderzoek. Voor inwerkingtreding is voldoende
dat het doel met inbegrip van een nauwkeurige omschrijving van het
bepaalde geval wordt vastgelegd evenals de datum waarop met de
aanleg begonnen wordt. Binnen een week moet het bestaan van het
register ter kennis worden gebracht van het gezag en de
Registratiekamer. De overige voorwaarden gelden niet voor een
termijn van zes maanden te rekenen vanaf de dag dat met de aanleg
van het register is begonnen. Die termijn kan door het bevoegd
gezag telkens voor ten hoogste zes maanden worden verlengd als het
doel waarvoor het register is aangelegd ernstig in gevaar wordt
gebracht door bekendmaking en ter inzagelegging van het reglement.
Van elke beslissing tot verlenging van de termijn wordt melding
gedaan aan de Registratiekamer. Wel dient in geval van verlenging
de beheerder binnen de eerste termijn van zes maanden een regeling
te treffen ten aanzien van de zaken, die in het reglement behoren
te worden vastgelegd (artikel 8, derde lid BPolR.). Met dit laatste
is in materile zin aan de reglementsplicht voldaan. In hoeveel
gevallen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid tot verlenging
is niet bekend. In 1992 en 1993 zijn in totaal 667 tijdelijke
registers bij de Registratiekamer gemeld. In 1994 waren dat 438.
Van deze aangemelde tijdelijke registers had ruim n vijfde
betrekking op onderzoek naar verdovende middelen. Noot
In het jaarverslag over de periode 1992-1993 spreekt de
Registratiekamer het vermoeden uit dat, ondanks de stijging in het
aantal meldingen van tijdelijke registers, nog lang niet alle
tijdelijke registers worden gemeld. Noot
In het reglement moet de werking van het register zijn
beschreven en de verstrekkingen, waaronder begrepen de
rechtstreekse toegang, zijn geregeld. Wordt het register door meer
korpsen gevoerd dan wordt de beheerder aangewezen. Voorts bevat het
reglement een duidelijke regeling van de volgende onderwerpen:
- doel van het register;
- categorin van personen over wie gegevens worden
opgenomen; - de soorten van de over de te registreren personen op te nemen
gegevens; - de gevallen waarin opgenomen gegevens worden
verwijderd; - de vernietiging van verwijderde gegevens;
- de eventuele verbanden tussen het register en andere
gegevensverzamelingen; - de wijze waarop geregistreerden kennisneming en verbetering van
de over hen opgenomen gegevens kunnen verkrijgen;
register;
– de bevoegdheid tot het invoeren en wijzigen van gegevens in,
alsmede het verwijderen van gegevens uit het
bevoegdheden;
– aanwijzing van een gemandateerde beheerder met een omschrijving
van de daaruit voortvloeiende Voor registraties, die bij veel
korpsen voorkomen is het vaststellen van zogenaamde
modelregistraties zinvol. – aanwijzing van degene(n) die belast
zijn met de dagelijkse leiding.
De Registratiekamer heeft blijkens haar jaarverslag 1994 voor 33
modelreglementen voor politieregisters een verklaring afgegeven dat
het model naar haar oordeel in overeenstemming is met het bepaalde
bij of krachtens de Wet politieregisters. Na afgifte van de
verklaring door de Registratiekamer wordt het model in de
Staatscourant gepubliceerd. De beheerder kan aan de
Registratiekamer meedelen overeenkomstig welk model het reglement
is vastgesteld. In dat geval hoeft hij niet over de afzonderlijke
bepalingen in het reglement – bijvoorbeeld het mogelijk maken van
koppelingen – vooraf de Registratiekamer te horen en evenmin een
exemplaar van het reglement aan de Registratiekamer te zenden. De
Registratiekamer heeft zich intensief bemoeid met de vaststelling
van de modelreglementen.
Voor de volgende opsporingsregisters zijn
modelprivacyreglementen in de Staatscourant geplaatst:
CID-register, het frauderegister, beperking besturen
motorrijtuigen, graffitiebestrijding, grijze-veld-register,
herkenningsdienstsysteem, inbraakbestrijding, internationale
rechtshulp politie, jeugd- en zedenzaken, milieudelicten,
overvallenbestrijding, opkopers en helingbestrijding, permanent
autoteam, processen-verbaal en rapporten, schietwapenincidenten
register, vandalismebestrijding, en verdovende middelen. Totaal is
voor 34 reglementen de verklaring van modelreglement afgegeven.
Blijkens het jaarverslag van de Registratiekamer over 1994 zijn 445
politieregisters bij haar aangemeld. Noot
Ingevolge artikel 4, eerste lid Wet Melding Ongebruikelijke
Transacties is het door het meldpunt te houden register een
register in de zin van de Wet politieregisters.
CID-regeling 1995
Een bijzondere soort politieregister is het CID-register. De
CID-en hebben tot taak het bevorderen van de opsporing en het
voorkomen van misdrijven die gezien hun ernst of frequentie, danwel
het georganiseerd verband waarin ze worden gepleegd een ernstige
inbreuk op de rechtsorde maken (artikel 2, eerste lid CID-regeling
1995). Voorts verzamelt de CID informatie met het oog op de
opsporing van natuurlijke en rechtspersonen, die zich aan
bovengenoemde misdrijven schuldig maken of hebben gemaakt, danwel
over hen van wie redelijkerwijs vermoed kan worden dat zij als
verdachten bij dergelijke misdrijven betrokken zullen worden. Ook
het inwinnen van gegevens omtrent de financile situatie van
bovengenoemde personen behoort tot de taak van de CID (artikel 2,
eerste lid CID-regeling 1995). Het doel waarvoor CID-registers
worden aangelegd is in deze taakomschrijving gelegen.
Een CID-subject is een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die
als verdachte betrokken is, of naar redelijkerwijs kan worden
vermoed als verdachte betrokken zal worden bij enig misdrijf met
het oog waarop een CID-register is aangelegd (artikel 1 sub c
CID-regeling 1995). Deze definitie is meer omvattend dan de
definitie gegeven in artikel 1 onder c BPolR, nu hierin tevens de
rechtspersoon is betrokken. Overigens noemde de CID-regeling 1986
wel al uitdrukkelijk de rechtspersoon in de definitie van
CID-subject (artikel 1 onder c CID-regeling 1986). Blijkens de
artikelsgewijze toelichting van de Nota van toelichting bij het
Besluit politieregisters is, behoudens een vereenvoudiging ten
aanzien van het begrip verdachte, de definitie uit de CID-regeling
1986 overgenomen.
- De heer Rouvoet:
- Het CID-regime kan toch niet verschillend zijn voor 25 of 26
regio’s? Wij hebben ons er toen over verbaasd – nu komt dat weer
even boven – dat er uiteindelijk niet tot eenduidige criteria te
komen valt. Je kunt je daar nog een zekere locatie-invulling bij
voorstellen. - De heer Patijn:
- Het criterium van het CID-subject is zacht. Wij
hebben hard gewerkt om het dicht te timmeren. Het netto resultaat
is dit. Aan de andere kant was er altijd een informatiebehoefte. De
politie had het al opgeschreven. Je moest dus criteria hebben. Die
hebben wij niet harder gekregen dan wat er nu ligt. Vervolgens is
er geen procedure aan toegevoegd voor wie er beslist over de
toepassing van een criterium. Die ontbreekt. Het gebeurt onder het
gezag van het openbaar ministerie. Ik denk dat het openbaar
ministerie daarop zal moeten worden aangesproken. In overleg met
mensen van het openbaar ministerie bestond begrip voor de
mogelijkheid, dat het openbaar ministerie per nieuw
CID-subject, in het midden latend wat je met de 60.000 die er
uit het verleden nu zijn doet, zelf per individueel geval de
beslissing neemt of iemand als zodanig moet worden aangemerkt,
gegeven de rechtsgevolgen die daaruit voortvloeien. Dat zou dus een
procedurele waarborg zijn die er in het verleden niet was. Ik denk
niet dat je alle 60.000 bestaande
CID-subjecten kunt nalopen. Ik denk wel dat het goed is, dat een
officier met de bevoegdheid om inzage in de CID-registers te nemen,
eens een steekproef kan doen, waarbij hij vaststelt wat te dol is,
wie eruit moet of erin mag. Als hij op die manier voor de
bestaande CID-subjecten zijn verantwoording neemt, moet hij
daarvoor
kunnen staan. Noot
Regelmatig kwamen en komen tips binnen bij de CID-en over personen,
die niet aan het criterium van CID-subject voldeden, of althans van
wie dit (nog) niet kon worden vastgesteld. Voor de opslag van dit
type informatie is een nieuwe mogelijkheid geopend door middel van
een zogenaamde grijze-veld-register. Noot De
doelstelling van dit register is het beantwoorden van de vraag of
de desbetreffende persoon als CID-subject kan worden aangemerkt.
Als niet binnen zes maanden kan worden vastgesteld dat iemand moet
worden aangemerkt als CID-subject, moeten de betreffende gegevens
uit het register worden verwijderd (artikel 18, eerste lid
CID-regeling 1995). De verwijderde gegevens behoren direct te
worden vernietigd, tenzij deze in samenhang met andere gegevens
voldoende grond vormen om de geregistreerde als CID-subject aan te
merken. In dat geval kunnen de gegevens in het CID-registers worden
opgenomen. De gegevens uit het CID-register worden verwijderd na
verloop van vijf jaar na datum van de laatste opname van een
gegeven. Voorts dient het register ten minste eenmaal per jaar te
worden gecontroleerd of gegevens niet behoren te worden verwijderd
en terstond vernietigd, omdat deze gegevens niet langer
noodzakelijk zijn voor het doel van het register (artikel 9, tweede
lid CID-regeling 1995 en 7, eerste en tweede lid
model-privacyreglement CID).
Voor alle CID-registers en grijze-veld-registers zijn
modelprivacyreglementen vastgesteld. Noot Alle
CID-eenheden hebben deze modellen overgenomen. Overigens, zo blijkt
uit de toelichting bij de CID-regeling 1995, zijn veel bepalingen
uit de regeling ontleend aan het model-privacyreglement, om de
uniformiteit en zorgvuldigheid in de omgang met de veelal zachte en
gevoelige gegevens nog meer dan voorheen te waarborgen.
Noot
Wet Persoonsregistraties
De Wet persoonsregistraties heeft betrekking op alle
persoonsregistraties die worden gevoerd door het bedrijfsleven en
de (semi-)overheid. Dit geldt niet voor gegevensverzamelingen die
naar hun aard voor persoonlijk gebruik bestemd zijn, registraties
die berusten in een archiefplaats, politieregisters en registers
van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alsmede de registers
krachtens de Kieswet en openbare registers die bij de wet zijn
ingesteld (artikel 2 WPR juncto artikel 2 WPolR).
Een persoonsregistratie in de zin van de WPR mag slechts
aangelegd worden voor een bepaald doel waartoe de houder (degene
die zeggenschap heeft over de persoonsregistratie) een belang moet
hebben. Het doel van de aan te leggen registraties mag –
vanzelfsprekend – niet in strijd zijn met wet, openbare orde of
goede zeden (artikel 4 WPR). Daarnaast geldt voor door de overheid
aan te leggen registraties de aanvullende voorwaarde dat de aanleg
noodzakelijk moet zijn voor een goede vervulling van de taak
van de houder (artikel 18, eerste lid WPR).
Zo houdt de Algemene Inspectiedienst (AID) het register
Opsporing, waarin opsporingsgegevens worden opgeslagen. De noodzaak
voor de aanleg van dit register ligt in de primaire taak van de
AID: het ondersteunen van het beleid van de minister van Landbouw,
natuur en visserij door middel van controle en opsporing. Een
persoonsregistratie in de zin van de WPR mag slechts
persoonsgegevens bevatten die rechtmatig zijn verkregen en in
overeenstemming zijn met het doel waarvoor de registratie is
aangelegd (artikel 5 WPR). Voor de registraties van de publieke en
semi-publieke sector wordt de extra eis gesteld dat slechts die
gegevens mogen worden vastgelegd die noodzakelijk zijn voor een
goede taakvervulling (artikel 18, tweede lid WPR). Gegevens
betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke
gezindheid, seksualiteit of intiem levensgedrag, alsmede
persoonsgegevens van medische, psychologische, strafrechtelijke of
tuchtrechtelijke aard, de zogenaamde gevoelige gegevens, mogen
slechts in beperkte mate en in overeenstemming met de noodzaak
daartoe worden vastgelegd. Zo mogen gegevens betreffende iemands
seksualiteit en intiem levensgedrag bijvoorbeeld slechts worden
opgenomen ten behoeve van instellingen of voorzieningen voor
gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, en alleen voor
zover deze gegevens patinten of clinten betreffen (artikel 7,
eerste lid WPR jo artikel 5 Besluit gevoelige gegevens).
Een van de doelstellingen van de WPR is dat houders van
persoonsregistraties zelf maatregelen nemen ter waarborging van de
persoonlijke levenssfeer van het individu. De houders van
registraties op het particuliere terrein worden geacht een
gedragscode op te stellen. Hieronder verstaat de wet een besluit
van een of meer organisaties, representatief voor de sector waarop
het besluit betrekking heeft (artikel 15 jo artikel 1
WPR), welk besluit regels of aanbevelingen moet omvatten die zijn
gesteld in het belang van de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer. Noot Persoonsregisters in de private sector
behoeven geen reglement. De registraties in de publieke sector
behoeven wel een reglement. Het reglement, alsmede iedere wijziging
en intrekking daarvan, wordt openbaar gemaakt en ter inzage gelegd.
Een exemplaar wordt aan de Registratiekamer
gezonden (artikel 17 WPR).
In het reglement moet de werking van het register zijn beschreven.
Het reglement bevat in elk geval een duidelijke regeling van de
volgende onderwerpen:
- doel van de registratie;
- categorin van personen over wie gegevens worden
opgenomen; - de soorten van de over de te registreren personen op te nemen
gegevens en de wijze waarop deze worden verkregen; - de gevallen waarin opgenomen gegevens worden
verwijderd; - de categorin van personen en instanties, waaraan gegevens uit
de registratie worden verstrekt; - de soorten van gegevens die worden verstrekt;
- rechtstreekse toegang tot de registratie;
- de eventuele verbanden tussen het register en andere
gegevensverzamelingen; - de wijze waarop geregistreerden kennisneming en verbetering van
de over hen opgenomen gegevens kunnen verkrijgen;
verkrijgen;
– de wijze waarop geregistreerden mededeling van verstrekking van
hun betreffende gegevens kunnen ledenbestanden, bestanden ten
behoeve van communicatie en dergelijke registraties. – de
hoofdlijnen van het beheer van de registratie De reglementsplicht
geldt niet voor financile administraties,
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Artikel 15 WIV biedt een ruime grondslag voor
gegevensverzameling door de cordinatoren en het hoofd van dienst.
Ze zijn bevoegd zich voor het verkrijgen van gegevens te wenden tot
andere overheidsorganen, overheidsdiensten of ambtenaren, en voorts
tot een ieder die geacht wordt gegevens te kunnen verstrekken. Deze
bevoegdheidsregeling lijkt niet zonder meer een verplichting te
bevatten voor de personen tot wie de BVD zich richt. De bevoegdheid
lijkt te zwak geformuleerd om wettelijke regelingen inzake
privacybescherming buiten werking te stellen.
Het eerste lid van artikel 16 WIV geeft een grondslag voor
verzameling, registratie en verstrekking aan derden van
persoonsgegevens. Verzameling, registratie en verstrekking van
dergelijke gegevens kan slechts plaatsvinden, voorzover dat
noodzakelijk is voor de uitvoering van de in de wet omschreven
taken (artikel 8 WIV). Het is overbodig op te merken dat het kader
waarbinnen de genoemde activiteiten mogen worden verricht nogal
ruim is.
De registraties van en ten behoeve van de BVD kunnen alleen
worden aangelegd indien zulks noodzakelijk is voor de goede
uitvoering van de aan de dienst opgedragen taken en voor een
bepaald doel (artikel 4 Privacyreglement BVD). De registraties
kunnen uitsluitend gegevens bevatten die rechtmatig zijn verkregen
en die noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor het register is
aangelegd (artikel 6, eerste lid Privacyreglement BVD). Een
registratie kan slechts gegevens bevatten over personen, die
aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar
vormen voor de democratische rechtsorde, danwel voor de veiligheid
of andere gewichtige belangen van de staat, alsmede personen naar
wie een veiligheidsonderzoek is ingesteld, of over wie door andere
inlichtingen- of veiligheidsdiensten informaties zijn ingewonnen.
Voorts kunnen personen worden geregistreerd van wie gegevens in een
bepaald geval of soorten van gevallen noodzakelijk zijn ter
ondersteuning van een goede taakuitvoering door de BVD en personen
in dienst van of in dienst geweest bij de BVD (artikel 5
Privacyreglement BVD).
De BVD registraties kennen geen reglement, maar een geschrift,
waarin is vastgelegd:
- het doel van de registratie;
- de categorin van personen over wie gegevens kunnen worden
opgenomen; - de soorten van gegevens die over de te registreren personen
kunnen worden opgenomen; - de termijn gedurende welke gegevens kunnen blijven
vastgelegd; - de regeling van het recht op kennisneming en verbetering voor
wat betreft de personeels- en salarisregistraties ten dienste van
het interne beheer van de BVD. Het hoofd van de dienst draagt zorg
voor de geheimhouding van dit geschrift (artikel 9 Privacyreglement
BVD).
Het bestaan van het geschrift is voorwaarde voor de
inwerkingtreding van de registratie, tenzij dringende redenen van
staatsveiligheid onmiddellijke ingebruikneming vereisen (artikel 8
derde lid Privacyreglement BVD ).
8.2.2 Feitelijke toepassing
Politieregisters
De door elke politiefunctionaris te (laten) bevragen
registers zijn het Opsporingssysteem (OPS), het
Herkenningsdienstsysteem en Centrale verwijzingsindex
(HKS/CVI), het Nationaal Schengen informatiesysteem (NSIS),
het Kentekenregister (KTR) en het computersysteem
Landelijke informatiesystemen (LIST). Deze registers zijn
met uitzondering van het kentekenregister politieregisters.
Noot Het opsporingssysteem – het
opsporingsregister – is een databank waarin signaleringen zijn
opgenomen van:
- gezochte personen (inclusief gevarenklasse);
- personen voor wie een bepaalde aandachtvestiging
geldt; - personen aan wie de rijbevoegdheid is ontzegd;
- ontvreemde/vermiste voertuigen.
Het opsporingsregister is een database met volledige gegevens,
terwijl tevens een bestand van zogenaamde sleutelgegevens is
opgebouwd.
Het herkenningsdienstsysteem is een regionaal systeem en
heeft een informatiebestand waarin gegevens worden opgeslagen
over:
- processen-verbaal van misdrijven;
- personen;
- aangiften;
- koppeling van personen en aangiften;
- opgeloste zaken;
- processen-verbaal opgemaakt tegen verdachten;
- gegevens over vermiste personen.
De in het bestand opgenomen gegevens over personen die eerder met
politie en justitie in aanraking zijn gekomen zijn:
- volledige personalia;
- bijnaam, roepnaam en aliassen;
- verblijfplaats of schuiladres;
- signalementen, waaronder bijzondere kenmerken (bijvoorbeeld
tatoeages); - antecedenten;
- gebruikte modi operandi;
- namen van vroegere mededaders, medeplichtigen en
helers; - bepaalde indicaties, zoals vuurwapengevaarlijkheid en
harddruggebruiker. De centrale verwijzingsindex (CVI) is een
landelijk informatiebestand waarin de kerngegevens uit de regionale
HKS-bestanden over geregistreerde personen zijn opgenomen. De
plaatsing van de HKS-gegevens in de CVI geschiedt automatisch. De
zoekmogelijkheden in de CVI op personen kan op naam, voornaam,
voorletter en geboortedatum. De zoekmogelijkheden op
processen-verbaal van aangiften zijn de delictskenmerken en
serienummers. De CVI geeft aan in welke regio de betrokken personen
of goederen geregistreerd staan. De bevraging van de HKS geschiedt
via het landelijke politiedatacommunicatienetwerk (PODACS),
waardoor alle HKS-informatie uit het gehele land voor alle
regiokorpsen beschikbaar is. Het Nationaal Schengen
informatiesysteem is een gevolg van de Uitvoeringsovereenkomst
van Schengen. Noot Het NSIS is het Nederlandse deel van
het bij verdrag in het leven geroepen gemeenschappelijk
opsporingsregister van de Schengenlanden. Het Centraal Schengen
informatiesysteem (CSIS) is gevestigd in Straatsburg,
Frankrijk. In het NSIS zijn alle signalering uit de nationale
bestanden van de verdragspartijen opgenomen en dus bevraagbaar.
Voor het NSIS is een afzonderlijke regeling gemaakt. Het bestaan en
de inhoud van het register worden rechtstreeks uit het verdrag
afgeleid. Wel is er een privacyreglement. In het NSIS zijn gegevens
opgenomen betreffende:
- personen;
- motorvoertuigen;
- vuurwapens;
- identiteitsdocumenten;
- bankbiljetten.
Personen kunnen gesignaleerd staan ter aanhouding, voor vermissing,
alsmede voor onopvallende controle.
Voertuigen kunnen vermeld staan als gestolen of voor onopvallende
controle. Het kentekenregister is het direct te bevragen
register van de Rijksdienst voor het wegverkeer te Veendam.
Hierin zijn opgenomen:
- het kentekenbestand (tenaamstelling en
voertuiggegevens); - het WAM-bestand;
- het APK-bestand;
- het centraal rijbewijsregister;
- het register van bepaalde vaartuigen;
- het vermiste auto registratie (VAR)-bestand.
Het computersysteem Landelijke informatiesystemen is geen
databank, maar een systeem waarmee de bestanden OPS, CVI, NSIS en
KTR afzonderlijk of allen tegelijk kunnen worden bevraagd. De
Regionale criminele inlichtingendiensten onderhouden een aantal
persoonsregistraties, die allen in n systeem zitten. Deze
registraties zijn door het centrale gezag aangewezen in de thans
vigerende CID-regeling 1995. Voor het register van de zogenaamde
CID-subjecten (natuurlijke en rechtspersonen) en het register van
de zogenaamde grijze-veld-subjecten (natuurlijke en
rechtspersonen) zijn afzonderlijke (model-)privacyreglementen
vastgesteld. In het CID-register zijn eveneens opgenomen de
(rechts)personen met wie CID-subjecten contact hebben (gehad).
Omtrent personen die contact hebben met CID-subjecten die
zelf niet als zodanig kunnen worden aangemerkt, mogen slechts de
volgende gegevens worden opgenomen, mits deze in verband staan met
de door deze personen met CID-subjecten onderhouden contacten:
- personalia, dan wel gegevens ter identificatie van de
rechtspersoon; - financile gegevens;
- het staatsburgerschap;
- de identiteitspapieren;
- het uiterlijk;- de opleiding en uitgeoefende beroepen;
- de contacten en contact adressen;
- de plaatsen van geregeld verblijf;
- de bewegingen;
- de communicatiemiddelen;
- de vervoermiddelen;
- de (voorgenomen) criminele activiteiten;
en voorts:
- persoonsafbeeldingen;
- mededelingen van gegevensverstrekking buiten het werkterrein
waarbinnen de CID zijn werkzaamheden verricht.
Omtrent CID-subjecten kunnen naast de bovenstaande lijst van
gegevens ook gegevens worden opgenomen met betrekking tot:
- de karaktereigenschappen;
- de persoonlijke omstandigheden;
- de levenswijze;
- de modus operandi;
- de periode en de plaats waar een CID-subject rechtens van zijn
vrijheid is beroofd of beroofd is geweest; - verwijzingen naar andere gegevensverzamelingen.
Daarnaast mogen gegevens met betrekking tot ras, medische en
psychologische kenmerken, godsdienst of levensovertuiging,
politieke gezindheid, seksualiteit en intiem levensgedrag worden
opgenomen voor zover dit onvermijdelijk is voor de juiste
beoordeling van een strafbaar feit en die gegevens het slachtoffer
of de motieven van de dader betreffen. Gegevens met betrekking tot
ras, medische en psychologische kenmerken mogen tevens worden
opgenomen voor zover dit onvermijdelijk is met het oog op
identificatie. Omtrent grijze-veld-subjecten kunnen de
volgende gegevens worden opgenomen:
- personalia, dan wel gegevens ter identificatie van de
rechtspersoon; - gegevens over het uiterlijk;
- de reden van opneming in het register;
- de datum van opneming in het register;
– verwijzingen naar andere gegevensverzamelingen;
- de wijze van verkrijging van de gegevens;
- de activiteiten ten behoeve van het doel van het register.
Blijkens de jaarverslagen van de Afdeling cordinatie criminele
inlichtingen van de CRI is de ontwikkeling in de omvang van de
geregistreerde personen als volgt:
1989: 10.010 natuurlijke personen als CID-subjecten;
1990: 18.266 natuurlijke personen als CID-subjecten;
1991: 22.102 natuurlijke personen als CID-subjecten;
1992: 38.600 natuurlijke personen als CID-subjecten;
Noot
1993: 40.000 natuurlijke personen als CID-subjecten;
Noot
1994: 55.090 natuurlijke personen als CID-subjecten;
1995: 60.757 natuurlijke personen als CID-subjecten.
Noot
Op 29 mei 1995 waren in de CID-subjecten-index (CIDSI) van de
Divisie CRI nog 56.993 natuurlijke personen opgenomen. Met
dubbeltelling wegens aanmelding door meer CID-en waren dit 54.814
CID-subjecten en 10.371 grijze-veld-subjecten. Noot Uit
het cijferoverzicht blijkt – en zo heeft de commissie ook zelf
vastgesteld – dat niet alle RCID-en onderscheid maken naar
CID-subject en grijze-veld-subject. Dit heeft te maken met het feit
dat de definities uit de CID-regeling onvoldoende harde criteria
voor het aanwijzen van een bepaalde persoon als CID-subjecten
opleveren.
Voorts zijn naast natuurlijke personen ook rechtspersonen in de
registers opgenomen. De centrale registratie bij de Divisie CRI
houdt slechts bij de natuurlijke personen en rechtspersonen,
subjecten en grijze-veld-subjecten. De contacten of niet-subjecten
zitten niet in de centrale telling. Ter adstructie van de aantallen
geregistreerde de cijfers uit het regiokorps Haaglanden op 3 april
1995: 9.875 natuurlijke personen, waarvan 6.582 CID-subjecten,
1.288 grijze-veld-subjecten, en 2.005 contacten of niet-subjecten.
Van de in het register voorkomende 2.135 rechtspersonen of
organisaties waren 263 subject, 597 grijze-veld-subjecten en 1.272
overige rechtspersonen (contacten).
In CIDSI stonden op 29 mei 1995 door 14 CID-en gemelde
rechtspersonen, te weten 2.874 CID-subjecten en 2.249
grijze-veld-subjecten. Voor verstrekkingen maakt uiteraard de
codering van de geregistreerde veel uit, terwijl het ook gevolgen
heeft, althans moet hebben, voor de aard en inhoud van de op te
nemen persoonsgegevens. Voor de interne zoekfunctie binnen het
registratiesysteem maakt de codering niet uit. De informatie in een
CID-register wordt voorafgaand aan de opslag gevalueerd. De
informatie wordt voorzien van een betrouwbaarheidscodering naar
bron en naar de gegevens. Deze evaluatiecodering is besproken in
Bijlage 6 organisaties, hoofdstuk 3 Criminele inlichtingen
diensten. Daarnaast wordt de informatie voorzien van een codering
voor de bruikbaarheid. Deze afhandelingscode wordt behandeld in de
paragraaf over de verstrekkingen.
Voor omvangrijke tactische recherche-onderzoek wordt veelal een
tijdelijk register aangelegd. In het tijdelijk register kunnen alle
gegevens over personen en voorwerpen, die in de loop van het
onderzoek naar voren komen, worden opgenomen. Zodra het doel van
het register is bereikt moeten de daarin opgenomen gegevens worden
vernietigd, tenzij de gegevens betekenis hebben voor een
strafrechtelijk vervolgonderzoek of ze worden opgenomen in een
CID-register of grijze-veld-register (artikel 8, achtste lid en 12,
eerste lid aanhef en onder a BPolR).
Het gebruik van informatie uit telefoontaps in andere tactische
onderzoeken dan die waarvoor de tap is bevolen is mogelijk. Het
gaat dan steeds om informatie over concrete strafbare feiten. De
tap-journaals zijn geen tijdelijke registers in de zin van artikel
13 Wet politieregisters. Noot Voorheen was een gebruikte
weg om de informatie uit de tap-journaals aan de CID te door
spelen, die deze informatie als CID-informatie kon verstrekken.
Deze weg wordt thans niet meer bewandeld. In het Wetsvoorstel
Herziening van het gerechtelijk vooronderzoek is voorzien in de
opname van gegevens uit tap-journaals in CID-registers met
toestemming van de rechter-commissaris. Noot Of dit
feitelijk in de weg zal staan aan het doorspelen van informatie uit
tapjournaals naar een CID-register is evenwel de vraag. Zo zitten
bijvoorbeeld in de observatieverslagen, die bij sommige korpsen in
de CID-registers worden opgenomen, ook samenvattende verslagen van
tijdens het volgen afgeluisterde gesprekken over de
autotelefoon.
Bij de Wet Melding ongebruikelijke transacties (MOT) is een
meldpunt ingesteld waar financile diensten transacties, welke als
ongebruikelijk kunnen worden aangemerkt moeten worden gemeld. Het
meldpunt houdt een register, dat wordt aangemerkt als een
politieregister en waarvan de minister van Justitie beheerder is.
Het register bevat de gegevens uit de melding van de transactie,
waaronder:
– de identiteit van de clint;
- de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de
clint; - de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie;
- de omvang en zo mogelijk de bestemming en de herkomst van de
bij de transactie betrokken gelden, effecten, edele metalen of
andere waarden; - de omstandigheden op grond waarvan de transactie als
ongebruikelijk wordt aangemerkt. In de periode februari 1994 tot
februari 1995 hebben de Nederlandse banken 22.961 meldingen van
ongebruikelijke transacties gedaan. Daarvan zijn 2.638 als
verdachte transacties gemeld aan de landelijk (MOT ) officier van
justitie, die zich daarbij bedient van de Financile politiedesk
(Finpol). Van deze verdachte transacties hadden 87 betrekking op
voorgenomen transacties. Op basis van MOT-meldingen zijn 29 nieuwe
opsporingsonderzoeken gestart. Noot Finpol heeft zo’n
1.000 andere meldingen in lopend onderzoek betrokken. Noot Hiervan
zijn 348 veelal via de ARI’s uitgezet bij de CID-en van de
politieregio’s, 123 zijn gemeld aan Bijzondere opsporingsdiensten,
123 hebben betrekking op projecten waarbij de CRI betrokken is en
123 meldingen lagen ten tijde van het jaarverslag nog bij Finpol.
Aan het buitenland zijn 106 melding verstrekt. Noot
Het Algemeen documentatieregister is een onderdeel van de
justitile documentatie. Het is een register ten behoeve van de
rechterlijke macht. Hierin worden alle bij de parketten
ingeschreven processen-verbaal ter zake van misdrijven en enkele
overtredingen opgenomen alsmede de wijze van afdoening. Voorts is
bij elke politie dienst een eigen boekhouding van opgemaakte
processen-verbaal. De verbaliseringsplicht van hetgeen ter
opsporing wordt verricht is gegeven in artikel 152 Sv. Veel
verbalen zullen in het bedrijfsprocessensysteem worden opgeslagen
en daarmee voor andere, geautoriseerde functionarissen toegankelijk
zijn gemaakt. De CID-matige onderzoeken, zoals observatie, zullen
daarbuiten gehouden worden. In Haaglanden bijvoorbeeld, zijn de
observatiejournaals opgeslagen in het CID-bedrijfsprocessensysteem
Octopus.
In Amsterdam bestaan de navolgende zoekmogelijkheden,
bijvoorbeeld voorafgaand aan aanhouding: 1. HKS op naam (alle
afdelingen van HKS worden op naam met n opdracht doorgelopen) 2.
Het algemene bedrijfsprocessensysteem (PSS 400) kan niet met n
zoekopdracht op naam alle modulen worden doorlopen. Wel wordt op
lokatie alle bestanden met n zoekopdracht doorzocht. Zo kan daar
uitrollen dat op een bepaald adres, iemand woont met een
vuurwapenmachtiging, of dat een verward iemand daar meermalen de
buurt op stelten heeft gezet, of dat een schietpartij heeft plaats
gevonden. Dit kan dus aanleiding geven om een bepaald register in
PSS 400 op naam te controleren. 3. OPS, het nationale
opsporingsregister
4. NSIS, het Schengen opsporingsregister
5. Aangemelde recherche projecten, alleen te bevragen via het hoofd
Bureau Criminele Informatie 6. CID-registers, alleen te bevragen
via de chef CID
7. Sinds een parketmedewerker op de politiebureaus zit voor de
snelle afwerking van strafzaken, de zogenaamde HOPPER, bestaat ook
de mogelijkheid om op naam in COMPAS te zoeken, alleen te bevragen
via de HOPPER
8. VAS, de vreemdelingenregistratie, vooralsnog alleen te
bevragen via de het hoofd Vreemdenlingendienst. Daarnaast zijn
natuurlijk door de derden bijgehouden bestanden: kentekenregister
(direct te bevragen door elke opsporingsambtenaar), GBA, KvK,
kadaster.
Uit de opsomming van de registers en hun inhoud blijkt tevens
wat voor gegevens in de bestanden worden opgenomen. De tactische
gegevens, zoals aangiften en processen-verbaal van tactische
recherche onderzoek, worden door middel van de zogeheten
HKS-formulieren door rechercheurs of administratieve medewerkers
bewerkt voor de nationaal te raadplegen bestanden. De inhoud van de
processen-verbaal wordt bewaakt door de teamleider van het
onderzoek en de officier van justitie. De inhoud wordt bepaald door
de bruikbaarheid in de (eventuele) strafzaak.
In de CID-informatierapporten wordt alle denkbare informatie
opgenomen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de hand wordt
gehouden aan het bepaalde in artikel 7, eerste lid
Model-privacyreglement CID dat de gegevens uit het register dienen
te worden verwijderd wanneer zij niet noodzakelijk zijn voor het
doel van het register.
Afhandeling aangifte en tips:
1. Indien iemand gewoon een melding doet van een mogelijk strafbaar
feit of toekomstig strafbaar feit, wordt daarvan in het
bedrijfsprocessensysteem een proces-verbaal (aangifte) opgemaakt.
De in ontvangstnemende ambtenaar (uniformdienst) speelt de info
door naar de betreffende afdeling, die beslist over actie.
2. Is het een anonieme tip of wil de aangever niet dat zijn naam op
papier komt, dan beslist de in ontvangstnemende ambtenaar
(uniformdienst) of het wordt doorgespeeld naar de CID (door middel
van een tipfomulier) of dat er niets mee gebeurd. De RCID beslist
of de tip in het bestand wordt opgenomen. 3. Soms wordt in een
dagrapport (in het bedrijfsprocessensysteem) een NN melding van het
feit opgenomen. In welke gevallen zulks wel en niet gebeurt is niet
helemaal duidelijk.
De Koninklijke marechaussee (Kmar) oefent op de
burgerluchthavens de reguliere politiefunctie uit. Daartoe heeft de
Kmar een CID. In het kader van haar politietaak maakt zij op
gelijke wijze als de politie gebruik van politieregisters.
Persoonsregistraties vallend onde WPR
De persoonsregisters van de bijzondere opsporingsdiensten zijn
tot nu toe weinig in kaart gebracht. Voor de Douane is in
ieder geval het Douane informatiecentrum (DIC) van belang.
Daarin worden door de douane geconstateerde onregelmatigheden bij
de grens gemeld. Voor de personencontrole maakt de douane gebruik
van het normale politie-informatie netwerk. In het DIC zitten ook
branche gegevens, zodat aan uiterlijke kenmerken, zoals
containernummering, al geconstateerd kan worden of aan een lading
een luchtje hangt. Dit is geen CID-register. Hetzelfde geldt voor
de registers van de Centrale inlichtingen en analyse dienst
van de Economische controledienst. De Fiscale
inlichtingen en opsporingsdienst (FIOD) heeft uiteraard eigen
bestanden, maar werkt vooral vanuit de informatie die vanuit het
gewone belastingwerk wordt aangereikt. Bij de afdeling
persoonsgebonden informatie van de FIOD wordt zogenaamde
contra-informatie verzameld ter renseignering van aangiften van
belastingplichtingen. De afdeling groepsgebonden informatie
maakt(e) doelgroepbeschrijvingen van de 150 grootste branches:
bijv. cafs, bars, nachtclubs; de bouw, advokatenkantoren en
prostitutie. De doelgroepbeschrijvingen zijn niet zozeer
richtlijnen, als wel adviezen terzake de vraag hoe
belastingtechnisch moet worden omgegaan met deze doelgroepen. Het
Douane Informatie Centrum (DIC) vervult een vergelijkbare taak voor
douane en douanerecherche als de FIOD voor de Belastingdienst. Het
DIC is opgericht ten bate van meer gerichte douanecontroles. Het
analyseert daartoe wetgeving op fraudegevoeligheid en analyseert
branches en goederenstromen op afwijkende patronen. Op dit moment
beperkt de analyse zich nog tot ladingsbescheiden in de maritieme
sector, waarbij met name gedacht moet worden aan de Rotterdamse
haven. Ter illustratie:
Op een bepaald moment wordt geconstateerd dat er een enorme
stroom sigaretten ging lopen in transito via de Rotterdamse haven
richting Oostbloklanden en wel in dermate grote hoeveelheden, dat
gezegd kon worden dat dit geen normale handel meer was. Een
40-voetscontainer levert ongeveer 1,8 miljoen gulden op aan
ontdoken accijns. Een ander voorbeeld is dat het opvalt als op een
ladingspapier vermeld staat dat fruitsappen in kartons uit
Zuid-Amerika komen. Normaal komen fruitsappen in 200-literdrums en
in bevroren toestand. De Afdeling rechtspersonen van de Directie
criminaliteitspreventie van het ministerie van Justitie heeft een
geautomatiseerd gegevensbestand Vennoot in gebruik met
behulp waarvan relaties tussen natuurlijke personen en
rechtspersonen in beeld worden gebracht. De gegevens berusten voor
een deel bij de Belastingdienst, de bedrijfsverenigingen, de CRI,
de Kamers van Koophandel, de Justitile Documentatiedienst en de
faillissementsregisters, voor een ander deel bij het ministerie van
Justitie. Ook informatie uit publikaties wordt toegevoegd aan het
systeem. De belangrijkste voedingsbron van het systeem Vennoot is
de informatie die vrijkomt uit de procedure tot afgifte van een
verklaring van geen bezwaar met betrekking tot de oprichting van
een naamloze of besloten vennootschap of de statutenwijziging
daarvan.
Er worden ongeveer 50.000 verzoeken per jaar gedaan voor
verklaringen van geen bezwaar. De inhoud van het gegevensbestand
bestaat uit gegevens over 540.000 naamloze en besloten
vennootschappen (bv’s), alsmede gegevens omtrent de oprichters en
bestuurders e.d. van die rechtspersonen. Naar schatting zijn
250.000 vennootschappen actief. Dit zijn hoofdzakelijk bv’s. Voorts
zijn gegevens van stichtingen en buitenlandse rechtspersonen
opgenomen, voor zover deze verbindingen hebben met vennootschappen.
Enige tijd geleden is gestart met de registratie van gegevens over
de overdracht van aandelen op naam. In 1992 is een begin gemaakt
met het totstandbrengen van online-verbindingen van Vennoot met een
aantal informatieleveranciers. Op het ogenblik bestaat een
permanente verbinding met centrale databestanden van de Kamers van
Koophandel en van de Belastingdienst. Er wordt gewerkt aan het on
line vergaren van gegevens met betrekking tot antecedenten,
faillissementen en sursances van betaling. Vennoot wordt ondermeer
gebruikt bij de ondersteuning van pogingen om vertakkingen van de
criminele organisaties in de legale economie bloot te leggen en aan
te pakken. Na invoer van persoonsnamen en/of namen van bedrijven,
eventueel aangevuld met andere gegevens, kunnen relatieschema’s
worden geproduceerd die de
verbindingen weergeven tussen de bij de zaak betrokken natuurlijke
personen en rechtspersonen. De volgende gegevens zijn opgenomen in
het systeem: namen van rechtspersonen, datum van oprichting of
statutenwijziging, namen van oprichters/bestuurders en
geboortedatum of SOFI-nummer, faillissementen en sursances van
betaling, signaleringen (waarschuwingen) van derden, contacten met
stichtingen en buitenlandse rechtspersonen, gegevens met betrekking
tot de overdracht van aandelen op naam, relaties tussen natuurlijke
personen en rechtspersonen. Waar sprake is van wederrechtelijk
verkregen vermogen kan Vennoot worden ingeschakeld om uit te zoeken
in welke bv’s mogelijk vermogensbestanddelen zijn ondergebracht.
Het systeem Vennoot valt onder de Wet persoonsregistraties (WPR).
De verstrekker, i.c. de houder van Vennoot, is dus niet verplicht
tot verstrekking van gegevens aan het openbaar bestuur. Gegevens
die van derden afkomstig zijn, de zogenaamde waarschuwingen of
signaleringen, worden niet verstrekt zonder voorafgaande
toestemming van de desbetreffende informatieleverancier. Dit om te
voorkomen dat bijvoorbeeld lopende strafrechtelijke onderzoeken
worden verstoord. Het is vooralsnog onduidelijk wie deze derden
zijn; gedacht kan worden aan allerlei tipgevers. Niet is
geconstateerd dat zich onder deze tipgevers ook CID-en bevinden. In
1994 waren er ongeveer 3.000 verzoeken om gegevens uit het systeem
Vennoot in verband met de opsporing. De meeste verzoeken waren
afkomstig van de regionale politiekorpsen, de Belastingdienst
(incl. FIOD), de CRI, de ECD, de AID, de Bureaus financile
ondersteuning (BFO’s) en de douane.