5.2 Omschrijving methode
5.2.1 Definitie
Door de commissie-de Wit worden drie vormen van infiltratie
onderscheiden: I. Het door een politiefunctionaris of burger, al
dan niet onder de dekmantel van een aangenomen identiteit, onder
gezag en regie van politie en openbaar ministerie, binnendringen in
het criminele milieu of deel uitmaken van een criminele
organisatie, ten behoeve van opsporing en vervolging. II. Het,
onder gezag en regie van politie en openbaar ministerie, gebruik
maken van een persoon die reeds deel uitmaakt van een criminele
organisatie en zich als zodanig, met toestemming van politie en
openbaar ministerie, schuldig maakt aan bepaalde strafbare
feiten.
III. Het, onder gezag en regie van politie en openbaar
ministerie, nebenbei, om een criminele organisatie heen, opzetten
en exploiteren van een coverbedrijf of een structuur van
coverbedrijven, door middel waarvan facilitaire ondersteuning, in
de vorm van goederen of diensten aan de criminele organisatie wordt
aangeboden op het moment dat die organisatie daarom vraagt.
Noot
Op voet van dit onderscheid definieert de commissie infiltratie
als het met het oog op opsporing en vervolging onder gezag en regie
van politie en openbaar ministerie binnendringen in een criminele
organisatie of groep, het ervan deel uitmaken, het gebruik maken
van personen die er reeds deel van uitmaken of het (desgevraagd)
ondersteunen ervan, indien dit optreden gepaard gaat met het I)
aannemen van een valse identiteit en/of II) plegen van strafbare
feiten en/of III) aanbieden van goederen en/of diensten aan de
criminele organisatie of groep.
Zoals in hoofdstuk 4 reeds is beschreven, merkt de commissie
een gestuurde informant dus aan als burgerinfiltrant,
indien hij onder gezag en regie van politie en openbaar ministerie
strafbare feiten pleegt of de criminele organisatie ondersteunt,
dan wel optreedt onder een valse identiteit. Veel
personen die in de praktijk als informant (in politiejargon soms
informatiepositie genoemd) worden aangemerkt, voldoen aan het
criterium dat zij als gestuurde informant de criminele organisatie
ondersteunen. Deze benadering heeft – wellicht daardoor – feitelijk
nog niet algemeen ingang gevonden. Dikwijls worden personen als
informant aangeduid, waar zij volgens voormelde criteria infiltrant
zijn. Zo is opgemerkt dat van de informanten 20% zou kunnen worden
aangemerkt als burgerinfiltrant. In de praktijk wordt het
onderscheid met grote verschillen gemaakt. Ter illustratie daarvan
dient het volgende. In overeenstemming met de door de commissie
gekozen definitie zijn in de praktijk aangetroffen opmerkingen dat
een informant infiltrant wordt, zodra hij met toestemming strafbare
feiten pleegt, of als hem gevraagd wordt een loods te huren, omdat
een transport wordt verwacht en hij vervolgens ook met medeweten of
onder regie van het openbaar ministerie die loods huurt.
Verder dan de commissie gaat de in de praktijk ook wel
aangetroffen opvatting dat een gestuurde informant (die andere
activiteiten gaat verrichten dan hij uit zichzelf zou doen) een
infiltrant wordt. Ook verder gaat de door een CID-officier geuite
opvatting dat een informant die diep in de organisatie functioneert
een infiltrant is.
5.2.2 Verschijningsvormen
Onderscheid dient te worden gemaakt tussen de navolgende
verschijningsvormen van infiltratie: pseudo-koop, pseudo-verkoop,
projectmatige infiltratie, frontstores en gecontroleerde aflevering
en (gecontroleerde) doorlating. Elk van deze vormen kan met
gebruikmaking van politie dan wel burger-infiltranten
plaatsvinden.
Pseudo-koop
Pseudo-koop is een vorm van infiltratie, gericht op de aankoop
of poging daartoe van een goed, teneinde
strafprocessueel te kunnen optreden tegen de verkoper(s) en anderen
die met betrekking tot dat goed een strafbaar feit hebben gepleegd
of gaan plegen.
In de meeste landen beginnen experimenten met infiltratie via de
pseudo-koop. Dat was ook in ons land het geval. Tot 1990 ging het
vooral om eenmalige pseudo-kopen die geschiedde op basis van
inlichtingen van een informant.
- De voorzitter :
- Vertelt u, graag kort, hoe het met de pseudo-koop
ging. - De heer Naey:
- Als je als politie een tip krijgt over iemand die drugs in
de aanbieding heeft, moet je die tip controleren op
betrouwbaarheid. Vervolgens moet je je afvragen of die tipgever
onderdeel vormt van de organisatie die de drugs wil leveren. In
zo’n geval werd een politie-informant opgestart om samen met die
tipgever het traject in te gaan richting de drugsorganisatie. De
eerste stap was te zorgen dat die tipgever eruit gewerkt werd. Men
introduceerde een politieman under cover en de tipgever ging weg,
want die mocht geen risico lopen als de zaak naderhand zou
uitkomen. De eerste infiltrant ging controleren of de tipgever
betrouwbare informatie had verstrekt. Als dat het geval bleek, kon
in de CID-sfeer of in de tactische sfeer worden vastgesteld of de
informatie dat iemand drugs wilde verkopen betrouwbaar was. De
politie-infiltrant had intussen het vertrouwen gewonnen van een
aantal mensen uit zo’n crimineel milieu. De volgende stap was om de
informatie die er lag, zo los te weken dat de betrokken politieman
verdween, waardoor het speuren naar de aanvankelijke tipgever werd
bemoeilijkt. Ik kan vertellen dat de creativiteit op dit punt niet
zoveel grenzen kent. Ik beschrijf onder andere de variant dat een
politieman de informatie die hij heeft verzameld bij zijn eigen
baas kan afmelden en in het archief kan stoppen, maar ook kan gaan
naar de CID van een ander korps en daar als tipgever en
tegen betaling informatie kan verstrekken die genoteerd wordt als
CID-informatie. - De voorzitter:
- U zegt dus dat vroeger politiemensen ook in andere regio’s
als het ware als informant werden gebruikt. Werden zij daar
ook voor betaald? - De heer Naey:
- Ja, voor zover ik begrepen heb. Dat is een kwestie van
boekhouding en dat vergt dat je helemaal doet alsof het echt is.
Dat betekent dat van de informatie van die politie-infiltrant
– in mijn oratie noem ik dat witwassen, maar dat kan men
ook zien als het vastleggen in een ander traject – melding wordt
gemaakt. Wat de grap is en waarom ik daar kritisch over schrijf, is
dat de informatie weer terug wordt gesluisd naar de oorspronkelijke
regio… - De voorzitter:
- …zodat het lijkt alsof die informatie uit een andere hoek
van het land komt. - De heer Naey:
- Ja. Ik noem dit witwassen. Je kunt het ook het
verrijken van informatie noemen en zijn nog andere mooie termen
voor te verzinnen. Het komt erop neer dat het bij het politiekorps
waar de zaak startte, begon met een tip en dat het er ook eindigde
met een tip. Het verschil is dat de laatste tip, die via het
circuit is gemaakt, heel betrouwbaar en hard is, want deze
correspondeert met de eigen informatie via de eerste tip. Het is
dus een bevestiging van informatie en daarmee kun je gaan
werken. - De voorzitter:
- Weet u of het in vele gevallen voorgekomen is dat in de tijd
van de pseudo-koop politiemensen als informant bij
een andere regio werden ingeschreven? - De heer Naey:
- Ik heb de indruk dat het regelmatig voorkwam.
- De voorzitter:
- Weet u het ook?
- De heer Naey:
- Dat kan ik niet weten. Noot De onderwereld
krijgt echter al snel lucht van de methode pseudo-koop en bovendien
worden de topfiguren op die manier nooit bereikt. Er is dan ook wel
gezegd dat pseudo-koop een aflopende zaak is. Als manier om (via
infiltratie) zicht te krijgen op de structuur van en de betrokkenen
bij een criminele organisatie wordt tegenwoordig lange
termijninfiltratie noodzakelijk geacht. Toch komt de pseudo-koop
nog wel voor, in het bijzonder bij de afronding van een langdurige
actie, om definitief bewijsmateriaal te verkrijgen: de pseudo-koop
is dan tevens het moment van aanhouding. - De heer De Wit:
- De richtlijnen gaan ervan uit dat pseudo-koop
gekoppeld is aan opsporing en vervolging, dus aan een duidelijk
strafprocessueel doel. Dat komt in de zaken ook bijna altijd ter
sprake. Maar het is wel zo dat je in de praktijk een ontwikkeling
ziet waarbij dat strafprocessuele doel enige rek heeft
gekregen. In de doorlichting van het ministerie van Justitie
treffen we zowel de termen pseudo-koop, monsteraankoop,
vertrouwensaankoop als vooraankoop aan. De term vooraankoop lijkt
te worden gereserveerd voor de aankoop van een geringe hoeveelheid
of een enkel exemplaar van een grotere partij, hetzij om het
monster te kunnen testen, hetzij om de betrouwbaarheid van de koper
te vergroten.
Pseudo-verkoop
Pseudo-verkoop is een vorm van infiltratie gericht op de verkoop
of poging daartoe van een goed, teneinde
strafprocessueel te kunnen optreden tegen de koper(s) en anderen
die met betrekking tot dat goed een strafbaar feit hebben gepleegd
of gaan plegen. Dit uit de Amerikaanse literatuur als reverse sting
bekend staande middel wordt nog als een zeer bijzonder middel
beschouwd. Het verwerven van een hoeveelheid drugs om als
toonmonster te kunnen dienen of iets dergelijks is ingewikkelder
dan het lijkt. Het is niet zo dat eenvoudigweg eerder in beslag
genomen drugs kunnen worden aangeboden. Juridisch is een probleem
dat de politie daarmee (in strijd met het hierna te bespreken
Tallon-criterium) dreigt de koper uit te lokken. Feitelijk is er
een probleem van geheimhouding, omdat er dan officieel veel mensen
op de hoogte moeten worden gebracht van de reden waarom de drugs de
zogenaamde deponeerkamer zouden moeten verlaten. Eenmaal kwam
pseudo-verkoop bij de Hoge Raad in de zaak Hugo (1993)
Noot aan de orde. In die zaak was door de
Bundeskriminalamt te Wiesbaden (BKA) een transport- en
opslagonderneming genaamd Metrans opgericht (frontstore).
Deze onderneming, die grote partijen cocane in het bezit had van
een organisatie uit Zuid-Amerika, werd gerund door twee
politieambtenaren, van wie n als eigenaar te boek stonden. Een
centrale rol binnen Mertrans werd vervult door burger-infiltrant
Hugo. Hij zorgde voor de verkoop van (onder meer) 125 kilo cocane
aan de Nederlander M. Deze partij is gecontroleerd afgeleverd
(aanhoudingen volgden). De Hoge Raad noemde deze verkoop, in
navolging van het hof, een pseudo-actie en toetste aan de criteria
die gelden voor een gewone pseudo-koop.
Projectmatige infiltratie
Projectmatige infiltratie is het al dan niet onder de dekmantel van
een aangenomen identiteit binnendringen in of deel uitmaken van een
(criminele) organisatie, dan wel het leveren van goederen of
diensten aan die organisatie. Het gaat erom zicht te krijgen op
personen, activiteiten en werkwijzen, ten aanzien waarvan concrete
aanwijzingen bestaan van gepleegde of nog te plegen misdrijven die
tot de georganiseerde criminaliteit gerekend kunnen worden, met als
doel het geheel of gedeeltelijk beindigen van criminele
activiteiten en/of het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen
voordeel (het kan betekenen dat de infiltrant zich metterwoon in
een andere dan zijn eigen plaats moet vestigen).
Een goed voorbeeld biedt het in mei 1992 gestarte en in 1995
beindigde onderzoek naar Turkse drugshandelaren. In dat onderzoek
zijn 9 politie-infiltranten werkzaam geweest. Daarbij moet bedacht
worden dat enkelen van hen slechts een of twee keer hebben
geacteerd, terwijl n (of twee) politie-infiltrant(en) daadwerkelijk
veel contact heeft gehad met de criminele organisatie. Er waren in
totaal drie Duitse politie-infiltranten bij de zaak betrokken. Van
januari 1993 tot juni 1995 zijn de politie-infiltranten in
verschillende combinaties in totaal 119 maal opgetreden. Na een
jaar opbouw van de cover werd door de criminele organisatie aan de
infiltranten 2 kg hard drugs (cocane) te koop aangeboden, nadien is
nog circa vijf keer 2 ( 3) kg herone gekocht. Vervolgens heeft het
infiltratieteam f.100.000 meegenvesteerd in een transport van 160
kg harddrugs uit Turkije. In verband met dit transport werd met
medeweten van de vreemde autoriteiten buiten Nederland geopereerd
en hebben de infiltranten uiteindelijk 20 kg harddrugs geleverd
gekregen. In het totaal is in deze zaak 31 kg harddrugs aangekocht
en f.623.000,- genvesteerd in de aankopen. Noot
Projectmatige infiltraties kennen een lange termijn. Maar
wanneer (of bij welke totale tijdsduur) een infiltratie-actie als
zodanig wordt aangeduid is overigens niet helder. Daarbij komt dat
projectmatige infiltratie vaak eindigt met een pseudo-koop: dan is
de grens met pseudo-koop minder helder. In de eerste plaats kan het
gebeuren dat een pseudo-koop voorafgegaan wordt door een
milieu-verkenning om de relevante personen te identificeren. Zo’n
milieuverkenning kan 3 of 4 maanden duren. Bovendien vinden soms
diverse pseudo-koopacties plaats eer men tot arrestatie overgaat;
zo kan een pseudo-koopactie 4 weken duren. De tendens is dat (met
name politie-)infiltratie-acties langer gaan duren.
Frontstore
Een frontstore-operatie is het opzetten en/of exploiteren van
een coverbedrijf of een structuur van coverbedrijven, door middel
waarvan desgevraagd facilitaire ondersteuning in de vorm van
goederen of diensten aan criminele groeperingen of organisatie
wordt aangeboden. Soms wordt onderscheidt gemaakt tussen
frontstores en backstores.
- De voorzitter:
- Wat bedoelt u met de backstores en de
frontstores? - De heer Vrakking:
- De frontstore is het bedrijf in het verre land waar
het spul wordt ingeladen. Dat wordt in het containertje verzonden
naar de backstore. Dat is het bedrijf in Nederland of in
Duitsland waar het naartoe moet.
Noot
Bij een frontstore gaat het om het aanbieden van goederen en
diensten. Het gaat vooral om het geven van facilitaire
ondersteuning aan criminele organisaties in de logistieke
(transport, loodsenverhuur) en financile (wisselkantoren) sfeer.
Van de frontstore die als zodanig wordt gebruikt, moet
onderscheiden worden het geval waarin een infiltrant een bedrijf
opricht, hetzij om zich een aannemelijke valse identiteit te
verschaffen, dan wel om daarmee een bestemmingsadres te creren.
- De voorzitter:
- Hoeveel nepbedrijven, frontstores, heeft u
opgericht? - De heer Van der Putten:
- Ik heb dat nog eens de revue laten passeren, waar het gaat
om de zaak waarover wij eerder hebben gesproken, de zaak 1991-1992.
Ik heb toen twee frontstores opgericht. Ik maak hierbij de
kanttekening dat vanuit zo’n frontstores geen andere
activiteiten zijn verricht dan: een bestemmingsadres. - De voorzitter:
- Wie betaalde dat?
- De heer Van der Putten:
- Die frontstores? Die werden betaald door de criminele
organisatie. - De voorzitter:
- Via de informant?
- De heer Van der Putten:
- Via de informant, ja. Noot
- De voorzitter:
- Uw frontstores verschillen toch niet zo veel van een
BV-tje van de CID? - De heer Karstens:
- Wij streven ernaar om daadwerkelijk diensten te verlenen en
ook legale activiteiten te ontplooien. Noot
De niet door de Afdeling nationale cordinatie politile infiltratie
van de Divisie CRI (ANCPI) opgezette constructies zijn louter
camouflage. Zij vormen uiteraard naar de letter wel een nep-bedrijf
en sommigen spreken ook in die gevallen van frontstores, maar
bijvoorbeeld Van Vondel ziet de twee door hem opgerichte
fake-bedrijfjes uitdrukkelijk niet als zodanig. Noot De
commissie kiest ter onderscheiding van echte frontstores voor
dergelijke gevallen de term dekmantel-firma.
De praktijk leert dat het opzetten van een frontstore zeer
ingewikkeld is. Het vergt uiteraard papieren, een postadres en een
bankrekening. Ook is denkbaar dat ten behoeve van de opbouw van een
juiste fiscale positie van het bedrijf contact wordt gelegd met het
ministerie van Financin, maar in de praktijk gebeurt dit niet.
Noot De infiltrant gaat bijvoorbeeld zelf een
boekhoudcursus volgen om met de belastingdienst om te kunnen
gaan.
- De heer Karstens:
- Vanuit onze positie gezien, is de belastingdienst in zijn
algemeenheid een geduchte tegenstander. Tot op heden hebben wij de
argwaan van de belastingen nog niet gewekt.
Noot
Het werken met valse identiteiten is met de invoering van de
Gemeentelijke basis administratie (GBA) bemoeilijkt en het kost de
ANCPI – die is belast met de verstrekking van valse identiteiten –
de grootste moeite om in die zin het GBA-systeem te saboteren.
Tot nu toe hebben er geen frontstore-operaties gefunctioneerd,
waarbij (zoals in het Verenigd Koninkrijk wel gebeurt)
publiekscontacten bestaan. De diensten worden verleend aan de
onderzoekssubjecten. Velen staan vanwege de complexiteit sceptisch
tegenover dit middel. Enkele malen is gewag gemaakt van de
mogelijkheid expertise van buitenlandse of Nederlandse bijzondere
opsporingsambtenaren te gebruiken bij het opzetten ervan.
Gecontroleerde aflevering en doorlating
Gecontroleerde aflevering is de methode waarbij wordt toegelaten
dat clandestiene of verdachte zendingen met medeweten en onder
toezicht van de bevoegde autoriteiten worden verplaatst, teneinde
personen te identificeren die betrokken zijn bij het begaan van
strafbare feiten, dan wel bewijs tegen die personen te verzamelen.
Deze definitie is een parafrase van art. 1 sub g van het Verdrag
van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen
en psychotrope stoffen, Wenen 20 december 1988. Twee vormen worden
onderscheiden: a) die waarbij de politie zich beperkt tot
observatiewerkzaamheden en geen invloed heeft op de verrichtingen
van het subject van observatie en b) die, waarbij sprake is van
koeriersdiensten verricht door infiltranten, werkzaam onder gezag
en regie van politie en openbaar ministerie. Dit kunnen zowel
politiefunctionarissen als burgers zijn.
Bij de gebruikelijke gecontroleerde aflevering wordt getracht om
kort na of tegelijk met de vaststelling wie de betrokken personen
zijn tot arrestatie over te gaan en de gevolgde zendingen in beslag
te nemen. In sommige gevallen wordt echter besloten niet de eerste
ontvanger te arresteren, maar na diens identificatie te bezien aan
wie hij de zending doorlevert. De inbeslagneming kan ook (al dan
niet in combinatie met een arrestatie) in de tweede of derde hand
geschieden. In een aantal gevallen zullen dan personen die bij de
eerste aflevering betrokken waren niet (meer) kunnen worden
gearresteerd. Voor de situatie waarin wel inbeslaggenomen
wordt,
maar geen arrestaties plaatsvinden wordt de term geveegd
gehanteerd.
- De voorzitter:
- Ik wil nog even ergens op terugkomen. U sprak van vegen; dat
betekent dat een door u als mogelijk verdacht aangemerkte container
door de douane in de haven bekeken wordt. Er worden verdovende
middelen aangetroffen, meestal met behulp van een hond, denk ik,
waarna er geveegd wordt. Dat wil dus zeggen: de partij wordt
vernietigd. - De heer Huisman:
- Inderdaad. In een aantal gevallen is er onvoldoende
opsporingscapaciteit, waardoor besloten wordt om een partij te
vegen. - De voorzitter:
- Hoeveel is er in het afgelopen jaar geveegd omdat de
FIOD niet genoeg opsporingscapaciteit had? - De heer Huisman:
- Ik schat dat dat ongeveer 80 ton is. Noot Uit
paragraaf 5.4.1 zal blijken dat met enige regelmaat onbedoeld
partijen die gecontroleerd worden afgeleverd op de markt komen. Van
die gevallen moeten worden onderscheiden de gevallen waarbij bewust
niet wordt opgetreden (geen arrestaties, noch inbeslagnemingen): in
die gevallen spreekt de commissie van doorlatingen. Deze kunnen
tweerlei doel hebben: 1) de doorlating kan dienen om de organisatie
die een partij drugs als lijntest heeft verzonden in de waan te
laten dat zij een goede lijn heeft opgezet, teneinde een grotere
lading in beslag te kunnen nemen; 2) de doorlating kan dienen om
een informant van de politie door zijn succesvolle optreden te
laten groeien ten opzichte van de organisatie, ten gevolge waarvan
hij hoogwaardiger informatie zou kunnen leveren. Daarnaast speelt
ook het zicht krijgen op de organisatie (de structuur, de
opslagplaatsen, de werkwijze e.d.) een rol. Overigens wordt
doorlating soms aangeduid als doorlevering. Gecontroleerde
afleveringen waarbij tevens onder regie van politie en openbaar
ministerie koeriersdiensten worden verricht kunnen evenals de
doorlatingen uiteraard worden beschouwd als infiltratie: het gaat
immers om (tijdelijke) ondersteuning van een criminele organisatie.
Dat is ander in het geval waarbij de gecontroleerde aflevering of
doorlating slechts bestaat in observatie. Toch wordt hierop in het
kader van de infiltratie nader ingegaan, al was het maar omdat de
politie dan de criminele organisatie in staat stelt tijdelijk haar
activiteiten voort te zetten.