Naast de in de vorige paragrafen genoemde vormen van organisatiecriminaliteit kunnen eigenaren van bouwbedrijven zich schuldig maken aan andere vormen van crimineel gedrag. Deze vormen zijn op de n of andere manier verbonden aan de bouwnijverheid zelf, in het bijzonder om verlichting te brengen in de grote druk die de bouwnijverheid nu eenmaal op de participanten uitoefent. Fraudegevoeligheid in de bouw heeft vooral te maken met kenmerken van de structuur en de organisatie van de bouwnijverheid en is mede het gevolg van het feit dat administratieve controles doorgaans zeer moeilijk zijn en zeer tijdrovend. Deze fraudes zijn lastig te onderscheiden van fraudes die door malafide bouwondernemingen of door criminele groepen worden veroorzaakt.
1. In de bouw wordt zwart geld gecreerd door valse facturen op te maken. In de kasboekhouding worden facturen van een ander bedrijf als kasuitgave geboekt. Dat kan een gefingeerd bedrijf zijn of een bestaand bedrijf dat van ver weg komt. Voor het gefingeerde bedrijf wordt een vestigingsplaats gekozen die buiten het ambtsgebied van de belastingeenheid ligt waar het frauderende bouwbedrijf zich bevindt. Een andere manier is valse facturen op te maken onder gebruikmaking van facturen van een niet meer bestaand bedrijf. Tenslotte kunnen valse facturen worden gemaakt door facturen van priv leveringen voor de ondernemer naar het bedrijf te laten sturen.
Het op deze manieren gecreerde zwarte geld kan worden gebruikt om het niet verantwoorde personeel uit te betalen (Van der Spek en Van Geuns, 1993, p. 75) of om priv-uitgaven van de aannemer/eigenaar te dekken. 2. Een andere mogelijkheid om zwart geld te creren is het uitschrijven van valse facturen of het boeken van smeergelden. Om een goede urenregistratie aan de opdrachtgever of de hoofdaannemer te kunnen verstrekken, laat men op papier werknemers die officieel in dienst zijn op verschillende plekken tegelijk werken. In de praktijk zijn er dan zwartwerkers onder een valse naam op n van deze plaatsen werkzaam. Maar naast het inhuren van zwart werkend personeel komt het voor dat werknemers voor een deel in de vorm van bovenmatige onkosten-vergoedingen worden beloond. Ook op die manier wordt afdracht van premies en belastingen voorkomen. Wat verder bij kleine bedrijven nog wel eens voorkomt, is dat niet alle overuren worden verantwoord: bij grote bedrijven wordt soms met vorstverletpremies gefraudeerd (Van der Spek en Van Geuns, 1993, p. 136).
3. Voorts komt het steeds vaker voor dat bedrijven vanuit het buitenland opereren. Men maakt dan gebruik van buitenlandse rechtspersonen (zoals het Duitse GmbH of een Engelse Limited) en van buitenlandse werknemers, waarvoor premies en belasting in het buitenland moeten worden betaald. Men maakt in dat geval handig gebruik van de situatie dat in andere landen (bijvoorbeeld Engeland en Ierland) de premieheffing lager is dan in Nederland. Deze buitenlandse constructies worden ook door koppelbazen anno 1995 gebruikt (zie hoofdstuk 6). Door slim in te spelen op de verschillende jurisdicties van de afzonderlijke landen is niet te achterhalen of de premies in het buitenland inderdaad zijn afgedragen.
4. Een variant hierop is het verschijnsel dat bouwbedrijven zich onder valse opgave inschrijven of zich bij een andere bedrijfsvereniging of Kamer van Koophandel inschrijven. In het eerste geval betaalt men minder premies en in het tweede geval is het bedrijf nergens bekend en draagt men geen premies en belastingen af. De kans dat men wordt opgespoord is klein omdat de mogelijkheid dat zo'n bedrijf wordt gecontroleerd, nihil is (Van der Spek en Van Geuns, 1993, p. 75).
5. Ook kunnen bedrijven door valse facturen de btw-verplichting ontlopen en zo de kosten van een
bouwonderneming verlagen, of als men wil, de zwarte winsten laten toenemen. Een bekend voorbeeld van
btw-fraude is de carrousellevering waarbij sprake is van een facturenstroom zonder dat goederen zijn gekocht of
geleverd. Wel wordt daarmee ten onrechte BTW van de schatkist teruggevorderd.
6. Sommige architecten en bouwondernemers houden nauwelijks rekening met de arbeidsomstandigheden in
de bouw. Allerlei verordeningen van de Arbowet worden aan de laars gelapt om vertragingen in het
bouwproces te minimaliseren en arbeidskosten te drukken. Geld voor de beveiliging van de bouwvakkers tijdens
hun werk wordt zelden in de aannemingssom opgenomen.
7. Een vorm van oplichting betreft het bewust niet of niet volledig opleveren volgens bestek. Het komt voor, al
ontbreken daarvoor de concrete cijfers, dat verkeerde materialen worden gebruikt en dat goedkoper wordt
gebouwd dan met de opdrachtgever is afgesproken en in rekening is gebracht. De Vereniging Eigen Huis strijdt
al jaren tegen deze (alledaagse) praktijk.
8. Het bewust overschrijden van het budget is voornamelijk uit de buitenlandse literatuur bekend als een illegale activiteit van malafide ondernemingen. Extra betalingen worden in dat geval geist onder dreiging het gebouw of bouwwerk anders onafgemaakt te laten. In Nederland zijn daarover geen gegevens bekend. Grote, meestal publieke projecten, zoals de Stopera, het ministerie van VROM, lopen een groter risico dat het budget wordt overschreden. Maar een overschrijding houdt niet altijd direct malafide handelen in. Verkeerde calculaties, overmachtsituaties en niet te vergeten, de steeds veranderende wensen van ijdele politici en verantwoordelijke ambtenaren tijdens het bouwproces, leiden tot aanzienlijke overschrijdingen van de aannemingssommen.
9. Een andere mogelijkheid is tijdens de bouw na ontvangst van de eerste betalingen van de aannemingssom het bedrijf failliet te laten gaan. Een variant hierop is het bedrijf na oplevering failliet laten gaan om eventuele aanspraken op garantie te ontlopen.
10. Men kan kartelafspraken maken met andere projectontwikkelaars en onderaannemers om de kostprijs van bouwprojecten kunstmatig te verhogen. Zo strijdt de Vereniging Eigen Huis tegen deze praktijk omdat zij van mening is dat daardoor de woningen in Nederland gemiddeld zo'n 15% te duur zijn. 11. Een andere vorm van organisatiecriminaliteit is het omkopen van potentile opdrachtgevers. Bij de private bouw zou het kunnen gaan om het omkopen van directieleden van bedrijven en organisaties of van projectontwikkelaars. Bij publieke bouwwerken zouden politici of ambtenaren kunnen worden omgekocht om nieuwe contracten binnen te halen. Omkoping vindt doorgaans plaats in de fase van de aanbesteding (Mller, 1994; Dohmen en Langenberg, 1993). Smeergelden of steekpenningen worden door de FIOD als volgt omschreven:Steekpenningen worden door bouwbedrijven betaald aan personen die een sleutelfunctie vervullen bij (potentile) opdrachtgevers. Reden voor het betalen van steekpenningen is het bewegen van genoemde sleutelfiguren om orders bij de betalende ondernemingen te (blijven) plaatsen. Steekpenningen worden in het algemeen betaald in contanten. Ze komen echter ook in andere vormen voor, denk bijvoorbeeld aan overdreven relatiegeschenken of representatie-uitgaven, gratis werkzaamheden bij de sleutel functionaris priv (...), het aanbieden van reizen en betalingen onder mom van aanbrengprovisies, inschrijfgelden en andere tegemoetkomingen aan de opdrachtgever. Steekpenningen komen onder vele benamingen voor, bijvoorbeeld tipgeld, smeergeld, commissies, provisies, n.n. (Fiod, 1994). Mller (1994) onderscheidt vier momenten waarop omkoping kan gebeuren: (1) voor het uitbrengen van een offerte. Dit wordt ook wel in marketingjargon omschreven als het bewerken van de markt; (2) tijdens het uitbrengen van de offerte; (3) de tijd die ligt tussen het uitbrengen van de offerte en het vaststellen welk bedrijf de opdracht krijgt, en (4) na de opdracht (om de besluitvormers te bedanken). Hoewel in de wandelgangen zakenmensen geregeld naar buiten brengen dat zonder het betalen van smeergelden nauwelijks (meer) zaken kunnen worden gedaan of opdrachten kunnen worden binnengehaald, bestaan er geen gegevens over de corruptie in het bedrijfsleven in Nederland. Door Van de Bunt (1993) is in een telefonische enqute aan een steekproef uit het bedrijfsleven (in het bijzonder personeelsleden die in een bedrijf zijn aangesteld om corruptie te bestrijden) gevraagd over hun ervaringen met corruptie (niet alleen bedrijven uit de bouwnijverheid!). Hij vermoedt dat het dark number hoog is. Ongeveer 22% van de ondervraagden maakte melding van corruptiegevallen. Van de Bunt wijst er op dat de telefonische enqute niet het meest geschikte instrument is om de omvang van corruptie in het bedrijfsleven vast te stellen is en heeft daarom de gesprekken schriftelijk laten bevestigen.
In de publieke bouwsector zouden politici en ambtenaren als doelwit kunnen worden uitgekozen om hen met smeergelden of andere gunsten te bewegen bouwopdrachten te gunnen. Juist om de zeer grote bedragen die met infrastructurele werken gemoeid zijn, is het binnenhalen van bouworders voor een bedrijf heel belangrijk. Huberts (1993) heeft geprobeerd op basis van een enqute een schatting te maken van het aantal corruptiezaken bij de overheid in Nederland. Hij kwam tot een schatting van 247 zaken per jaar. Met name in middelgrote gemeenten (25-100.000 inwoners) zouden zich relatief de meeste gevallen voordoen. Door gemeentesecretarissen wordt de bouwnijverheid als de meest kwetsbare plaats voor het voorkomen van smeergelden en omkopingspraktijken genoemd.
De CRI beschikt in Nederland niet over een overzicht van het aantal zaken met betrekking tot het aannemen
van steekpenningen door overheidsfunctionarissen bij de aanbesteding van publieke werken. De relatief beste
informatie kan worden verkregen uit journalistiek speurwerk op dit gebied. De journalisten Joep Dohmen en
Henk Langenberg hebben voor hun reeks publikaties in De Limburger over corruptie bij het provinciaal en lokaal
bestuur in Limburg in 1993 de Prijs voor de Dagbladjournalistiek ontvangen (Dohmen en Langenberg, 1993).
In deze publikaties hebben zij nauwgezet alle verdachte belangenverstrengelingen van bouwbedrijven met
politici en ambtenaren ontrafeld. Hun speurzin heeft geleid tot een aantal strafprocessen maar veroordelingen
zijn er niet of nauwelijks uit voort gekomen. Het betalen van smeergelden komt in Nederland voor, maar de
mate waarin is dus vooralsnog onbekend.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken