HOOFDSTUK 8 HET ARCHIEF
Het archief van de commissie bestaat uit het archief van de
onderzoeksgroep-Fijnaut en het archief van de commissie. Het
archief-Fijnaut is, conform de afspraken met de ministers van
Justitie en Binnenlandse Zaken, ondergebracht bij de Centrale
recherche informatiedienst. De stukken die de commissie zelf heeft
verzameld, bevinden zich in de ruimten van de enqutecommissie in
het gebouw van de Eerste Kamer. De enqutecommissie heeft in de loop
van haar onderzoek zeer veel documenten verzameld. Het archief
bestaat uit documenten verkregen op grond van artikel 3 van de Wet
op de Parlementaire Enqute, spontaan toegestuurde stukken en de
door haar zelf geproduceerde stukken. Daarnaast beschikt de
commissie over een bibliotheek, bestaande uit onder meer
wetenschappelijke literatuur, jurisprudentie, beleidsrapporten en
officile publicaties.
Het archief werd door de documentalisten opgebouwd,
gecatalogiseerd en toegankelijk gemaakt met behulp van een
data-base softwarepakket. Het beheer van het archief is in handen
van de griffier en de documentalisten.
Alle post van en naar politie, justitie en ministeries alsmede
alle door de leden van de commissie en de staf geproduceerde
stukken, zoals notities, rapportages, agenda’s, convocaties,
besluitenlijsten en dergelijke, kregen een zogenaamd CvT-nummer
(Commissie Van Traa-nummer). De verslagen van interviews, de
uitnodigingen voor informele gesprekken en voor verhoren, de
stenogrammen van de informele gesprekken en de verhoren als ook de
publieksbrieven kregen eigen nummers.
De commissie kende drie categorien stukken: geheim, intern en
openbaar. De documentalisten beoordeelden in overleg met de
griffier welke classificatie van toepassing was.
De geheime stukken werden in een kluis bewaard en konden alleen
worden ingezien in de stafruimte van de commissie. Deze stukken
mochten die ruimte niet verlaten. Van sommige geheime stukken
mochten alleen de voorzitter en de ondervoorzitter van de commissie
kennisnemen. Interne stukken bestonden uit stukken ten behoeve van
de commissie en haar staf. Zij werden in afgesloten kasten bewaard.
De openbare stukken waren openbaar en konden vrijelijk worden
meegenomen.
Deze onderverdeling was onderdeel van het veiligheidsplan dat
betrekking had op de beveiliging van documenten. Derhalve is deze
classificatie niet doorslaggevend voor de vraag welke stukken na de
beindiging van het onderzoek openbaar kunnen worden gemaakt en
welke geheim moeten blijven. Tegen het einde van haar onderzoek
moest de commissie zich buigen over het archief, inclusief dat van
de onderzoeksgroep-Fijnaut. Artikel 29a van de Wet op de
Parlementaire Enqute bepaalt dat na de beindiging van het onderzoek
van een enqutecommissie de Kamer besluit dat de processen-verbaal
en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan
wel gedurende een door haar te bepalen periode worden bewaard in
het archief van de Kamer of in het Rijksarchief. Bescheiden en
aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie, genomen
krachtens de haar bij artikel 18a en 18b van de Wet op de
Parlementaire Enqute verleende bevoegdheid, geheim dienen te worden
gehouden, maken geen deel uit van dit archief. De commissie bepaalt
waar deze geheime stukken worden bewaard en gedurende welke periode
zij geheim zullen zijn.
Zoals hierboven vermeld, werden ingevolge het veiligheidsplan
alle stukken onderverdeeld in de categorien geheim, intern en
openbaar. De commissie besloot alle stukken die als openbaar zijn
geclassificeerd, ook na afloop van het onderzoek openbaar te maken.
Hetzelfde geldt voor de meeste stukken die als intern zijn
bestempeld. Het archief van de commissie, in het bijzonder het
archief van de onderzoeksgroep-Fijnaut, bevat stukken die, gezien
de inhoud ervan, als geheim zijn geclassificeerd en die na afloop
van het onderzoek ook geheim dienen te worden gehouden.
Artikel 18b van de Wet op de Parlementaire Enqute biedt de
commissie een mogelijkheid daartoe. Dit artikel bepaalt dat de
commissie om gewichtige redenen in verband met de bescherming van
de in artikel 3, eerste lid, genoemde personen of van een belang,
bedoeld in artikel 18, kan besluiten aan haar overlegde bescheiden
of gedeelten daarvan niet openbaar te maken. Voorzover deze geheime
stukken deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie,
worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de
leden van de Kamer, die omtrent de inhoud van die stukken
geheimhouding moeten bewaren. In een beperkt aantal gevallen heeft
de commissie afspraken gemaakt met afzenders om de toegezonden
documenten na afloop van het onderzoek terug te zenden.