4.5 Tegenprestaties voor informatie: geld en deals
De tegenprestaties kunnen worden geleverd in geld of andere
prestaties. Er dient hier op te worden gewezen dat tegenover
geleverde inlichtingen niet steeds een tegenprestatie behoeft te
staan. Te denken valt bijvoorbeeld aan incidentele tipgevers uit de
bovenwereld die hun informatie om niet ter beschikking van de
politie stellen. Maar ook criminele informanten stellen soms hun
informatie ter beschikking van de politie zonder dat het hen (in de
eerste plaats) gaat om het geld dat er mee te verdienen is. Ze
hebben bijvoorbeeld de verwachting dat het hen wat zal opleveren
als ze worden aangehouden voor een gepleegd strafbaar feit;
- De heer Mosterd :
- Ik heb het idee dat de laatste tijd met name informanten
die zeer zeker ook een criminele achtergrond hebben, zaken met
ons doen, om daarmee later, als zij voor het een of ander gepakt
worden, te - kunnen zeggen:
- dat hebben wij in opdracht van de CID
gedaan. - De voorzitter:
- Dat zeggen ze toch nooit zo? Ze zeggen toch altijd: ik werk
ook voor de politie. - De heer Mosterd:
- Wij spreken het altijd met ze af, maar er zijn er al een
heleboel die op het moment dat zij aangehouden worden voor een
strafbaar feit, toch zeggen: ik praat met de CID – of ze
noemen het ook wel de CRI; dat is een verwarring die zij hebben,
maar daar bedoelen zij altijd CID mee – en zij proberen op
die manier de politie aan het twijfelen te maken, en ook
justitie. Noot
of dat ze door hun informantenrol een kijkje in de politie-keuken
krijgen en zo op de hoogte zijn van waar de politie mee bezig
is;
- De heer Hiddema:
- Ja. Maar dan gaat men ervan uit dat ook hun organisatie al
is, of ooit bezocht zal worden, door een burgerinfiltrant.
Wat doet men? Men anticipeert op die mogelijkheid; men stuurt zelf
een vertrouweling naar het politiebureau. Die man moet dan zeggen:
ik ben Pietje en ik wil graag infiltreren in de organisatie van Y,
want daar weet ik alles van. Maar Y heeft hem zelf gestuurd. Dat is
zeer profijtelijk, want zo neutraliseer je het effect van een
politie-informant – het is immers je eigen informant – maar
je kunt gelijktijdig ook in de politiekeuken kijken, om te zien wat
ze tegen jou aan het uitbroeden zijn. Noot
danwel, dat door middel van de informatieverstrekking hun
concurrent wordt uitgeschakeld;
- De voorzitter:
- Toch ook uit concurrentieoverwegingen? Je kunt toch je
concurrent zo uitschakelen? - De heer Paulissen:
- Dat zou op een gegeven moment kunnen.
- De voorzitter:
- Het is toch zo. In de XTC-wereld – waarin u veel beter thuis
bent dan wij – is dat toch ook aan de orde van de dag? - De heer Paulissen:
- Ik weet niet of het vaak voorkomt dat een informant
daar zit puur om een concurrent uit te schakelen. (…) En in
sommige gevallen wisten wij dat ook wel. Maar het is geen schering
en inslag. Noot
4.5.1 Tegenprestaties in geld
Voor de uitbetaling in geld door politie en justitie is de
Regeling tip-,toon- en voorkoopgelden van belang. Deze regeling
onderscheidt tipgelden door politie en justitie, tipgelden door
verzekeraars, banken en andere derden, voorkoopgelden, toongelden
en onkostenvergoedingen/werkgelden.
Onder tipgeld wordt verstaan al dan niet van
overheidswege verstrekte gelden die aan een informant worden
uitgekeerd als beloning voor door hem verstrekte inlichtingen welke
in beginsel geleid hebben tot de opsporing van de daders van een
gepleegd misdrijf, daaronder poging medebegrepen, of ter voorkoming
van een misdrijf.
Onder toongeld wordt verstaan geld dat met machtiging van
de overheid ter beschikking wordt gesteld om een pseudokoper in
staat te stellen blijk te geven van zijn belangstelling en
kredietwaardigheid voor de aankoop van een partij ongeoorloofde
goederen.
Bij voorkoop is sprake van de aankoop van een monster
en/of van een partij goederen met de bedoeling vast te stellen of
deze een ongeoorloofd karakter hebben. Voorkoopgeld is dan het geld
dat door de overheid beschikbaar wordt gesteld voor het verrichten
van een voorkoop.
Daarnaast wordt in de regeling nog gesproken van
onkostenvergoeding/werkgeld. Dit is de geldelijke vergoeding
voor gemaakte onkosten/tijdverzuim aan de informant die op verzoek
van politie/openbaar ministerie tracht criminele inlichtingen in te
winnen omtrent een gepleegd of te verwachten misdrijf. De regeling
vindt niet alleen toepassing bij georganiseerde criminaliteit, maar
ook bij klassieke delicten (bijvoorbeeld levensdelicten,
zedendelicten en vermogensdelicten).
De Vergadering van procureurs-generaal heeft eind 1981 de
behoefte uitgesproken aan een algemene, uit een oogpunt van
opsporingstechniek verantwoorde regeling inzake de verstrekking van
tipgelden aan informanten. Deze uitspraak heeft geleid tot de
instelling van een werkgroep die in 1983 met haar rapport is
gekomen, waarin een aantal uitgangspunten en gedragsregels is
geformuleerd met betrekking tot de omgang met en de registratie van
informanten, het verwerken en uitwisselen van verkregen
inlichtingen en het uitbetalen van geldelijke beloningen. Dit
rapport heeft geleid tot de vaststelling van de Regeling tip- toon-
en voorkoopgelden van 1985, die sinds die tijd niet meer is
gewijzigd. In de regeling worden normen noch criteria gegeven ten
aanzien van de hoogte van de tipgelden die door justitie kunnen
worden uitgekeerd (voor tipgelden van derden geldt de
10%-regeling). Teneinde hieraan tegemoet te komen is in 1988 de
Werkgroep tipgelden opgericht. Dit heeft geleid tot de invoering
van wegingsfactoren ter vaststelling van de hoogte van
tipgeldbedragen per 1 juni 1991. Noot Eind 1993 is een
Werkgroep actualisering tipgelden ingesteld, die tot nu toe echter
een slapend bestaan heeft geleid. In het jaarverslag 1993 van de
Afdeling cordinatie criminele
inlichtingen van de CRI wordt vermeld dat in die werkgroep in ieder
geval onderwerpen behandeld zullen worden als het tussentijds
belonen van informanten in verband met door hen verrichte
werkzaamheden, de wijze van uitbetaling van tipgelden, het
bijhouden van administratie omtrent uitbetalen van tipgeld en de
bewaartermijn van kwitanties. Noot
Niet alleen politie en justitie stellen geld beschikbaar om de
informant voor zijn inlichtingen te betalen. Ook andere
belanghebbenden, zoals de PTT, banken, verzekeringsmaatschappen,
expertisebureaus en particuliere bedrijven doen dit. Wanneer
anderen beloningen in het vooruitzicht stellen wordt het niet
bezwaarlijk geacht dat politie en justitie bemiddelen, aangezien
opsporing van de gestolen goederen tevens kan leiden tot de
opsporing van de daders. In dit kader is er een Regeling tipgelden
beschikbaar te stellen door verzekeraars en/of expertisebureaus.
Noot
Dit betreft een uitvoeringsregeling waarin bepaald is dat bij
het beschikbaar stellen van tipgelden moet worden gehandeld conform
de Regeling tip- toon en voorkoopgelden. In deze regeling wordt
bepaald dat alleen tipgeld wordt betaald voor informatie die naar
dader en buit leidt. Daarnaast is bepaald dat de anonimiteit van de
informant gewaarborgd blijft, dat de naam van de betrokken
verzekeringsmaatschappij/expertisebureau niet aan de informant
wordt meegedeeld, alsmede dat de hoogte van het tipgeld in beginsel
10 % van de waarde van de verzekerde goederen in de toestand waarin
zij zijn teruggevonden bedraagt. Sinds mei 1989 hebben de
schadeverzekeraars via hun samenwerkingsverband CIS (Centraal
Informatiesysteem Schade) een gezamenlijk aanspreekpunt voor
politie in het leven geroepen. Het CIS treedt daarbij op als
cordinatiepunt voor de belanghebbende verzekeringsmaatschappij, die
op het moment dat de tip binnenkomt nog onbekend is of onbereikbaar
is (weekeinden) en garandeert namens de verzekeraars de betaling
van het tipgeld. Noot Door medewerkers van een
particulier beveiligingsbureau is te kennen gegeven dat de CID het
bureau benadert met de vraag of zij tipgeld kunnen regelen. Het
particuliere bureau neemt dan contact op met het bedrijf dat
slachtoffer van het delict is. Dat staat welwillend tegenover een
dergelijk verzoek omdat het van de CID afkomstig is.
Noot
Er wordt geen afzonderlijke aandacht besteed aan de affiches op
openbare plaatsen waarop staat vermeld dat de hoofdofficier van
justitie een beloning in het vooruitzicht stelt aan een ieder die
inlichtingen kan verschaffen over een bepaald misdrijf.
Opmerkelijk is dat er in dit kader in de periode tussen 1967 en
juni 1990 meer dan twee miljoen gulden is uitgeloofd, terwijl er
nog geen twee ton is uitgekeerd. Het geld voor deze beloningen komt
uit de begrotingspost gerechtelijke kosten. De beloningen op basis
van de Regeling tip- toon- en voorkoopgelden wordt afgeboekt op de
post geheime kosten.
Procedure
Indien de politie het wenselijk acht dat aan een informant
tipgeld in het vooruitzicht wordt gesteld moet overeenstemming
worden bereikt over de vraag welke beloning er beschikbaar wordt
gesteld. Er wordt aan gehecht dat de hoogte van de vergoeding pas
achteraf wordt bepaald. Het vermoeden bestaat echter dat er in
strijd met de voorschriften soms toch al vooraf toezeggingen over
bepaalde bedragen worden gedaan.
Een departementsambtenaar vraagt zich af of uit de aanvraag van
een bedrag van f.28.500 (in plaats van gewoon f.25.000 of f.30.000)
niet af te leiden valt dat er toezeggingen aan informanten over de
hoogte van bedragen worden gedaan. Ook verwondert hij zich over het
feit dat wanneer een aangevraagd bedrag slechts gedeeltelijk wordt
toegekend er een brief van de hoofdofficier van justitie komt met
het verzoek alsnog het gehele bedrag uit te keren.
Noot
Een voorstel betreffende de hoogte wordt gedaan door de runners
in samenspraak met de chef-CID. Vervolgens wordt contact opgenomen
met de officier van justitie die de betreffende zaak behandelt.
Vrijwel altijd is dit de CID-officier van justitie.
De CID-officier dient te bepalen uit welke geldstroom betalingen
plaatsvinden. In de praktijk geldt stilzwijgend de afspraak dat
tipgelden van f.500 of minder uit het eigen politiebudget worden
gefinancierd. De betrokkenheid van de officier van justitie vindt
zijn grondslag in de verantwoordelijkheid van het openbaar
ministerie voor de eenvormigheid in de wijze waarop tipgelden,
langs alle genoemde financieringskanalen, in het vooruitzicht
worden gesteld.
Indien de officier van justitie, in overleg met de
hoofdofficier, toestemming verleent, wordt bepaald uit welke bron
het tipgeld kan worden verkregen: departement van Justitie,
belanghebbende derde of het eigen budget van de politie.
Voor de onkostenvergoedingen komen formeel die informanten in
aanmerking die op verzoek van politie of
openbaar ministerie inlichtingen trachten in te winnen. In de
praktijk blijkt niet dat het op verzoek inlichtingen verschaffen
een voorwaarde is voor het ontvangen van een onkostenvergoeding,
noch van het op het tipgeld in mindering brengen van reeds betaalde
onkostenvergoedingen. Het gaat zelfs niet enkel om vergoedingen
voor reel gemaakte kosten. Er zit ook een element van aanmoediging
in. De als onkostenvergoedingen (of als werkgeld of
ontmoetingskosten) uitbetaalde bedragen betreffen altijd afgeronde
bedragen tussen de f.50 en f.500. Noot Het is aan de
runners – die soms een bepaald budget per maand krijgen – om de
hoogte vast te stellen, zij het dat bedragen boven de f.500
uitdrukkelijke toestemming van de CID-chef behoeven (in diverse
regio’s ligt die grens lager).
Indien een beroep wordt gedaan op de departementale middelen
wendt de behandelend officier van justitie zich, zodra de
verstrekte informatie tot het gewenste doel heeft geleid,
schriftelijk door tussenkomst van de hoofdofficier tot het
ministerie van Justitie. In geval het hogere bedragen betreft
(f.20.000 of meer) komt het voor dat de aanvraag door de
procureur-generaal is ondertekend. In alle gevallen dient een
afschrift van de aanvragen te worden gezonden aan de
procureur-generaal.
De aanvragen variren zeer naar vorm en inhoud. Wel wordt vrijwel
altijd melding gemaakt van de verdachten op wie het onderzoek
betrekking heeft, alsmede van het verloop van het onderzoek. Verder
is de onderbouwing van de aanvragen tot tipgeld zeer uiteenlopend.
De rapporten die de aanvragen vergezellen zijn soms opgesteld door
de runners, soms door de afdelingschef. De hoogte van de gevraagde
tipgelden worden zelden nader gemotiveerd, anders dan risico
gelopen, waardevolle informatie, ernst van de feiten. Meerdere
malen blijkt uit de aanvraag zelf niet dat de officier van justitie
een machtiging of instemming van de hoofdofficier heeft.
Bij het ministerie van Justitie wordt de naam van de informant
niet bekend, soms wordt de code van de informant genoemd. Er is op
gewezen dat de identiteit van de tipgever wel bekend zou horen te
worden gemaakt aan het ministerie om te voorkomen dat de overheid
de misdaad financiert. Men wil in de nieuw tot stand te brengen
regeling het noemen van de landelijke CRI-code verplicht stellen,
zodat een landelijke registratie mogelijk is. Noot
De CRI heeft bij het verstrekken van tipgelden, bijvoorbeeld ten
aanzien van de hoogte van een in een bepaald geval gebruikelijke
beloning, een adviserende taak. Daarnaast moet de CRI gegevens
registreren over de verstrekte tipgelden en de gedane voorkopen
ongeacht of deze door politie of justitie, dan wel door bemiddeling
van de politie door verzekeringsmaatschappijen of andere derden
zijn betaald. Deze centrale registratie blijkt in de praktijk niet,
dan wel onvolledig plaats te vinden. Het ministerie van Justitie
beschikt slechts over een overzicht van aanvragen voor en
uitbetalingen uit de eigen pot. Uit de aan de commissie door een
zestal regio’s toegezonden stukken blijkt echter dat vijf regio’s
wel overzichten van tip- en toongelden uitgesplitst naar bron van
herkomst aan de CRI toezonden. Uit vergelijking van de gegevens van
het ministerie en die van de Afdeling cordinatie criminele
inlichtingen van de CRI blijkt dat de politie altijd gebruik maakt
van de adviserende functie van de CRI indien het gaat om aanspraken
op de Regeling tip- toon- en voorkoopgelden.
In 1993 werden 348 verzoeken om tipgeld bij de ACCI ingediend.
In 40 gevallen is door tussenkomst van de afdeling een bedrag
vastgesteld dat lager lag dan het gevraagde bedrag. In 30 gevallen
is een bedrag vastgesteld dat juist weer hoger was dan het
voorgestelde bedrag. In 303 van de bovengenoemde gevallen is
uiteindelijk ook een uitbetaling gevolgd. Het getal van 303 komt
overeen met het door het Ministerie opgegeven aantal uitbetalingen
in het jaar 1993. Noot
Ten departemente wordt elke keer een individuele afweging
gemaakt, waarbij de enige garantie voor eenvormigheid is dat n
departementsambtenaar bij de behandeling van alle aanvragen voor
tipgelden betrokken is. Tot een bedrag van f.100.000 maakt hij de
afweging zelf, boven dat bedrag vindt overleg met het hoofd van de
Directie Politie plaats. Er is geen vast bedrag bekend waarboven
toestemming van de secretaris-generaal wordt gevraagd. Tot op heden
is dit tweemaal gebeurd, bij een bedrag van f.275.000.
Noot Voorwaarden
In de regeling is een aantal voorwaarden geformuleerd waaronder
tot betaling van tipgelden mag worden overgegaan. Allereerst geldt
als hoofdregel no cure, no pay: de politie mag bij criminele
inlichtingen slechts een geldelijke beloning in het vooruitzicht
stellen onder voorwaarde dat alleen tot betaling zal worden
overgegaan, indien de verstrekte inlichtingen (mede) hebben geleid
tot de aanhouding van de daders, althans tot vaststelling van hun
identiteit. In de praktijk keert het departement tipgeld uit indien
sprake is van een aangehouden verdachte, danwel dat de identiteit
van de verdachte bekend geworden is.
- De heer De Graaf:
- De regeling is gebaseerd op het beginsel geen dader, geen
beloning. Is dat in de praktijk volgehouden? - De heer Zwanenburg:
- Ja, in die zin dat wij het begrip dader hebben verruimd naar
het begrip verdachte. - De heer De Graaf:
- Moet dat een aangehouden verdachte zijn?
- De heer Zwanenburg:
- Een aangehouden verdachte of het bekend worden van de
identiteit van de verdachte. Noot Op deze hoofdregel zijn
uitzonderingen mogelijk. Voor het maken van een uitzondering is
overleg met het openbaar ministerie noodzakelijk. In de regeling
worden enkele uitzonderingen genoemd: bijvoorbeeld aan kostbare
schilderijen. – Door de informatie zijn goederen opgespoord die van
(nagenoeg) onvervangbare waarde zijn. Te denken valt zijn indien de
voorbereiding van het misdrijf zich in een zodanige fase bevindt
dat het zonder ingrijpen van de – De informatie heeft er toe geleid
dat een ernstig misdrijf kon worden voorkomen. Hiervan kan slechts
sprake overheid inderdaad zou zijn gepleegd. heeft de informatie
niet geleid tot het beoogde doel. – De informatie was weliswaar
juist, maar door omstandigheden gelegen buiten de invloed van de
informant Als voorwaarde voor uitbetaling geldt voorts dat deze
niet plaatsvindt, indien blijkt dat de informant bij het
desbetreffende opsporingsonderzoek als verdachte kan worden
aangemerkt. Deze voorwaarde geldt niet als de informant buiten de
zaak waarin hij informatie verschaft strafbare feiten begaat. Dan
krijgt hij zijn beloning, ook al verdwijnt hij naar de gevangenis.
Te bedenken is dat ook gedetineerden als informant optreden. Alleen
in het geval van gelden uitbetaald door verzekeringsmaatschappijen,
expertisebureaus en banken geeft de regeling concrete normen voor
de vaststelling van de hoogte van het tipgeld. Deze is in beginsel
tien procent van de waarde van de goederen of de verwachte schade.
Voor de overige tipgelden vermeldt de regeling slechts dat het
tipgeld varieert in hoogte met de waarde die aan de inlichtingen
wordt toegekend. In het rapport van de Werkgroep tipgelden van de
Rechercheadviescommissie uit 1989 wordt een model gegeven voor de
berekening van de hoogte van de tipgelden. Dit model is landelijk
per 1 juni 1991 ingevoerd. Er wordt gewerkt met acht
wegingsfactoren, die elk op een bepaalde puntenwaarde worden
gewaardeerd. Het gaat achtereenvolgens om: 1. het risico van de
informant; 2. de schade, die wordt aangebracht aan de criminele
organisatie door de aanhouding van verdachten; 3. het kaliber en/of
de organisatiegraad van de verdachten; 4. het maatschappelijk
belang van de zaak; 5. het verleden van de informant; 6. de
betrouwbaarheid van de informant; 7. de lokale omstandigheden ten
aanzien van de criminaliteit; 8. het aantal verdachten. De factoren
1 t/m 4 wegen het zwaarst. Aan factor 1 wordt een waarde van 20
toegekend en aan de factoren 2 t/m 4 ieder een maximale waarde van
10 punten. Aan de overige factoren wordt ieder een maximale
waardering van 5 punten toegekend. Aan de op deze wijze bereikte
score kan een mate van verhoging van een basis-tipgeldbedrag worden
gerelateerd. Bij een score van 30 t/m 35 wordt de uitkering
verhoogd met 100%. Een verhoging tussen 100 en 200% vindt plaats
bij een score van 35 tot 65. De verhoging met 200% vindt plaats bij
een score van tussen 65 en 70. Het systeem van wegingsfactoren met
bijbehorende puntenwaardering is volgens de circulaire slechts
bedoeld een richtinggevend hulpmiddel te zijn. Het rapport van de
werkgroep, noch de invoeringscirculaire Noot bevat een
concreet basisbedrag. De werkgroep gaat uit van in de praktijk
gegroeide basisbedragen. In de circulaire wordt opgemerkt dat het
niet zinvol is om een basisbedrag per delictsoort vast te stellen.
Er wordt verwezen naar een gewoonteregel in drugszaken die in
enkele arrondissementen blijkt te bestaan, inhoudende dat een
tipgever f.1.000 per kilo harddrugs en f.1 per kilo softdrugs
betaald krijgt. Daarover wordt opgemerkt dat deze basisbedragen te
star en te willekeurig zijn en bovendien afbreuk doen aan de
noodzakelijke beleidsvrijheid van het OM. De puntentelling wordt
door het ministerie van Justitie bij de beoordeling van de
tipgeldaanvragen niet gebruikt. Op grond van de wegingsfactoren en
in vergelijking met soortgelijke zaken die eerder hebben gespeeld
komt men op een bedrag uit. De ervaring van de medewerker die de
regeling uitvoert, tezamen met de adviesfunctie van de CRI leidt
tot vorming van intern beleid. - De heer De Graaf:
- Kunt u aangeven hoe u die factoren weegt? Ik begreep uit uw
publikatie waarover wij eerder hebben gesproken, dat daar een
puntentelling bij komt. - De heer Zwanenburg:
- Die puntentelling wordt niet gehanteerd. Er wordt nu gekeken
naar het risico voor de informant, de betrouwbaarheid van
de informant, de aard van de zaak, het kaliber en de
organisatiegraad van de verdachte. Wat heeft het opgeleverd? Om wat
voor soort misdrijf gaat het? In hoeverre is de rechtsorde erdoor
geschaad? Gaat het om woninginbraken of om een grote criminele
organisatie die zich bezighoudt met de invoer van verdovende
middelen? Ook de kostenbesparing voor de politie is een belangrijk
aspect. Op grond van die factoren, met een schatting van de hoogte
van het risico en de organisatiegraad, en in een vergelijking met
soortgelijke zaken die eerder hebben gespeeld, kom je op een
bedrag. - De heer De Graaf:
- Uw ervaringen leiden dus tot een vorm van
jurisprudentie. - De heer Zwanenburg:
- Ja. Noot
Uitbetaling
Het geld dat beschikbaar wordt gesteld voor uitkeringen in het
kader van de Regeling tip-, toon- en voorkoopgelden staat op de
begroting van justitie onder de post geheime uitgaven. Deze post
was altijd begroot op 1,5 miljoen. Voor 1996 is aan de Tweede Kamer
een post van 2 miljoen gulden voorgesteld. Inzake de uitbetaling
van gelden bevat de regeling een aantal voorschriften. Het
uitbetalen van gelden mag uitsluitend geschieden door
politieambtenaren die de informant begeleiden: a) met goedkeuring
en onder begeleiding van de afdelingschef;
b) in aanwezigheid van de directe chef van de politieambtenaren
die de informant begeleiden; c) tegen ontvangst van een door de
informant ondertekende kwitantie.
Aan te nemen is dat het hier om cumulatieve eisen gaat. Op de
kwitantie worden de namen vermeld van de bij de betaling aanwezige
politieambtenaren. Ook zij zijn gehouden de kwitantie te
ondertekenen. Voorgeschreven is voorts dat indien de informant een
kwitantie weigert te ondertekenen de uitbetaling alleen plaats
vindt indien de afdelingschef daarbij aanwezig is. De kwitantie
moet door de afdelingschef voorzien van zijn paraaf of handtekening
aan de chef CID worden gezonden. De chef CID administreert de
uitbetaalde gelden en bewaart de desbetreffende kwitanties. In de
administratie van de politie moeten eventueel bij proces-verbaal
terug te vinden zijn: uit welke bron het geld afkomstig was; een
aanduiding van de zaak waarvoor is uitbetaald en het codenummer van
de informant.
De uitbetaling vindt in sommige regio’s plaats door de runners
in aanwezigheid van hun chef. Elders doen zij het zelf.
In de uitbetaalde tipgelden zit in de loop van de jaren een
aanzienlijke stijging. Tussen 1975 en 1994 steeg het tipgeld van
25.000 gulden naar meer dan anderhalf miljoen gulden.
Tabel 1 Uitbetaalde tipgelden 1995-1990
Tabel
Het hoogst toegekende bedrag waarop de commissie is gestuit is
f.275.000. Dit bedrag is twee maal betaald. Enmaal was dat aan een
zakenman die eerder enkele tienduizenden guldens had genvesteerd.
Daarbij mocht door de informant de criminele winst worden behouden
en werd een afspraak gemaakt met de belastingdienst. In een aantal
andere zaken worden enkele tienduizenden guldens als hoogst bekende
bedragen genoemd.
Ook niet-criminele infiltranten krijgen soms hoge bedragen. Zo
werd in 2 jaar tijd ongeveer f.200.000 aan beloning verstrekt aan
een burgerinfiltrant met blanco strafregister. Een
materiedeskundige kreeg ooit f.250.000.
Meer dan de helft van de door justitie uitbetaalde f.1,5 miljoen
gulden werd in 1994 uitgekeerd door de CID Amsterdam. In de meeste
arrondissementen wordt hooguit enkele tientallen keren keer per
jaar tipgelden uitgekeerd en dan doorgaans in de marge tussen f.250
en f.2500. Vergeleken met Amsterdam is het bedrag van de RCID
Zuid-Holland-Zuid gering: in 1994 werd daar een bedrag van f.10.000
en f.1500 gulden aan tipgeld uitgekeerd. Het laatste bedrag was
afkomstig van een verzekeringsmaatschappij in verband met een
autodiefstal.
Over de beloning van informanten die zich ophouden binnen
criminele organisaties wordt vanuit de praktijk opgemerkt dat de
informanten hun leven in de waagschaal stellen en pas veel later
een vergoeding
ontvangen. Die vergoeding staat niet in verhouding tot het geld dat
in een dergelijke organisatie omgaat.
- De heer Paulissen:
- Qua betalingen hebben wij altijd de lijn gehanteerd dat wij
bepalen hoeveel de informant krijgt. En er zijn dus ook
informanten afgehaakt. In die tijd (1988: red.) konden wij,
geloof ik, een gulden per kilo hasj betalen. Als wij een verhaal
hadden over een hele organisatie, dan werd het nog wat meer. Als je
dat afzet tegen de winsten die de man kon boeken door gewoon
transporten te doen, zijn het schijntjes. Dus dan haken er ook
gewoon informanten af. Noot - De heer Karstens:
- Ik noem maar iets. Als je 2 mln. inbrengt, zul je op zijn
minst enkele tonnen moeten geven om zijn levensstijl op te
houden. Noot
Er is in 1994 een akte van dading gesloten met een informant van
het IRT. De informant heeft in verband met zijn afbouw een bedrag
gekregen tussen de 1 en de 4 miljoen. Dit bedrag is niet uit het
potje van de tip- toon en voorkoopgelden gekomen, hoewel het voor
een deel bestond uit tipgeld voor door hem gegeven inlichtingen.
- De heer De Graaf:
- Dan de afbouw van een informant. Er heeft
vorig jaar een afbouw plaatsgevonden, zoals het in het
jargon is genoemd. Wat betekent dat precies, een
afbouw? - De heer Wooldrik:
- Het IRT was ontploft en de informant kon,
doordat het IRT er niet meer was, zijn activiteiten niet
meer ontplooien. Door allerlei rumoer eromheen, het bekend worden
in de pers en wat dies meer zij, was er de vrees dat zijn
identiteit bekend kon worden. Hij moest dus uit die operatie worden
teruggetrokken op een zodanige manier dat zijn identiteit geheim
bleef. Dat noemen wij het afbouwen van een
informant. - De heer De Graaf:
- Heel concreet, wat gebeurt er van de zijde van uw
ministerie? - De heer Wooldrik:
- (…) Er is een voorstel gedaan door, ik dacht, in dit geval
de regio Kennemerland om de informant op een bepaalde manier
af te bouwen. Er is advies gevraagd aan de landsadvocaat. Er is ook
een soort accountantsonderzoek van de CRI geweest om te zien
wat de vermogenspositie van deze informant was. Op grond
daarvan en van de bijdrage die hij in het verleden had geleverd, is
op een gegeven moment een bepaald bedrag tot stand
gekomen.(…) - De voorzitter:
- Waar kreeg die mijnheer of mevrouw nu voor betaald?
- De heer Wooldrik:
- Dat is nu het geheim van de dading. Dat laat je in het
midden. Er is een claim, een wens, een verlangen. Het element van
schadevergoeding is ook van de andere kant naar voren gebracht. Wij
hebben in het midden gelaten waar het voor is. Wij vonden dat de
Staat der Nederlanden ervoor verantwoordelijk was dat de man
dreigde af te branden. Er waren in de pers gesprekken gepubliceerd
die konden leiden tot vaststelling van de identiteit van deze
figuur. Het was een morele verplichting die de Staat der
Nederlanden op zich had genomen. Wij vonden dat het leven van die
man moest worden beschermd en dat wij hem bovendien de kans moesten
geven, zijn schepen hier achter zich te verbranden en ergens anders
opnieuw te beginnen. Daar is een bepaald bedrag uit
gekomen.(…) - De heer De Graaf:
- Wist u in de zomer van 1994 of daaromtrent, als de
afbouw rond komt en akten van dading worden ondertekend, dat de
betrokkene zelf crimineel vermogen had opgebouwd? Was dit het
ministerie bekend? - De heer Wooldrik:
- Het heeft inderdaad een rol gespeeld dat hij in een
crimineel milieu verkeerde en daar inkomsten uit had. Dat was een
van de posten die hebben geleid tot het bedrag dat is
vastgesteld. - De heer De Graaf:
- Was dat criminele vermogen, die criminele winsten,
gegenereerd met medeweten van de politie, bijvoorbeeld in zijn rol
als informant? (…) - De heer Wooldrik:
- Er is toen geprobeerd om er zicht op te krijgen. Daarom zijn
al die rapportages gevraagd, voor zover je erachter kunt komen.
Inmiddels wordt in het rijksrecherche-onderzoek Kennemerland nog
steeds uitgezocht hoe het precies gegaan is. Ik kan er dus geen
eindoordeel over geven. - De voorzitter:
- Klaarblijkelijk is het gevolg van de zaken die wij
onderzoeken, niet alleen dat informanten veel geld hebben
verdiend, maar ook dat de overheid veel geld aan hen heeft
meegegeven. - De heer Wooldrik:
- De claim was een veelvoud van het bedrag dat uiteindelijk is
uitbetaald. - De voorzitter:
- Wat was de claim?
- De heer Wooldrik:
- Over de 10 mln.
- De heer De Graaf:
- Had hij het keurig opgebouwd met schriftelijke
verantwoording en bijlagen? - De heer Wooldrik:
- Wij vonden het niet erg keurig en daarom hebben wij de claim
niet gehonoreerd. - De heer De Graaf:
- In de akte van dading is niet precies gedefinieerd waarvoor
het geld is, heb ik begrepen. - De heer Wooldrik:
- Dat hebben wij inderdaad in het midden gelaten.
- De heer De Graaf:
- U hebt het voor u zelf natuurlijk wel gedaan, want het
ministerie heeft het bedrag moeten opbouwen. (…) Wat zijn de
elementen daarin? - De heer Wooldrik:
- Ik heb de elementen vijf of tien minuten geleden al even
genoemd: morele verplichting,
schadeloosstelling. - De heer De Graaf:
- Schadeloosstelling?
- De heer Wooldrik:
- Dat hebben wij willen vermijden door het woord dading op de
overeenkomst te plakken. - De heer De Graaf:
- Kunt u het element schadevergoeding iets concretiseren? Ging
het om gederfde inkomsten? Zijn nering was verdwenen? - De heer Wooldrik:
- Ja, dat was de claim. Dat vonden wij geen passende
kwalificatie, maar wel dat door onzorgvuldigheid van de zijde van
de rijksoverheid de kans bestond dat zijn identiteit bekend zou
worden. Dat element zat er wel in. - De heer Wooldrik:
- Hij had gedurende enige tijd waardevolle inlichtingen aan
het IRT gegeven. Daar zit het element van tipgeld
in. - De heer De Graaf:
- Had hij niet eerder lagere bedragen uitgekeerd
gekregen? - De heer Wooldrik:
- Nee. Noot
Criminele winsten
De regeling stelt dat aan een informant geen geldelijke beloning
uitbetaald wordt indien blijkt dat hij bij het desbetreffende
opsporingsonderzoek als verdachte kan worden aangemerkt en dat
tegen hem proces-verbaal wordt opgemaakt indien hij zich bij het
verzamelen van inlichtingen schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Deze uit 1985 daterende uitsluiting van criminele activiteiten door
informanten verklaart waarom er in de regeling niets is opgenomen
over het inleveren van criminele winsten. Zij is met de aanvaarding
van de burgerinfiltratie achterhaald. De Centrale
toetsingscommissie hanteert min of meer standaard de regel dat de
informant zijn criminele verdiensten moet afstaan.
- De heer Koekkoek:
- Vindt u het verantwoord dat een informant zijn
negotie gewoon kan voortzetten, inclusief de verdiensten die
erbij behoren? Vindt u dat aanvaardbaar bij deze methode? - De heer Van Randwijck:
- Dat vind ik onaanvaardbaar.
- De voorzitter:
- Maar kan de informant dan wel werken?
- De heer Van Randwijck:
- Er zullen oplossingen gevonden moeten worden in de sfeer van
tip- en toongelden. De politie zal lease-auto’s of wat dan ook
beschikbaar moeten stellen. In ieder geval is het behouden van
die
verdiensten ten eigen bate in mijn visie onverantwoord.
- De heer Koekkoek:
- Dus u zegt dat de zaak controleerbaar moet zijn, dat winsten
afgedragen moeten worden en dat de informant beloond moet
worden volgens de tipgeldregeling? - De heer Van Randwijck:
- Juist, dat is het precies. Noot Het is nu dus
de bedoeling dat criminele winst wordt ingeleverd. Bedacht dient te
worden dat er voorbeelden zijn van grote verdiensten door
burgerinfiltranten. - De heer Lith:
- Als ik praat over mijn periode, dan zijn er 15.000 kilo het
milieu ingegaan. Het gaat om softdrugs waarvan volgens mij – ik ben
er weliswaar een tijdje uit – de waarde toch niet meer is dan
ergens tussen de f 2000 en f 3000 per kilo op de vrije markt. Als
wij uitgaan van f 3000 per kilo vermenigvuldigd met 15.000 dan
praten wij over een bedrag van 4,5 mln. in de detailhandel. Waar
dacht u dat de winsten naartoe gingen? Ik heb altijd gezien dat
vooral de mensen aan de top er veel aan verdienen. Bij alle
onderzoeken die ik heb gezien, is dat aan de orde geweest. Er zal
dus best wel wat aan verdiend zijn door de informanten,
natuurlijk. Niemand doet iets voor niets. Noot
Een infiltrant in de Delta-operatie zou miljoenen hebben
overgehouden aan zijn werkzaamheden voor de organisaties waarover
hij informeerde. De infiltrant in de Beverzaak zou twee miljoen
hebben ontvangen voor zijn werkzaamheden. De politie had gedacht
dat het om enkele tienduizenden guldens zou gaan. Een aanbod van
een infiltrant om 50-50 te doen bij de aanvoer van verdovende
middelen werd echter afgewezen. Soms gaat het om kleinere bedragen
die bijvoorbeeld zijn betaald aan de chauffeur van een
drugstransport en die deze dan mag houden. In een ander geval mocht
de informant inzake een cocane-transport van een officier van
justitie uit het zuiden 200 kg meegenomen hasj houden, maar de
Amsterdamse officier van justitie – die omdat het om een
gecontroleerde aflevering ging ook bij de zaak was betrokken – stak
een stokje voor die afspraak.
De financile verantwoording van al deze bedragen laat danig te
wensen over. Die grote verdiensten staan echter niet in de weg aan
het feit dat niet iedereen in het veld de opvatting deelt dat de
criminele winst moet worden ingeleverd.
- De heer Wortel: Uitdagend gezegd:
- als wordt besloten op die manier met een meewerkende
informant in zee te gaan, is de consequentie dat hij zijn
verdiensten volledig behoudt. - De heer Koekkoek:
- Als je met een criminele informant in zee gaat, dan
hoort dat erbij? - De heer Wortel:
- Ja, onvermijdelijk. Noot En meer in het
algemeen blijkt dat de informant soms (naar de feitelijke
uitwerking van de mededeling gezien) wordt gewaarschuwd geen
inzicht in zijn criminele verdiensten te geven. Meegedeeld wordt
dat de informant die over zijn verdiensten spreekt, wordt verplicht
alles af te dragen. - De heer De Graaf:
- Ik kom nog even terug op het criminele geld. Voor alle
helderheid: er is aan de betrokken informant-infiltrant geen
beloning uitgekeerd in de zin van de tip-, toon- en
voorkoopregeling? - De heer Van der Putten:
- Dat is er wl.
- De heer De Graaf:
- Maar tegelijkertijd heeft de informant datgene wat
werd verdiend aan het zijn van schakel in het proces, ook mogen
behouden? Dan is hij eigenlijk twee keer betaald. De criminele
winsten mochten worden behouden n de tipgelden? - De heer Van der Putten:
- Ik heb al gezegd dat wij daar niet aandacht aan hebben
besteed, aan dat gedeelte van de financin. Dat hebben wij eigenlijk
in de hele keten niet gedaan. Noot
Het ministerie van Justitie vraagt sinds begin 1995 bij de
toekenning van tipgeld naar de afspraken die er met de informant
zijn gemaakt over het al dan niet afdragen van zijn criminele
winsten. Er zijn thans twee zaken bekend (de een betrof meer dan
f.200.000, de ander minder f.50.000) waarin de informant zowel
tipgeld als criminele winst heeft opgestreken. Over de zaak van
meer dan f.200.000 is opgemerkt dat men niet dacht dat de informant
ooit tipgeld gekregen zou hebben indien van het behouden van de
winsten op de hoogte was geweest. Noot
Tot op heden is zelden door een informant de criminele winst
ingeleverd, waarna hem tipgeld is verstrekt. In een van die
gevallen was het door hem ingeleverde geld een veelvoud van het hem
verstrekte tipgeld.
- De heer De Graaf:
- Er heeft in ieder geval een informant, die uw
korps, RCID of kernteam heeft ingezet, een forse
beloning gehad van enige honderdduizenden guldens. Daar stond
tegenover – en dat heeft mij in ieder geval verrast – dat de
betrokken informant criminele winsten daadwerkelijk had
afgedragen. - De heer Brand:
- Dat is ook onze stelregel. Als wij een informant
hebben die een handeling verricht voor een criminele organisatie
en hij krijgt daar geld voor, moet hij dat afdragen.(…) - De heer De Graaf:
- Hoe weet u nou of de betrokkene zich aan de afspraken houdt?
Als u zegt alle criminele winsten afdragen en hij draagt,
zeg maar, f. 800.000 af en f. 300.000 steekt hij in zijn eigen zak,
hoe weet u dan of hij dat niet of wel heeft gedaan? - De heer Brand:
- In ieder geval weet de informant dat hij een risico
loopt, als hij zijn afspraken niet nakomt. En als wij de criminele
organisatie oppakken en wij vinden daar de boekhouding waaruit
blijkt dat hij meer heeft ontvangen dan hij tegen ons gezegd heeft,
heeft hij natuurlijk toch een probleem. Want wij zullen hem er dan
zeer nadrukkelijk op aanspreken dat hij zich niet aan de afspraak
heeft gehouden. Dus ik denk dat de
informant die in dit traject toch dit risicovolle werk doet, er
alle belang bij heeft om zijn relatie met de politie goed te
houden.
- De heer De Graaf:
- Zou u hem dan oppakken?
- De heer Brand:
- Ja. Noot
- De heer De Graaf:
- Het is pas n keer voorgekomen, of niet, dat daadwerkelijk
winsten zijn afgedragen? - De heer Van der Voort:
- In het brede perspectief, zoals ik dat zojuist heb
geschetst, is het een aantal malen voorgekomen dat criminele
informanten geld hebben ontvangen van de criminele organisatie
voor verrichte diensten en dat geld hebben afgedragen aan de
politie. - De heer De Graaf:
- Zijn u gevallen bekend, waarin criminelen of informanten
criminele winsten aan justitie hebben afgestaan, zonder daarbij
ooit tipgeld te hebben gekregen? - De heer Van der Voort:
- Ja.
- De heer De Graaf:
- Hoe vaak is dat voorgekomen?
- De heer Van der Voort:
- En keer. Noot Er wordt thans met de minister
van Financin overlegd over de vraag of het geld in de algemene
middelen stroomt of niet. Noot Als probleem bij deze
constructie wordt vaak opgemerkt dat het moeilijk is zekerheid te
hebben over de vraag of de informant wel alle winst inlevert. - De voorzitter:
- Denkt u dat het ooit mogelijk is om iets te doen met
afdracht van alle winst? - Mevrouw Sorgdrager:
- Daar heb ik, eerlijk gezegd, zo mijn twijfels over.
- De voorzitter:
- Vindt u dat dat dan niet zou moeten?
- Mevrouw Sorgdrager:
- Ik denk dat je daar… Ja. Het kan wel, maar dan moet je wel
een informant hebben die je driedubbel controleert om te
kijken of hij inderdaad dat afdraagt, wat hij aan winst maakt. Ik
vind dat in de praktijk een moeilijk hanteerbaar gegeven.
Noot - De heer De Graaf:
- Denkt u dat het voldoende is om tot uitkeringen over te gaan
van de orde waarover wij het nu hebben, als de potentile winst vele
malen groter kan zijn? - De heer Wooldrik:
- Dat is het inschatten van de mate van betrouwbaarheid van
de informant. Wat is zijn motief? Is dat de criminele
winst in zijn zak stoppen, dan moet je er, behalve misschien in
een bijzonder uitzonderlijk geval, eigenlijk geen zaken mee doen.
Dat is het checken van wat voor vlees je in de kuip hebt. Ik had
het over de motieven van informanten om tips te geven en ik
zei dat je daar niet cynisch genoeg in kunt zijn. Maar je moet dat
wel goed kunnen doorprikken. Waar is hij op uit?
Noot
In het boven door Brand aangehaalde geval moest de informant van te
voren aangeven wanneer hij uitbetaald werd, zodat de runners hierop
aansluitend een afspraak met hem konden maken om het geld over te
dragen.
- De heer De Graaf:
- Er is een bedrag afgedragen dat – ik geef het toe – een paar
keer hoger is dan die paar tonnen door de betrokken
informant. Dat klinkt heel mooi, maar hoe weet u, hoe weet uw
politieteamleider, hoe weet de CID dat alle criminele
winst is afgedragen? - De heer Van der Voort:
- Dat weet je natuurlijk nooit zeker. Het gaat erom of het
contact met betrokkene zodanig is dat je ervan uitgaat dat hij niet
alleen alles vertelt, maar dat hij al zijn criminele winsten ook
afdraagt. Dat is een kwestie van professionaliteit van de runners
en de begeleiding van de runners. Ik heb dat nog eens nagevraagd.
Mij is gezegd dat datgene wat de criminele informant ontving
– hij ontving, zoals dat gebruikelijk is in dit soort zaken, geld
dat afkomstig is van de opbrengst van de verdovende middelen, neem
ik aan, want dat is vaak de enige bron van inkomsten – niet in n
keer werd ontvangen, maar in een aantal malen. Ik weet dat vooraf,
telkens bekend was wanneer hij het geld zou ontvangen, runners een
afspraak met hem maakten, of dat nu in de avonduren was, of in het
weekend, of op een gewone doordeweekse dag was, direct aansluitend
op het overdragen van het geld. Bij die gelegenheid is het geld
afgedragen en is de man gedebriefed, in die zin dat met hem is
gesproken over wat hij voor nieuws te melden had.
Noot
4.5.2 Andere tegenprestaties: deals met criminelen
Voor deals met criminelen in geval van zaken van leven en dood
en daarmee gelijk te stellen ernst, zoals bijvoorbeeld ernstige
aantasting van de veiligheid van de staat of van de volksgezondheid
biedt de Modelbrief van de procureurs-generaal van 1 juli 1983 de
grondslag. Onder een ernstige aantasting van de volksgezondheid
wordt mede de handel in verdovende middelen gerekend. Welke deals
mogelijk zijn meldt de modelbrief niet. In het navolgende wordt
ingegaan op deals van strafvorderlijke aard. Wel zijn twee gevallen
bekend waarbij in het belang van het opsporingsonderzoek de
uitzetting van een uitgeprocedeerde asielzoeker achterwege is
gelaten en toekenning van een verblijfstitel aan deze informanten
werd overwogen. Opgemerkt wordt wel dat de tegenprestatie buiten
het gebruikelijke strafrechtelijke beleid kan liggen. Voorts wordt
benadrukt dat de deal een uiterste redmiddel is voor het geval het
doel niet op andere wijze is te realiseren. De inbreng van de
crimineel moet essentieel zijn en de tegenprestatie kan geboden
worden, nadat de verstrekte informatie haar deugdelijkheid heeft
bewezen. Procedureel wordt schriftelijke verslaglegging vereist en
dient de behandelend officier van justitie met de parketleiding te
overleggen. Aan de hoofdofficieren wordt verzocht, contact op te
nemen met de procureur-generaal van het ressort. De modelbrief
schrijft centrale registratie niet voor en deze vindt ook niet
plaats.
Buiten de gevallen van de Modelbrief vinden ook deals plaats. Zo
is de Hoge Raad ingegaan op een deal die betrekking had op de eigen
positie van de verdachte: de man maakt schoon schip in ruil voor
een lagere eis Noot. Dit type deals (guilty-plea’s) blijven
verder onbesproken. Een ander type deal heeft wel degelijk
betrekking op afspraken met criminele informanten, doch buiten de
in de modelbrief bedoelde gevallen. Illustratief voor de delicate
waarde die aan de term deal moet worden toegekend is het geval
waarvan de Haagse procureur-generaal stelde dat geen sprake was van
een deal. Maar feit is dat na bemiddeling door een hasj-boer twee
kostbare schilderijen werden teruggevonden, terwijl het ingestelde
hoger beroep van het OM tegen de (vergeleken met de eis) nogal laag
uitgevallen uitspraak over de hasj-boer werd ingetrokken
Noot . Aan de Centrale Toetsingscommissie zijn in 1995
(tot 28 november) 5 deals ter toetsing aangemeld.
Tabel 2 Deals met criminelen aangemeld bij de CTC
Zaak 1. Handel in
verdovende middelen
uit Suriname
Toetsingsverzoek
Deals met afgestraften: belastende
verklaringen in ruil voor o.a.
strafvermindering en geen
uitlevering.
Voorleggen aan rechter
Ja, vrijwaring voor nog te bekennen
misdrijven alleen in relatie tot
Suriname.
Toestemming en oordeel CTC
Zaak 2. Handel in
verdovende