10.6 Nederlandse opsporingsambtenaren in het
buitenland
Nederland is in 1978 begonnen met het stationeren van
liaison-officers in het buitenland. Zij worden als justitie-attach
geplaatst bij de respectieve diplomatieke vertegenwoordigingen.
Daartoe vindt afstemming plaats met het ministerie van Buitenlandse
Zaken en met het hoofd liaisons van de afdeling ACCI van de DCRI.
Verantwoordelijk voor het optreden van de liaison-officer is de
ambassadeur. Oorspronkelijk waren de liaison-officers alleen drug
liaison-officers en hielden zij zich bezig met informatie-inwinning
en -verstrekking ten aanzien van verdovende middelen (met name
Zuid-Oost Aziatische herone). Interpol gaf destijds weinig houvast
voor de informatie-uitwisseling en er werd naar een alternatieve
methode gezocht om de informatie-stroom te optimaliseren. De taak
van de verbindingsofficieren is algemener geworden en zij zijn nu
inzetbaar voor werkzaamheden die het hele terrein van de
georganiseerde criminaliteit beslaan.
In Oost-Europa is de uitbreiding van het takenpakket verlopen
van verdovende middelen via drug related crime – zoals witwassen –
naar vrouwenhandel, mensenhandel en autodiefstallen. In Pakistan
verschoof het werk van voornamelijk narcotica-zaken naar fraude,
illegale immigratie, belastingen en geldstromen. De
hoofdbestanddelen van de functie van de liaison-officer zijn: a)
het onderhouden van functionele contacten in het gastland; b) het
geven van advies aan Nederland en gastland;c) (operationele)
informatie-inwinning en uitwisseling en d) het verstrekken van
management-informatie door middel van rapportages over het
criminaliteitsbeeld, de politieke situatie, de organisatie van
politie en justitie. Het laatste kan bijvoorbeeld betekenen dat de
verbindingsofficier rapporteert over verandering van wetgeving; een
opsporingsmethode
zoals gecontroleerde aflevering is bijvoorbeeld niet in alle landen
bij wet geoorloofd. In beginsel houden de liaison-officers zich
niet bezig met inhoudelijk werk. De opsporingsdiensten in het
thuisland moeten feitelijk de operationele werkzaamheden
verrichten. De liaison-officers hebben hooguit een
bemiddelingsfunctie in het verrichten van verder onderzoek in het
gastland. Dat kan echter inhouden dat zij toch enige operationele
werkzaamheden verrichten. Feitelijk hebben zij CID-status en kunnen
zij gevoelige informatie inwinnen, deze coderen en doorgeven aan
het LCID; deze zet het dan weer uit bij de lokale
CID-afdelingen.
De belangrijkste informatie wordt verkregen van de plaatselijke
autoriteiten en buitenlandse opsporingsautoriteiten die in het
desbetreffende land of de regio zijn gestationeerd. Voorts worden
in Pakistan visumaanvragen die bij de ambassade binnenkomen door de
verbindingsofficier in Pakistan gecheckt om te zien of er geen
subjecten tussenzitten. Ook de informatie die afkomstig is uit de
onderzoeken van andere buitenlandse verbindingsofficieren zijn van
belang. Tussen de Nederlandse en buitenlandse verbindingsofficieren
in het buitenland bestaat een netwerk. Zo zijn er in Islamabad 20
verbindingsofficieren aanwezig uit Nederland, de Verenigde Staten,
Frankrijk, Duitsland, Noorwegen, Itali, Australi en Canada). Deze
zijn verzameld in een club, genaamd de Foreign Anti-Narcotics
Committee. Liaison-officers voeren ook wel eens observatieklussen
uit voor de Nederlandse politie, zoals kijken of iemand vertrekt
van een luchthaven. Een verbindingsofficier kan betrokken worden
bij het ensceneren van een gecontroleerde levering, hetgeen meestal
begint met informatie van een informant. Indien een gecontroleerde
aflevering in het buitenland plaatsvindt onder betrokkenheid van de
verbindingsofficier wordt overleg gepleegd met de Nederlandse
ambassadeur aldaar, die de politieke verantwoordelijkheid over de
verbindingsofficier heeft. In het kader van een rogatoire opdracht
kan de verbindingsofficier gevraagd worden bij een verhoor aanwezig
te zijn, inzage te krijgen in de in beslag genomen zaken. etc.
Nederlandse opsporingsambtenaren zijn door de DCRI in 18 landen
gestationeerd. In onderstaand overzicht wordt met LO de
liaison-officer bedoeld:
Tabel
Alle verbindingsofficieren behalve die in Lyon, Europol en de
Nederlandse Antillen zijn geplaatst onder de diplomatieke
vertegenwoordigingen in het gastland (bijvoorbeeld ambassades en
consulaten). Alle verbindingsofficieren, behalve die bij Interpol
en Europol, worden administratief ondersteund door een secretaresse
aldaar. In Bangkok (2), Pakistan (1) en Turkije (1) zijn lokale
medewerkers met een lokale nationaliteit werkzaam. Dit in verband
met de cultuur of de taal van de regio of het land. Van incidentele
stationering is met uitzondering van het project Brazili nog geen
sprake. Bij de Afdeling liaisons zijn momenteel 2
verbindingsofficieren in opleiding (Bijzondere opdrachten); deze
zullen na de zomerperiode van 1995 ingezet worden voor
casus-gerichte opsporingsonderzoeken op locaties waar de DCRI nog
geen posten heeft ingericht. Bij uitzending worden zij onder
dezelfde werkingssfeer gebracht als de verbindingsofficieren op
locatie.
Binnen het Nederlandse Koninkrijk zijn twee Nederlandse liaisons
gestationeerd op Curaao (Willemstad). De groep Nederlandse Antillen
werd op 1 mei 1993 operationeel. Deze is tot stand gekomen in nauwe
samenwerking met het Kabinet Nederlandse Antilliaanse en Arubaanse
Zaken (KABNAAZ). De voornaamste redenen voor het stationeren van
verbindingsofficieren op de Antillen was de steeds toenemende
betrokkenheid van de Nederlandse Antillen bij de georganiseerde
criminaliteit (vooral drugs en economische criminaliteit). Taak van
deze verbindingsofficieren is vooral de intensivering van de
samenwerking met het Korps Nederlandse Antillen en het Politiekorps
van Aruba; het verlenen van technische bijstand aan deze
politiekorpsen; het opbouwen en uitbreiden van het netwerk in het
Carabische gebied; het verbeteren van de samenwerking met
zusterdiensten op de Antillen; en het alert zijn op relevante
ontwikkelingen die van invloed zouden kunnen zijn op het
Nederlandse beleid ter zake. De twee CRI-verbindingsofficieren op
de Antillen hebben geen diplomatieke status, omdat de Antillen niet
als buitenland worden beschouwd. De afstemming met het ministerie
van Buitenlandse Zaken en de Afdeling liaisons dan wel de ACCI, de
verplichting tot rapportage over te ondernemen en ondernomen
activiteiten, de controle vanuit Nederland en de verantwoording aan
de ambassadeur ter plaatse vormen onderdeel van het toezicht dat op
verbindingsofficieren wordt uitgeoefend.
Wat dit nu in concreto betekent is echter niet duidelijk.
Voorbeeld: wie erop toeziet of en in welke mate de Nederlandse
ambtenaren bijdragen aan de arrestatie en vervolging van
Nederlanders in het buitenland is niet te achterhalen; het is zelfs
de vraag wie voor dit soort vragen het meest gerede aanspreekpunt
voor de liaison officer is.
Ook in het buitenland gelden grenzen ten aanzien van de
informatievoorziening. Door het gastland wordt evenwel minder of
geen controle uitgeoefend op de werkzaamheden van de Nederlandse
verbindingsofficier. Er wordt in landen als Pakistan veel vrijheid
gegeven om zelf onderzoek te doen. Wel bestaan in de meeste regio’s
waar Nederlandse verbindingsofficieren zijn gestationeerd, bepaalde
veiligheidsrisico’s. Verzoeken om informatie aan de Nederlandse
verbindingsofficieren in het buitenland komen uit verschillende
hoeken: de politiekorpsen (via de ARI’s), de sociale
verzekeringsbank, het GAK, de Immigratie- en naturalisatiedienst en
de FIOD. Er bestaat minder of geen contact met de AID en de ECD.
Het klankbord van de verbindingsofficier binnen de CRI is in eerste
instantie de narcotica-afdeling of een andere fenomeen-afdeling.
Verder verlopen de contacten voornamelijk met de ARI’s. Zij praten
over de actuele stand van zaken in de onderzoeken. Het hoofd van de
Afdeling liaisons van DCRI houdt hier toezicht op door middel van
dagjournaals waar in staat wat de stand van het onderzoek is, hoe
de contacten met de verbindingsofficieren verlopen, welke afspraken
gemaakt zijn met buitenlandse opsporingsautoriteiten, en de redenen
van buitenlandse justitile autoriteiten om verzoeken goed te keuren
dan wel af te wijzen. Als vanuit de ARI’s geklaagd wordt dat
informatie niet snel genoeg geproduceerd wordt kan de Afdeling
liaisons bijsturen. Toetsing van de door de verbindingsofficier
verkregen informatie vindt in principe in Nederland plaats. De
rechter-commissaris moet alhier de hardheid van de informatie en
het aanvragen van een rogatoire commissie toetsen.
In het verleden hadden grootstedelijke korpsen ook hun eigen
liaison-officers in het buitenland. Het is niet geheel duidelijk of
dat nog steeds het geval is.
Behalve de politile opsporingsdiensten hebben ook de bijzondere
opsporingsdiensten verbindingsofficieren gestationeerd in het
buitenland. Het Douane informatie centrum (DIC) heeft er 1 in
Parijs en 1 in Bonn, en in de nabije toekomst ook 1 in Londen; er
is geen ruimte in het Koninkrijksverdrag om informatie uit te
wisselen met overzeese gebieden. Voorts hebben de BVD en de
Immigratie- en naturalisatiedienst in diverse landen hun eigen
verbindingsofficieren geplaatst. Het is niet duidelijk of er en zo
ja hoe cordinatie van deze liaison-officers plaatsvindt.
Een bijzondere categorie bestaat uit de (contact-)ambtenaren bij
internationale eenheden als Interpol, de EDU, en de Unit de la
Cordination de la Lutte Anti-Fraude (UCLAF). Op hun taak,
bevoegdheden en de controle op hun werkzaamheden wordt in het kader
van dit rapport niet verder ingegaan.